31-10-2015

Schrijfveren Oktober 2015 (16 t/m 31)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


16. Hoe zou je het liefst willen sterven?

Een vraag die iedereen zich wel eens stelt. Bezongen in vele liedjes, gedicht in dito dichtjes, gefilmd in gedachten en op locaties, origineel en doodgewoon. Doe mij maar per ongeluk. Nee, niet in bed, ver in de tachtig vredig in slaap. Dat is zo saai. Ik denk gewoon in de supermarkt. Struikelend over nonchalant weggegooid fruit of groente, door je voorganger. Je kent dat wel. Haastig op zoek naar plastic zakjes die altijd op zijn, nog nadenkend wat er nu precies op het briefje staat. Sinaasappelen of perssinaasappelen? Ongeduldig wachtend op al die voorgangers die treuzelen bij de weegmachine. En dan. Ja, je was het vergeten. Kiwi's. Snel loop je terug, nadat je het winkelwagentje veilig geparkeerd hebt op een plek waar het niemand in de weg staat maar die je wel gemakkelijk terug kunt vinden. Je loopt. Nee, je rent half want je hebt haast en dan voila je gaat onderuit. Over een schil op de vloer. En je weet, beseft, dit is het einde. Een leven flitst voorbij in luttele seconden. Het wordt wit voor je ogen. In de verte de ingedachte tunnel. Wat is ie groot. Wat gaat het snel. Veel sneller dan in je dromen. Wat een leven trekt aan je voorbij. Hoogtepunten en dieptepunten en punten tussenin. Die was je even vergeten. Maar ook die doen er toe. Sterker nog. Die blijven op je netvlies staan. De dag dat je voor het eerst naar de kapper ging. Niets bijzonders. Totdat de kapper bijna je oor eraf knipte en je kennismaakte met een gek soort blokje ijs. Zo voelde het althans. Je kunt niet op de naam komen. Weer niet. En je hebt nog maar zo kort te gaan. In gedachten. Wacht daar komt iemand op mij toegelopen. Wie is dat? Verrek. Mijn moeder. Toch? En dan in oplopende volgorde al die stervelingen die eerder gingen. Ze heten mij welkom. Welkom waarin? Welkom waarvan? Is het hier een feestje? Ben ik in de hemel? Het voelt oké. Maar ook een beetje vreemd. Ik dacht namelijk dat ik nog aan het sterven was. Dan ben je nog niet dood. Het zij zo. Ik neem slechts waar. In mijn eigen film. In mijn eigen leven. Ik neem op. En langzaam, heel langzaam, glijd ik weg. Met de lichten aan. Onder supermarkt-tl's op een doordeweekse dag. En het voelt goed. Zo wil ik sterven. Het hoort gewoon bij het leven. Dus niet moeilijk over doen.


17. Wraakzucht

Wat haat ik haar. Verschrikkelijk. Het doet ook zo verrekte pijn. En diep, diep van binnen weet ze dat ook. Ze maakt mijn hart gek en laat mijn bloed koken. Maar pas nadat het eerst stevig is opgewarmd. Hoe kan ze in hemelsnaam mijn vraag onbeantwoord laten? Hoe kan ze mij de rug toekeren? Ik haat het.

Hoe kan ik haar toch overhalen? Of is het al te laat. Nee, het is nooit te laat. Ik vecht voor mijn laatste kans. Het is niet de eerste keer dat ze me in de steek laat. Maar dit keer ga ik er een stokje voor steken. Ik haal mijn hele trucendoos open. Ik ga hier niet weer een blauwtje lopen. Al is ze van adel, het interesseert me niets. Ze zal hiervoor boeten. Zeker weten. Ik zin op wraak. Want zo kan ik haar het diepste treffen. Het is een vakgebied waarin ik niet gekend ben. Het stoot me tegen de borst. Het is niet mijn aard en niet mijn handelswijze. Maar nood breekt wet.

Ik verzin een list. Hoe kan ik haar het beste verleiden? Ze mag het niet weten, want dan wapent zij zichzelf. Ik ken haar zo langzamerhand. Dat kreng. Nu ik een list bedenk ga ik steeds minder van haar houden. Maar ze ontkomt er dit keer niet aan. Niet aan mij. Mijn wraak op haar is onverbiddelijk en nietsontziend. Uitroken ga ik haar. Ik zal ze krijgen. Die verrekte liefde. Ja, het is de liefde waarover ik wraakgevoelens koester. Eerst maakt ze me hartstikke gek en dan, dan trapt ze het af.

