15-10-2015

Schrijfveren Oktober 2015 (1 t/m 15)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


1. De macht van de gesloten deur

De zakdoek die ik voor mijn neus houd is volgelopen met bloed. Het werd me allemaal even te veel. De tranen die uit mijn ogen lopen in de zakdoek verdunnen het bloed. Mijn witte T-shirt kleurt langzaam roze. Waarom moet ik dit nu weer meemaken? Ik wil het niet. Mijn gedachten glijden af.

Ik ben tien jaar en sta voor het zwembad en zie hoe groot de rij is. Het is echt dringen geblazen. De ruimte met ijzeren beugels, die het publiek in goede banen moet leiden, staat vrij vol. Op het moment dat ik aan wil sluiten dringt een klein jongetje voor en perst zich tussen mij en de ijzeren railing. Wat een brutale vlegel. Ik schat in hoe groot ie is. Iets kleiner dan ik. Ik raap mijn moed bij elkaar en duw hem met een flinke zet opzij. Verbaast over mijn eigen actie krijg ik meteen een grote bek terug. De jongen probeert weer voor te dringen. Wie A zegt moet B zeggen en ik duw hem nog een keer wat harder weg.

Wegwezen, roep ik hem toe. De jongen druipt af, pislink.
Nog geen vijf minuten later word ik op mijn schouder getikt. Ik draai me om en zie een grote jongen achter me staan. Achter hem staat het kleine jongetje van zonet. Ik zie nu pas met wie ik te maken heb. Het zijn kampers. Dit is goed mis. "Heb jij mijn broertje zojuist weggedrukt?" Voordat ik kan antwoorden krijg ik een flinke tik tegen mijn neus. Het wordt even zwart voor ogen en ik maak me snel uit de voeten. Mijn lust te zwemmen is voorbij. Het is bloedjeheet en ik druip af naar huis. De zwemtas op mijn rug gebonden.

Opnieuw sta ik voor een gesloten deur. Niemand thuis. Hoe hard ik ook bonk. Wat is dat toch met gesloten deuren. Ik wil hem open trappen. Maar dat lukt niet goed. Ik ga hier niet nog een keer mijn neus stoten. De klap die ik dit keer voor mijn kanus heb gehad doet nog zeer. Het bloeden houdt maar niet op. Ik haal mijn tong eens flink over mijn bovenlip en slurp het rode vocht naar binnen. Het smaakt vies zoet. Nog een keer trap ik tegen het staal. Tevergeefs. De macht van de gesloten deur blijft mij parten spelen. Maar ik wil naar binnen, hoe dan ook. Dan zwaait de deur ineens open. En wie staat daar in de deuropening? De cipier. Met een brede glimlach en een nieuwe zakdoek.

Geschreven met kleine censor.


2. Mijn handen staan ernaar

Hoofd, hart, kolenschoppen, ballpoints, plavuizen, melkfles, borsten, klei, toetsen, rekenmachine, haar, borstel, toiletpapier, bestek, afstandsbediening, schoenen, wanten, eelt, Nivea, zeep, urine, gebit, tandenborstel, tomaten, fruit, schaamlippen, verwarming, kachel, houtblokken, hakbijl, pik, clitoris, stofzuiger, zeem, poepgat, billen, walnoten, blaadjes, gieter, verrekijker, fotocamera, telefoon, autosleutels, magnetron, oven, grip, begrip, tafeltennisbatje, tennisracket, hockeystick, tuinmeubels, hangmat, schroeven, spijkers, cement, olie, citostick, kliko, frikadel, augurken, uitjes, slaatje, ijs, diepvriezer, onderbroek, slipje, knie, rug, zonnegroet, picobello, gebarentaal, waarschuwing, bril, boek, bladzijde, woord, letter, lijm, sperma, radioknopje, lange vingers, koekjes, drop, krant, plaatselijk leugenaartje, deurklink, kaasschaaf, kattenluik, brievenbusklep, aansteker, kurkentrekker, plantenbak, hond, kat, goudvis, mug, vlieg, paard, koe, vriend, vriendin, familie, bloed, kou, hitte, brand, rots, zand, gordijn, lichtknop, treinkaart, bankpas, vingers, huid, nagels, riem, hamer, schuurpapier, scheermes, schuim. Et cetera. Maar niet voordat mijn ogen ernaar hebben gekeken. Gezien, gepakt, gevat.

