18-03-2013

Consonantische fonemen

Voor mij ligt de vraag. Maak ik boos of maak ik blij? Lachend kies ik dit keer voor de boosheid. Ik doop mijn pen in zwarte inkt. Duizend gedachten flitsen door mijn hoofd, ze persen zich vol overtuiging door de napjes van mijn hersententakels. Ik kan niet zeggen dat ik ze met open armen ontvang. Eén boze, één hele boze gedachte neemt mij volledig in beslag.

Ik ben bang, bang voor deze boze gedachte en toch speel ik hem uit. Ik weet niet beter, hij borrelt heftig in mijn hoofd. Wat rest is destillatie en vertaling naar een schriftelijke vorm. Van platte tekst naar schietgebed, van column naar pamflet. Oratio de hominis dignitate. Een oratie over de waardigheid van de mens. De mens een dier. Het dier een columnist.

Bestiaal is de columnist die dierlijk zijn verhalen koketteert. Die flirt en pronkt met alle letters van het alfabet. Wat zou ik hem eens graag vastnagelen, met klinkers aan zijn medeklinkers. In het hart van zijn eigen lettergreep wil ik hem treffen. Ontdoen, onsetten van consonantische fonemen. Met categorische perceptie wil ik hem pijnigen. Zijn tong laten struikelen over onmogelijke labiale stemhebbende plosieven.

Gorgelend en keel hoestend, in brute samenzang met wel duizend occlusieven, zullen alle plofklanken in zijn barbaars gehemelte een pijnlijke obstructie vormen. Het huigje kneden heeft geen enkele zin. Op de taalpijnbank zal ik al zijn taalobstructies wegsnijden met gouden stemvorken- en messen. Zodoende zal door een aangepaste articulatie van fricatieven, sprake zijn van een gedeeltelijke vernauwing van het spraakkanaal. Hier zal nog sporadisch enige lucht langs kunnen stromen.

Dat moet de columnist toch benauwen, zou je denken. Niets is minder waar, het brengt de columnist alleen maar op ideeën. Een groter plan zal hij bedenken, boosaardig of in blijheid. Triomfantelijk zal hij het neerpennen en met humor en satire zalven. Geneeskundig, krachtig zal hij dokter spelen in ons brein. Oedipussen en Elekra’s los pulken. Krachtig zal hij terugslaan met gevederde pen, gedrenkt in zoete olie. Ach, een beetje columnist zet alle werelden in vuur en vlam.

Zijn brandende liefde slaat voortdurend kolkend om zich heen. Is alleen te temmen in zijn oorsprong. Van origine is de columnist een heetgebakerd typje. Een publiek figuur verword hij zodra hij zijn hoofd boven het maaiveld steekt. Medecolumnisten zijn dan stik jaloers. Jaloezie doet grote wonderen, stimuleert boosaardigheid, laat creativiteit ontplooien. Ze schrijven, pennen, toetsen bord, ontvouwen lettergrepen. Met worstenvingers en pianohandjes. Ontneem een columnist zijn inkt en wapenvingers. Sterven zal ie dan. Heel stilletjes, monddood.