Haten doe ik niets en niemand. Nog nooit gedaan. Maar die wraakzucht die wordt bijna sterker dan mezelf. En toch. Ik heb er zoveel plezier aan beleefd. Aan die liefde. Het mag geen naam hebben. Velen malen trad ze mijn leven binnen. Liefde voor de vrouw, liefde voor muziek, liefde voor de hobby, liefde voor het werk, liefde om de pure liefde. Puur, zoet, zuur, zout, zilt, tastbaar, lief, stout. Ze maakt me zo af en toe gek. De liefde.

Maar hoe, hoe kan ik ooit de liefde wreken? Onbestaanbaar. Gewoon niet doen. Ondergaan die liefde. Het gaat vanzelf weer over.


18. Verbroken beloftes

Elke morgen beloof ik het mezelf weer. Maak nu eens beloftes? Beloftes aan jezelf. Aan die van een ander begin ik niet meer. Geloven is ooit beloven geworden. Heel, heel lang geleden. Maar toen die geloftes gebroken werden ben ik overgestapt op beloftes. Nou dat is heel andere koek hoor.

Ook de beloftes leerde ik al snel breken. Vooral die aan de ander. Ik dacht de eerste keer, ach ik probeer het eens. Ik beloof iets aan een ander. Maar het kwam er nooit van. Het beloven dan. Want als ik iets beloof, dan kom ik het na. Zeker weten. Althans, zo dacht ik er vroeger over. Nu is het anders.

Meer gerijpt en vol ervaring weet ik hoe zeer beloftes een valkuil kunnen zijn. Met name beloftes aan een ander. Toen ik daar achter kwam heb ik voor het eerst geprobeerd om eens beloftes aan mezelf te stellen. Jaren geleden. Het is maar dat u het weet lieve lezer. Ik beloofde mezelf een ding. Val nooit in herhaling. Nou, ik heb het geweten. Het is een vloek gebleken. Die belofte aan mezelf.

En nu doe ik het weer. Nu breek ik die belofte weer. Het houdt nooit meer op. Ik zou de verbroken belofte kunnen wreken. Net als de liefde. Maar ook dat gaat te ver. En zo zit ik niet in elkaar. Belofte maakt schuld. Nou, dan draag ik die schuld maar. Samen met de boete. Schuld en boete, door al die beloftes die ik aan mezelf en aan een ander maak. Hoe dom kan een mens zijn? Ik doe het dan ook niet meer. Ik beloof het bij deze. Maar aan wie?


19. Twee treinen die op volle snelheid op elkaar afrazen

Ik sta te bibberen op het treinstation. Het is winter en ik ben weer eens veel te vroeg. Wat ik kan doen is me dicht naast andere mensen vleien, maar dat is veel te intiem. Ik ben geen vies mannetje en ik heet niet Hekking. Ook al draag ik pommade in mijn haar, ik waak voor intimiteit.

Het zal niet de eerste keer zijn dat ik commentaar krijg op mijn gladde pommade-look. Maar ik draag het slechts om geen haren te verliezen. Het is al zo spaarzaam, het matje op mijn hoofd. Geen haar op mijn hoofd die denkt aan vies. Wat niet gezegd is van de jonge omstanders op het station.

Nee, ik kan me niet vleien en warmen naast anderen. Het is verlokkelijk, zeker in de winter. Kijk nu eens dat oude vrouwtje daar staan in haar berenmantel met vossensjaal. Wat zou ik daar nu even graag tegenaan kruipen. Maar ik doe het niet. Ik houd me in.

Daar komt de trein. Wat zeg ik de trein. Zeg maar nee, dan krijg je er twee. Eentje uit het Westen en eentje uit het Oosten. Die uit het Westen is een warme trein. Die uit het Oosten een koude. Het maakt niet uit hoe de wind staat. Het is nu eenmaal zo. Maar, zie ik het nu goed? De treinen lopen in hetzelfde spoor. En ... en ... en ... er komt geen wissel meer.

In een fractie van een seconde moet ik handelen. Eerste geloven en dan zien is er even niet bij. De omstanders hebben niets in de gaten en doen waar ze op dat moment mee bezig zijn. Smartphone kijken of navelstaren. Het is ook zo verrekte koud. De treinen naderen met sneltreinvaart. Het lijkt alsof ze ons station geen van beide aan willen doen.