Geschreven met kleine censor

3. De stem van het lichaam

Mijn boer wordt gevolgd door een scheet. Beiden nat. Ik trek de lakens en deken over mijn hoofd. Naast mijn bed staat een emmer. Wie heeft die daar neer gezet? De kamer waarin ik me bevind is donker, de gordijnen dicht. Hoe laat zou het zijn? Ik heb geen idee. Ik probeer te bevatten wat er de laatste uren is gebeurd? Mijn hoofd lijkt zo nu en dan te ontploffen en mijn hartslag maakt overuren. Onder mij hoor ik geluiden. Ik kan ze niet plaatsen. Het lijkt of de hele kamer beneden mij vol zit met mensen. Ze praten druk met elkaar, maar kan ze niet verstaan.

Heel langzaam komen plaatjes terug. We zijn vandaag kampioen geworden. In de derde klasse. En ik was erbij. Ik mocht meedoen, toch? Volgens mij heb ik zelfs twee doelpunten gemaakt. Het feestje na afloop was geweldig. Het bier vloeide rijkelijk. Zonder te douchen meteen het clubhuis in. Meteen aan het bier. De meters werden in sneltreinvaart aangeleverd. Tussendoor een broodje kroket gegeten. Op aanraden van een teamgenoot. Vijftienjaar en voor het eerst kampioen. Dat ik mee mocht doen in het eerste, vond ik geweldig. Helaas kon mijn vader niet komen kijken. Hij had een ander feestje op de camping. Daar werd uitbundig een verjaardag gevierd van een neefje.

Whatever. Ik had het geweldig naar mijn zin. Even de boel de boel laten en genieten van het resultaat. De drank steeg langzaam naar mijn hoofd. Van de laatste minuten dat ik nog bij zinnen was kan ik me niet veel meer herinneren. Behalve dat ik buiten het clubhuis op de stoep enorm moest overgeven. Maar pas nadat ik al mijn ellende eruit had gegooid. Mijn droeve stemming die ik achter het hockeygeweld zorgvuldig gecamoufleerd hield. De bodem was bereikt. Douchen ging niet meer lukken. Tussen twee teamgenoten werd ik de auto in geduwd. We gingen ergens anders verder door vieren. Bij een trouwe supporter thuis. Daar stopten ze mij in bed. Om pakweg 19:00 uur hadden ze me verteld.

Nu was het 21:30 uur. Volgens mij tijd om naar huis te gaan. Durfde ik dat nog? Ik holde vlug naar het toilet. Op mijn knieen voor de toiletpot gooide ik mijn gif en gal over de rand. Terug in de woonkamer werd ik vol medelijden aangekeken. We brengen je wel even naar huis. Gelukkig. Diep van binnen voelde ik me waardeloos. Een stem in mijn hoofd probeerde dat nog eens stevig in te wrijven. Het kampioenschap kon me even gestolen worden. Nuchter worden is niet fijn.


4. Waar twijfel je aan?

Of ik meer verwantschap toon met een hond of met een kat? Die vraag wordt me gesteld in de voorstelronde. Wat een rare vraag. Meestal vragen ze naar je naam en of je getrouwd bent en kinderen hebt, wat voor werk je doet en wat je hobbies zijn. Nee, of ik meer verwantschap toon, met een hond of met een kat. Moeilijk kiezen. Ik ga voor kat. Of ik dat kan toelichten? Nou eigenlijk niet. Het komt meer voort uit een impulsieve reactie. Onverwacht? Ja, dat verklaart dan toch min of meer mijn keuze. Katachtigen reageren vaak ook onverwacht. Leg er maar eens eentje op je schoot. Een vreemde hè. Kroel zijn of haar buik en wachtdan af. Je voelt dan aan de kat of hij het ja dan nee weet te waarderen. Althans dat denk je, dat schat je zo in. Totdat! Juist ja. Jij eerst schrikt en daarna de kat.

Bovendien bij hond komt meteen de eerst ervaring met een hond bij mij op. De enkelbijter van de buren. Hij reikt tot net onder kniehoogte maar bijt als een bulldog. Mij jeans is gelukkig scheur- en biteproof. De hond probeer ik weg te schieten door heel hard met mijn onderbeen te draaien. Het wil niet lukken. Het is en blijft een bijtertje. De kat is in iddels op zijn nek gesprongen. Hij of zij, ik weet het nog steeds niet, kiest partij voor mij. De enkelbijter is not amused. Hij schudt nu aan mijn broekspijp en geeft kopstoten tegen de kattenbuik. Die hupt af en toe twintig centimeter de lucht in maar blijft aan haken. De voorpoten om het hoofd van de enkelbijter heengeklemd.