Niemand reageert. En dat boezemt mij nog de grootste angst in. Wat nu te doen? Verschillende gedachten schieten door mij heen. Wie moet ik het eerst in veiligheid brengen? Me, myself and I of ook het oude vrouwtje in berenmantel en andere omstanders. Omstandig is het hoe dan ook. Maar geen tijd te verliezen. Het enige wat ik kan doen is datgene wat men moet doen als men aandacht wil. Heel, maar dan ook heel hard 'brand' roepen en dan snel wegrennen.

En het werkt. Maar niet voor iedereen. Een half station rent nu achter mij aan. De andere helft denkt: 1) Wat een idioot en aandachttrekker of 2) Daar heb je weer zo'n noodgevallenmannetje. Ze zoeken het maar uit. Inmiddels heb ik het enorm warm gekregen, wat heel prettig voelt.

Nooit gedacht dat ik het zo warm zou krijgen, hartje winter, met twee treinen die op volle snelheid op elkaar afrazen. Dat ik het nog na kan vertellen. Nog mooier. Dat geldt overigens niet voor een helft van het station en de inzittenden van pakweg de vier voorste treinstellen. Wat een botsing. Wat een kabaal. Wat een hitte.

Geschreven met kleine censor


20. Onbeheerst dansen

Als een mug zo vervelend. Hij schiet alle kanten op. Onnavolgbaar. Een leven lang. Vaak kort beschoren. Want wie houdt er nu van onbeheerste dansers? Een mug wordt ook zo maar de wereld opgeschopt. Hij heeft er niet om gevraagd. Waarom zou ie? Vragen stellen is alleen maar lastig. Het roept weer andere vragen op en tot verantwoording.

Zinloos. Waar het om draait dat is de liefde. Dat beseffen muggen maar al te goed. Een reden om onbeheerst te dansen. Gedraai om de liefde. Hij laat zich niet makkelijk zijn hersens inslaan. Op de koude raam houdt hij zich stevig aan zijn pootjes vast. Verstopt zich desnoods achter de kast. Als dan ook het zoemen ophoudt weet niemand hem meer te vinden. Zijn gezoem staat voor gezoen. Kleine kusjes die hard steken. Bloed dat kan ie drinken.

Onbeheerst dansen. Is dat ook niet wat schrijvers soms doen? Uit kwaadheid en uit kift. Woedend letters op blanco pagina's strooien. De polka en de tango dansen, de klompendans en tarantella. Volks en erudiet. Schrijvers slaan dan met de armen wild om zich heen en gooien hun gedachten leeg. De armen en de handen gaan omhoog, de buik en rug draaien wilde rondjes. Heupen twisten, voetjes in Chaplinstand. Let's rock and roll. Let's rock hard and roll ink.


21. Iemand gaf je bloemen


Geeft zij bloemen?
Een vreemde vrouw staat aan mijn deur.
Nog nooit gezien.
Ik geef de bloemen terug.
Nog nooit gedaan.
Maar wat moet ik ermee?
Een bosje bloemen?
Ze zijn nog niet eens mooi.
Ben ik ondankbaar?
De gever geeft niet echt met harte.
Is dat nodig?
Als je aan mij bloemen wil geven, zeker.
Waarom dan wel?
Omdat bloemen bij voorbaat onschuldig, teer en liefdevol zijn.
Wat dan nog?
Ik blief geen bloemen gegeven zonder liefde, uit een leeg hart.
Overdrijf ik nu?
Dorre gedachten blijven nu bij me steken, dit is niet echt vriendelijk.
Draaf ik door?
Ik besluit de bloemen dan toch maar aan te nemen, niet van harte.
Overwin ik mijzelf?
De vrouw tegenover mij begint te huilen en ze houdt ook niet meer op.
Gebeurt dit echt?
Ze stottert een verhaal waar geen touw aan vast te knopen is, niet voor mij.
Wat te doen?
De vrouw kijkt me nog eens goed aan en schrikt hevig, alsof ze een vreemde ziet.
Een verkeerd adres?
Ze weet niet hoe snel ze weg moet komen en rukt de bloemen hardhandig uit mijn handen.