Of ik meer verwantschap toon met een hond of een kat? De vraag blijft in mijn hoofd zinderen. Ik heb al spijt van mijn keuze. Mag ik nog voor hond kiezen? Ik merk dat ik toch meer verwantschap voel met een kleine terrier die maar niet wil loslaten. Hoewel een kat toch ook wel iets schattigs en onvoorspelbaars heeft. Ook daar kan ik mij in vinden.

Mag ik ook even overslaan? Ik twijfel nog. En dat op dierendag. De aninmaliclub kan het niet waarderen. Is dat nu zo moeilijk kiezen tussen hond of kat? Ammahoela, ik laat me niet kennen. Marie is aan de beurt. Ben benieuwd hoe zij zich hieruit worstelt.


5. Gesprek met een oude dorre vrouw

Verschrikkelijk zijn de zinloze gesprekken die ik voer met de oude dorre vrouw in mij. Hoe dat zo kan? Nou heel eenvoudig, ze duikt meestal op in mijn leven op de meest dagelijkse momenten. Een voorbeeld. Onlangs maakte ze mij attent op een aankoop in de supermarkt. Niet doen, sprak de oude vrouw in mij. Zo simpel gaat het. Gewoon in de supermarkt ja. Bij een pakje boter. Niet doen, sprak de oude vrouw. Smeert niet lekker. Neem liever het huismerk. Minder waterig.

Sta ik op het station te wachten op de trein. Komt ie weer eens te laat. Vierkante wielen zogezegd. En hup, daar is ze weer. De dorre oude vrouw in mij. Kan niet. De trein kan niet door vierkante wielen te laat komen. Het zijn herfstbladeren, zeker weten. Van die natte, muffe, vieze. Aldus de dorre vrouw in mij. Van de week op mijn werk. Weer hetzelfde verhaal tijdens onze maandelijkse evaluatiemeeting. Ja, dat woord bestaat. Saai, saai, saai. En hup daar duikt ze weer op, de dorre oude vrouw in mij. Nee, ik wil geen melk in de koffie. Vijfentachtig jaar werk ik bij dit bedrijf, driehonderd meetings heb ik al meegemaakt, en nee, ik drink nog steeds geen melk in mijn koffie. Waarom kan niemand dat onthouden? De oude dorre vrouw in mij hijgt in mijn nek. Neem nou een koekje, dadelijk zijn ze op. Ja, een Mariakoekje. Om te soppen in de koffie.

Ik heb er nu echt genoeg van. Die oude dorre vrouw heeft haar beste tijd gehad zo langzamerhand. Het wordt allemaal te voorspelbaar. In een goed gesprek wijs ik haar uiteindelijk de deur. Als troost neem ik een Bounty. Geeft veel meer energie dan een Snicker. Met de Bounty duikt ook een jonge vrouw in mij op. In een druipend natte bikini. Wat een verademing. Die gaat nog wel even mee.


6. Een slechte leraar

Hij neukte alles wat los en vast zat. Slecht was ie, tot op het bot. En toch viel ie goed bij de vrouwtjes. Der Franz wist van wanten. En Franz wist het maar al te goed. Iederen week werd er weer een nieuwe lading losgelaten op de piste. Ze ondergingen allemaal zijn sneeuwdoop. De sneeuwdoop van Franz was ongekend. Zelfs de meest intieme delen bleven niet gespaard in het sneeuwbad. Wie wil leren skiën moet eerst leren vallen. Dat was zijn stokpaardje. Nou ja, een stokpaardje? Franz beschikte over een complete stal van stokpaardjes. Met Franz altijd sjanz. Die was ook gekend. Zeker onder zijn Mitarbeiter. Die zagen de sneeuwbui alweer hangen. Der Franz waren ze in het sneeuwseizoen altijd kwijt. Wo ist der Franz? Do ist der Franz! Dat was het motto waarmee de vriendengroep elkaar altijd begroette aan de Stammtisch. De Stammtisch was altijd de veilige thuishaven voor de vriendengroep. Allemaal skileraren met hun eigen gaven. Ze gaven veel, maar ontvingen nog veel meer. Vooral van de meisjes die ze skiën leerden. De gaven van de meisjes ontvingen ze na afloop van de skiles. Aan de Stammtisch. Onder het genot van Glühwein en Jägerthee kwamen eerst de meest wilde verhalen los. Die gingen meestal over Franz, want die was er toch niet. De slechte Franz. Hij had een naam, die de meeste meisjes danig bekoorden. Iedereen wilde dan ook de volgende dag les van Franz. Waarom? Omdat Franz niet op zijn mondje gevallen was en erg charmant. Wat de dames niet wisten, is dat Franz ook nog een andere kant had. Losse handjes zogezegd. Een driftkikker was Franz als hij niet zijn zin kreeg. Hij had dan ook een bijnaam gekregen die klonk als een klok. Franz Beckenverbauer. Krom Duits gelardeerd met een vleugje plat Hollands.