Geschreven met een kleine censor

22. De hemel waaronder je geboren bent

Het dondert en het regent. De hemel waaronder ik geboren ben voelt nat en onvoorspelbaar. Iedereen in de kamer schrikt. Het mooie weer lijkt voorgoed voorbij. Het is wachten op de volgende knal. Maar die blijft uit. De sigaren komen al snel uit de doos. De volgende dag staat moeder alweer de was te strijken. Ik ben de vierde aan de boom. Ik bungel nog ergens onderaan. De hemel lijkt voor mij ver weg. Onder aan de boom kruipt het onkruid rond. Bang en voorzichtig. Het wil niet betrapt en vertrapt worden. Ik ook niet. Daarom houd ik mij de eerste jaren koest. Ik geef geen kik en doe wat van mij gevraagd wordt. Eten, drinken, huilen, poepen, plassen. Het wordt allemaal met veel gezucht ontvangen. De jaren gaan voorbij en met veel moeite leer ik kruipen, lopen, veters strikken, fietsen en zwemmen. Of de volgorde klopt in chronologie weet ik even niet. Maar een ding weet ik zeker. De hemel komt steeds dichterbij. Met de vrijheid komt ook het gevang. Nooit geweten dat vrijheid zo beklemmend kan werken. Heb er dan ook nauwelijks aan mogen ruiken. Als de vrijheid je dan overvalt komt het bij … juist ja … als donderslag bij heldere hemel. Ik kijk langs de boom, die ik intussen beklommen heb, en tot in zijn takkenoksels onderzocht, omlaag. Vanuit de top zie ik mijn ouders lopen. Gebukt onder een zwaar leven. Moeder heeft me al snel verlaten en haar biezen gepakt. Ik zie vanonder de boom het ongedierte vluchten. Niemand wil ervan weten. En zeker niet van een veel te snelle dood. Mijn vader stroopt de mouwen op en zoekt naar nieuwe moeders. Hij vangt telkens bot. Het is dun gezaaid met leuke, lieve warme moeders. Mijn papa is bepaald geen Casanova. In ons oude huis past eigenlijk geen vrouw. De ruimte wordt volledig ingenomen door oma. Met verliefde ogen zwaait ze haar zoon uit naar het werk. Als ie terugkeert wacht ze hem op en houdt het tuinhek open. Vandaag eten we bloemkool met worst en een pollepeltje jus. Onder een bezorgde en bewolkte hemel.

23. Een verhelderend gesprek

Ik kijk met verbaasde ogen in betroebeld water. Een spiegel is mij beloofd. Maar hoe zwart ik hem ook maak. Hij schittert amper terug. Als een heks naast mij komt staan wordt de ban verbroken. Het zwarte oppervlakte splijt heel langzaam. Een vriendelijk man komt te voorschijn en kijkt mij lieflijk aan. ‘Ik ga jou een verhaal vertellen’, spreekt de man. Ik vind het prima en ga er eens goed voor zitten. De man begint een heel saai verhaal te vertellen. Nog saaier dan het saaiste verhaal dat ik tot dan toe ken. Maar ik wil de man niet droevig stemmen en doe alsof ik het verhaal heel mooi vind. Naast mij vallen de kinderen die naast me stonden een voor een in slaap. Ook zij vinden het verhaal blijkbaar saai. De man trekt zich er niets van aan en vertelt vrolijk verder. Zijn monotone stem vindt niet langer gehoor in mijn oren en ook mijn ogen wegen ineens heel zwaar. Ik vecht en ik knipper om wakker te blijven. Helaas tevergeefs. De man ziet het gebeuren. Ook zijn laatste toehoorder legt het loodje. De verhalenverteller van Hamelen is geslaagd in zijn missie en knikt naar de heks. ‘Je kunt je gang gang!’, roept hij tegen de heks.
‘Je zou een verhelderend gesprek voeren Tinus!’, roept de heks op boze toon. ‘Wat ik krijg is een saai epos waar de kinderen geen brood van lusten! Scheer je weg, ik doe het zelf wel!’.
Met knibbel, knabbel, knuistje kan de heks nu niet meer aankomen. Dat is wellicht verhelderend maar ook doodsaai. En aan dode kindjes heeft zij helemaal niks. Ze besluit dan maar haar kopstem in te zetten. Het enige wat ze moet doen om tot resultaat te komen is de kinderen een half uurtje wakker houden. Nou dat gaat vast lukken. Eucalypta krijst met haar kopstem de kindjes in no time wakker. Bangelijk houden ze de handen voor hun oren. ‘Ik vertel het maar een keer!’, krijst de helse vrouw. Nou vaker hoeft echt niet voor de kindjes. Het komt allemaal in een keer heel helder over. Laat dat nu net de bedoeling zijn. Een half uur houden de kinderen het vol. Net genoeg. De laatste proef voor haar heksendiploma doorstaat Eucalypta met vlag en wimpel. Tem een moeilijke doelgroep met een verhelderend gesprek. Een belachelijke opdracht eigenlijk. Maar wel heel moeilijk.