7. Wie houdt je tegen?

Niemand. Helemaal niemand. Niemand niet meer. Ik ben het zat. Altijd maar weer die oorlog. Weggeschoten worden uit mijn eigen land. Ik pak spullen en familie bij elkaar. Mijn tante uit Marokko, mijn neefjes uit Zimbabwe. Ik bind het spul op een hele oude bolderkar. Samen zingen we onderweg dappere liederen uit onze vroege jeugd. Drie maal drie is negen en ieder zingt een eigen lied. Ondertussen maken we de meest bizarre dingen mee en fantaseren erop los. We passeren duistere grenzen, agressieve volkeren, gewapend met woedende blikken bezeten van haat. Geen prettige omgeving om familie en kinderen doorheen te loodsen, je kroost te beschermen. En dan zitten de Russen ook nog eens op onze hielen, ze verwensen alle westenaren. Maar dat is slechts een beperkte eenzijdige view, op het grote wereldgebeuren, vanuit ieders centrum bezien. We dragen ieder ons eigen steentje bij aan oorlog en vrede, ziekte en gezondheid, armoede rijkdom. Al degenen die vrij van zonden zijn, mits er consensus is over die zonden, werpe de eerste stenen.

Geschreven met kleine censor


8. Een bord met een pijl

Vijf woorden telde de kleine zin. Daar moesten we het mee doen. Maak een verhaal met de kleine zin. Vijftien minuten tijd. En de tijd gaat nu in. De paniek sloeg meteen toe. We waren met z'n zessen en niet de minsten. De juffrouw had ons niet voor niets bij elkaar gezet. Zes van die eigenwijze sodemieters, die vechten elkaar de kiet uit. Mooi niet. We snapten alle zes de 'hidden agenda' en lieten ons niet kennen.

In onderlinge verbondenheid en met meer weet dan de meeste mensen vermoeden, namen we ieder een eigen woord. Een woord deelden we met twee. Ik zat bij het tweetal. Bord. Wat een woord. Daar kun je alle kanten mee op. Gelukkig hoefde ik niet na te denken over 'een', dat kwam ook nog eens twee keer voor. Stel je eens voor. Een verhaal schrijven over 'een' en dat twee keer. Ben ook blij dat ik niet 'met' had. Dat is meteen samen met 'een', twee keer, nee drie keer zo moeilijk. Met 'met' kon je ook alle kanten op. Boerenmetworst, daar had ik dan iets mee gedaan. Zeker weten. Blijft tot slot 'pijl' over. Veel te makkelijk. Ik zou er vast en zeker een mooi peil op kunnen trekken.

Vooralsnog bleef het papier leeg. Mijn maat en ik kwamen er niet goed uit. Er lag toch ineens erg veel op ons bord. Voordat we alles hadden weggeschoven was de tijd bijna om. We hadden nog geen letter op papier. Daar lag ie voor ons, het bord, naakt, spierwit, wachtend op invulling. Stiekem was ik nu toch wel erg jaloers op mijn tafelgenoten. 'Een', 'pijl', en 'met' waren toch een stuk makkelijker geweest. Mijn maat besefte dat ook. Hij was vol. Maar om het nu al erbij te laten zitten was not done. Zeker voor eigenwijze sodemieters.