24. Versleten schoenen

Daar staan ze dan naar mij te lachen. De linker- en de rechterschoen. Vlakbij de kachel. De zolen laten al wat los. De tongriem hangt er een beetje slordig bij. Een slordige lach, dat is het. Een beetje ironisch zelfs. Ze weten dat hun einde nadert. Nog maar heel af en toe worden ze gepoetst. Ik laat ze alleen nog los in mijn tuin. De beste tijd hebben ze gehad. Mee naar het werk en mee naar de markt. Overal nam ik ze mee naar toe. Zelfs ooit nog naar een trouwerij en enkele begrafenissen. Maar toen fonkelden ze nog van nieuwigheid. Ik kan er maar moeilijk afstand van doen. Samen best veel meegemaakt. Regen, ijzel, hagel, sneeuw getrotseerd. Gezweet in de felle zon. Ze voldeden bij ieder weer en nu staan ze samen mij een potje uit te lachen. Met de tong op de schoen. 'Je durft ons toch niet weg te gooien. Dat kun je niet!' Ik maak me boos. Het is de enige manier. Afscheid nemen doet pijn. Het geeft verdriet. Maar eerst komt de boosheid. Ik doe het afgetrapt stel in een schoenendoos. Ze zijn een andere drager niet meer waard. De schoenendoos is nog nieuw. Hij ruikt naar lak. Lak moet ik hebben aan oude schoenen. Maar het gaat me moeilijk af. Ze hebben me gedragen, door dik en dun. Goodbye farewell.


25. De sleutel inleveren

Ik lever de sleutel in bij de portier. Voor een tijdje gooi ik mijn hart op slot. Het kan eventjes geen bezoek meer verdragen. Het bloed stroomt niet langer waar het gaan kan. Tot aan de deur mag het komen en niet verder. Ik heb en maak geen tijd meer voor zoete theekransjes. Daar houden mijn aderen niet van. Ze kloppen van kwaadheid. Stampen boos in het rond. Mijn hele lichaam komt in verzet. Geraakt op stoom. Blaast lucht door mond en oren. Hoe lang hou ik het vol. Mijn hoofd stroomt vol.

De portier mag de sleutel niet weggooien. Dat heb ik met hem afgesproken. Hij bewaart de sleutel zorgvuldig en met liefde. Drie maal daags poetst hij hem op. Hij moet straks wel nog in het slot passen. Mijn hart zal ooit weer open springen. Het hart heeft gewoon wat tijd en training nodig. Moet zich versterken, vergroten om weer nieuw bloed binnen te laten. Vroeg of laat. Ooit.

Geschreven met een kleine censor


26. Je kunt niets vasthouden

Langzaam zweef ik door de lucht. Ik laat me meedragen op de wind. Die blaast warm en zacht en fluistert me witte wolken toe van dons. Ik wentel en ik draai. Ik spartel op mijn rug de benen omhoog. Weg is mijn houvast. Hij is ook nergens voor nodig. Waar zou ik mij aan vast moeten houden. De tijd, de mensen, ze vlieden. Ze glijden door mijn vingers. Niks geen hand wordt vastgehouden. Zo'n houvast dat geeft maar trammelant. Een hoop emotie. Los zand. De emoties beklijven niet. Ze zijn met de jaren gestompt, gekneed, geborsteld en daarna haarfijn uitgedund. De emo houd ik niet meer vast. Mijn lijf voelt transparant, de wolken lekker luchtig. Sommige wolken lachen mij toe. Het lijken grote boeddha's. Kijk ze eens lachen. Hier wil ik voor altijd blijven. In het luchtledige, umsonst. Ik laat los. Ik kan niets vasthouden. Hooguit het niets misschien. Maar zelfs daar prik ik doorheen. Door het luchtige niets. Oneindig licht.


27. De schat terugbrengen

Ik geef me over. Aan mijn lieve schat en misschien, heel misschien brengt hij me terug. Naar daar waar schatten graag vertoeven. Op een eiland. Eiland van weldaad en welbevinden. Mijn lieve schat vindt mij ook een schat. Zeker weten. Ik kijk hem in de ogen. Recht. Ik knipoog. Hij knipoogt terug. Wat is er toch met ons gebeurd. Dat wij elkaar blindelings vertrouwen. Door dik en dun. We zijn beiden onnavolgbaar. Verdragen amper iemand achter ons. En als dan iemand achter ons gaat staan, dan kan die iemand maar een ding. Meespelen. Knipogen naar elkaar.