We gaven onze eigen invulling aan het bord en aan het papier. Iets met bordpapier. Bestond dat? Zeker weten. Bordpapier is te vergelijken met snoeppapier. Met een gele en roze stift schreven we het A4 dat voor ons lag vol met alle termen en kenmerken die ons te binnen schoten bij bordpapier. Veel te moeilijk sprak de juf. Less is more. Beperk je tot bord. Potverdorie. Konden we weer opnieuw beginnen. Lag er weer iets op ons bordje. Maar geen tijd.

Geschreven met kleine censor


9. Zij zijn te vertrouwen

Facebook is eruit. Naast likes horen ook dislikes. Facebook voorziet in een grote behoefte. Het delen. Van plaatjes en emoties. Van dare en truth. Facebook overweegt ook de introductie van emoticons en van een button fuck you. Over dare en truth gesproken. Zijn zij te vertrouwen? Zij zijn te vertrouwen. De likes de dislikes, de plaatjes de emoties, het dare en truth en fuck you.

Ik twijfel nog. Ik zie er nog geen gezichten bij. Een verplichte webborstel die ontbreekt nog. Zodat je in de vroege ochtend en diep in de nacht goed kunt zien wie live online is. Of online live. Ik heb namelijk sterk het vermoeden dat een aantal facebookers hartstikke dood zijn. Letterlijk en/of figuurlijk. In het eerste geval wordt het facebook bestierd door look-a-likes. Living death, levend dood. In het tweede geval uitgestorvenen, bestorvenen. Niet aan of van humor.

Ik wil ook pleiten voor een andere naamgeving. Facebook. Wie houdt wie nu voor de gek? Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is het mooiste van het land? Beter nog, spiegeltje, spiegeltje in de hand, wie is het mooiste van het land? Hoe heette die heks uit dat sprookje ook alweer? Geen idee. Maar die naam zou volstaan. Universeel herkenbaar. Ik noem haar hier voor het gemak maar even Eufebia.

Heb je al naar Eufebia gekeken? En hup pats boem, meteen wordt je een giftige appel voorgehouden. Je weet wel, met zo'n hapje eruit. Die eet je dan op samen met Bert en Samsung op de bank. Ja, ja, Eva heeft het toentertijd goed begrepen. De liefde van de man en de vrouw gaat door de maag en door het beeldscreen. Het heeft ook een keerzijde. In de bloterik knuffelen is er niet meer bij. Arme liefde.

Geschreven met kleine censor


10. Slecht gezelschap

De tijd, hij gaat altijd veel te snel voorbij. Vandaag weer. Twaalf uur net niet gehaald. Paniek. Hoe kan ik de tijd inhalen, ongedaan maken? Terugblikken heeft geen enkele zin. Stilstaan al helemaal niet. In vooruit kijken heb ik geen trek. Ben veel te bang wat er eventueel komen gaat, of niet. Ik bevind me in slecht gezelschap. In mijn kamer hangen wel tweehonderd klokken. Ze lopen geen van allen gelijk. Sommigen lopen achter en anderen weer voor. Hoe moet dat nu? Straks gaan er weer een paar af. Ze klinken verschrikkelijk metaalachtig. Houden mij in een ijzeren greep. En ik heb nog zoveel te doen. Hoe moet dat nu? Kijk nu herhaal ik mezelf al. Zo gaat dat ook met tijd. En straks ga ik het vast nog een keer zeggen. Hoe moet dat nu? Zie je wel, daar doe ik het alweer. Ja, zojuist. Heel even geleden, een paar zinnen terug. In herhaling vallen. Net als de tijd. Ik ben het beu. Ik hou het geen kwartier meer vol. Rottijd. Ik ga naar bed. Morgen weer een nieuwe dag.


11. Schrijf over een tatoeage

De inkt wil niet pakken. Alle kleuren heb ik beprobeerd. Ook al doe ik nog zo mijn best. Ook al drijf ik de naald er keihard in. Ik kan hem maar niet overschrijven, mijn enige en echte tatoe. Truus ik hou van jou. Waarom heb ik dat er toch ooit op laten schrijven? Op mijn lichaam. Nu zit ze voorgoed onder mijn huid. In zwarte inkt. Voor de eeuwigheid. Ik kan er natuurlijk iets anders van maken. Hoewel? Ik kom niet verder dan Truusje. En dat is niet echt een verbetering. Een werkwoord werkt ook niet. Ik heb je gisteren vertruusd. Van mijn schouder naar mijn knie. De pijnlijkste plek voor een tatoe. De knieschijf. Nee, ook dat kan niet. Er dan toch maar een stukje uitsnijden en door het leven gaan met een wond. A wounded shoulder in plaats van een wounded knee? Och, had zij toch Ans geheten? Ik had er sjAns van gemaakt. Ik hou van sjAns. Dan lieg ik niet. Sj had er nog prima tussen gepast. Tussen van en Ans. Een staalborstel kan ik ook nog proberen. Is wel pijnlijk. Niet doen dus. Truus blijft zitten. Onder de huid. Het zij zo. Ook al houd ik er niet meer van.


12. Schrijf over een taakverdeling

Als jij de piepers schilt, zal ik ze wassen. Als jij de auto wast, zal ik hem rijden. Als jij de auto rijdt, zal ik kaart lezen. Als jij de kaart leest, zal ik de weg zoeken. Als jij de weg zoekt, zal ik het hotel kiezen. Als jij het hotel kiest, zal ik betalen. Als jij betaalt, zal ik me uitkleden. Als jij me uitkleedt, zal ik de deur dicht doen. Als de deur is dicht gedaan, is het gesprek afgelopen. Als jij niet niet meer spreekt, is de kous af. Als de kous af is, kunnen we naar de rechter. Als de rechter niet thuis is, gaan we links. Als linksniet bevalt kunnen we altijd nog rechtdoor gaan. Rechtdoor waar we aanvankelijk begonnen zijn. Zonder af te wijken. Af te wijken waarvan? Van de taakverdeling. Als jij de piepers schilt, zal ik ze wassen. Als jij de auto wast, zal ik hem rijden. Als jij de auto rijdt, zal ik kaart lezen. Opdat we niet verdwalen. Verdwalen, waar naar toe? Naar houvast. En dan? Dan verdelen we de taken? Om opnieuw te beginnen? Hou toch op.


13. Schrijf over een openbaring

De tweede woensdag van oktober is door de VN uitgeroepen tot Internationale dag ter voorkoming van natuurrampen. Wat een openbaring. Een commissie van belachelijk veel edelachtbaren all over the world is tot de conclusie gekomen dat er steeds meer natuurrampen (gaan) plaatsvinden. De wereld of iets dat verder gaat dan de wereld is flink boos op ons.

Er zijn her en der wat streekproeven gedaan. Ook in Nederland. Aardbevingen in Friesland en Groningen. Overstromingen door wolkbreuken, plaatselijk. Het kostte de onderzoekers heel wat moeite om in te schatten waar plaatselijk was. Om de situatie goed te kunnen beoordelen is het wel zo handig als een onderzoeksteam ter plaatse aanwezig is. De onderzoeksresultaten hebben anders geen geldigheid en de data zijn dan niet valide, mogen in de weging niet meegenomen worden.

Ook is onderzoek gedaan naar de geboorte en bloedlijnen van vervelende buren. Sinds 2014 zijn vervelende buren erkend als natuurramp. De natuur is grillig, zo ook vaak de buren. Deze parallel was bepalend in de erkenning van natuurramp. Het is een noodlot dat velen overkomt en veel schade aan kan richten. Je kunt, net als familie, je buurman niet kiezen. Daar houdt dan ook de vriendschap vaak op. Gelukkig heeft Radar-onderzoek uitgewezen dat Nederland een klimaat kent waarin goede buren meer voorkomen dan vervelende.

Om goed de balans te houden en te waken voor het doorslaan naar een negatieve weging heeft men uit voorzorg in Nederland sinds een aantal jaren de Nationale Burendag ingesteld. Deze geste wordt erg gewaardeerd door UNESCO. Sterker nog. Dit succesvol event is door UNESCO genomineerd om te worden opgenomen op de Lijst van meesterwerken van het orale en immateriële erfgoed van de mensheid. Ik heb het onmiddellijk geopenbaard aan onze buren. Maar die gaven helaas niet thuis.

Geschreven met een kleine censor


14. Dit zou ik nooit kunnen

Hoe vaak had die dat al tegen zichzelf gezegd? Dit kan ik niet. Kunnen of willen? Een steevast antwoord dat altijd terug gegeven werd. Totdat ie iemand tegen kwam die hem van ander repliek diende. Kunnen of durven? Het repliek van iemand bracht hem volledig van zijn stuk. Wie dacht die iemand wel niet te zijn. Niemand.

De ik-persoon was uit het veld geslagen en duidelijk boos. Liefst zou hij op dat moment iemand anders zijn geweest. Maar ja, die iemand anders had dan mogelijk het ook niet gekund. Maar wat dan? Ach, zoveel. Durven was van een heel andere orde dan willen. Willen lag naast kunnen op het kerkhof. Dat wist ie ondertussen wel. Maar durven? Durven leefde nog. En alles wat leefde dat boezemde de ik-persoon angst in.

Een teer puntje en best lastig om mee om te gaan. In het begin wist hij het nog te camoufleren, maar dat werkte averechts. Averlinks besloot hij bij die constatering om voortaan moedig te zijn. In het begin zakte de moed voortdurend in zijn schoenen. De dokter had hem al gewaarschuwd. Hij moest er even doorheen bijten. Moed is absoluut nodig voor durf. Hij kreeg een middeltje voorgeschreven om de moed op te trekken.

Omdat de ik-persoon nogal vergeetachtig was, tipte de dokter hem om de medicatie iedere ochtend in te nemen zodra hij zijn sokken optrok. En dat lukte wonderbaarlijk. Met een behoorlijke dosis opgebouwde moed trok hij na drie weken eindelijk de stoute schoenen aan en belde haar op. Iets wat ie tot dan toe niet had gekund, noch gewild, noch gedurfd.

Al snel kreeg ie de liefde te pakken. Het werkte verslavend. Iedere ochtend belde hij haar op. En zij, ze vond het prachtig. Medicatie had ie niet meer nodig. Hij leefde voortaan op liefdesdrugs.

Geschreven met een kleine censor


15. Zo werd mijn hart gebroken

Ik sliep in een hele grote witte kamer en mijn hart bonkte als een gek. Dat kon haast alleen maar een droom zijn die dat veroorzaakte. Normaal draag ik een klein hart en moet ik veel moeite doen om het te horen kloppen. Maar niet tijdens deze slaap blijkbaar.

Het was hartje Amsterdam waar ik een hotel had geboekt. Nou ja, hotel, het was eigenlijk een jeugdherberg. Maar voor mij voelde het als een hotel. De hele dag had ik de toerist uitgehangen met alles erop en eraan. Madamme Tussaud met Afro Wax, nog koud in de was. De Dam met enge verklede mannen op olifantenpootjes en grote zeisen. Het huis van Anne Frank, dat ik maar moeilijk kon vinden, de Begijnensteeg, idem dito. McDonalds op het Rembrandtplein en daarna naar Tuschinsky, naar J. Kessels, met lamme Frank L. In de hoofdrol.

En wat ontbreekt in het verplichte rijtje? Juist ja. De Rosse buurt. Het Red light district. Ik ging er van gloeien. Daarom bewaard tot het laatst. Je moet geen pleinvrees hebben om door al die kleine steegjes te kruipen. Het grappige is dat na tien omzwervingen, je alle dames en bezoekers lijkt te kennen. Fascinerend. Gelukkig kwam ik geen bekenden tegen. Hoewel. In een raam dacht ik heel even Patty B. te herkennen. Bekende Nederlandse. Bekenden wilde ik liever niet tegenkomen. Niet fijn voor de bekenden en niet fijn voor mij.

Wat deed ik alleen in Amsterdam? Dat vroeg ik me ook af toen de droom mij wekte. In de grote witte kamer had zich inmiddels een supergroot donkerrood hart opgepompt en dat hart dreigde mij de kamer uit te drukken. Nog even en het zou een bloedend hart worden. Made in Holland stond er op het hart. In grote witte uitgekerfde letters. En mijn geboortedatum en naam. Dit was mijn hart. Potverdomme.

Ik sprong snel uit mijn bed en belde naar de Roomservice. Ja, die hebben ze ook in een jeugdherberg, wat mij overigens verraste. Er was duidelijk sprake van een noodsituatie. Ze zouden zo snel mogelijk iemand naar mijn kamer sturen. Gelukkig werd snel de daad bij het woord gevoegd. Net op tijd. Mijn grote held, Huub van der Lubbe sprong spontaan de kamer binnen met een grote zeis. Zo werd mijn hart gebroken. Mijn grote hart.