Honderdduizend keer heb ik geprobeerd het anders te doen. Het mocht niet baten. Het spel moest altijd gespeeld. De schat overgeleverd aan de schat, hoe schattig. Antwoorden werden nooit gegeven. We deden elkaar maar na. Kiezen op elkaar en doorbijten. Bij twijfel zwijgen. Het valt niet mee te spreken in een taal die imiteert. Kijk zegt hij nu ja? Ja, hij zegt ja. Komt het binnen? Het komt binnen. Zo blijven we elkaars schat. In bevestiging en ontkenning. Ik geef me over. Aan mijn lieve schat.


28. Wat je meebracht uit de oorlog

Ziekte, zout en zuur
Rammelende botten
Kop vol zand
Kapotgeslagen emotie
Hartfalen

Gif en gruwel
Heel veel pijn
Kunst van overleven
Zweterig beven
Ademnood

Trommels vol vuur
Passie op pauken
Je moet er doorheen
Oorlog vergaan
Vrede in mij

Groeipijnen
Chaosmuziek
Taal die niemand verstaat
Onvoltooid verleden
Tijd aan mezelf


29. Schrijf over een cirkel

Ik cirkel en kom boven. Gelanceerd vanuit de put. Langs een opwaartse spiraal. Centrifugerend in een glijdende schaal. Exponentieel. Groeivol. Als ik terug kijk zie ik wanhoop vluchten. Hij neemt medelijden onder de arm. Opdat ie nooit meer terugkomt. Alsjeblieft. Ik mag niet blijven rennen. Vluchten kan niet meer. En toch. In grote cirkels ren ik mezelf achterna. En het gekke is, ik haal mezelf nooit in. Zo blijven gedachten cirkelen en jagen achter mij aan. ik ben toch geen clown. Komop zeg. Ik roep mezelf een halt toe. Middenin de cirkel. Rechtop op het laagste punt laat ik me zakken. Schrijlings als een amazone zit ik op het randje. Langzaam vind ik mijn balans. Zit rechtop met de benen omlaag. Ze zweven en ze zwengelen. Heel zachtjes wieg ik op de cirkel. van achter naar voren. Een heel ander beeld verschijnt voor me. Die kant heb ik nog nooit bekeken. En dat in zoveel rust. Langzaam zwevend, wiegend, balancerend. Zonder te vallen. Ik geniet. Hoe is het mogelijk. Mijn cirkel hij staat even stil.

30. Mijn lievelingsboek

Ik moet het nog lezen. Ergens ligt het op mij te wachten. Zomaar in het verschiet. Misschien moet het zelfs nog geschreven worden. Mijn lievelingsboek. Een boek zo lief. Voor een lieveling zoals ik. Over Ling. Een Chinese boeddhist. Mag ook gelezen worden door Tjeu.

Een boek zo lief, met alleen maar lieve woorden. Woorden van troost, van warmte en geborgenheid, van liefde. Niks geen sprookje. Maar echt, uit het leven gegrepen. Uit het leven gegroeid. Een boek zonder zware onderwerpen, gewoon lief. Zonder zware inhoud. Een boek om te koesteren. Zonder plot en al helemaal niet geheimzinnig. Gewoon eenduidig en to the point. Recht toe recht aan niet ambigue. Geschreven op grondvesten van serendipity. Een zoektocht, nee een vindtocht van liefde. Uitgesproken liefde en warmte. Met woorden die je niet hoeft te tellen. Met woorden die vertellen. Een verhaal uit het hart gegrepen. Zonder inhoud. Inhoud staat de liefde in de weg. Veel liever laat ik los. Inhouden werken verstikkend. Inhouden geven geen lucht. Veel liever adem ik vrij. Inhouden en terugtrekken, funest voor liefde en lievelingen. Geen enkel boek mag het ontberen. Een ontbeerd boek is niet lief. Knuffelen wil ik. Met en in mijn lievelingsboek. Het mag overal over gaan, zonder inhoud, lief, leuk en lekker. Warm en prettig. Een echt koesterboek. Zonder gedichten. Gedicht dat leest zo moeilijk. Gewoon geschreven volstaat.

31. Schrijf over een won

De won heeft mij te pakken. Of is hier sprake van het won. Waar een won is is een weg. Heerlijk om je uit te leven op een onbekend en nieuw vers woord. Now is the time voor won. Won is het een ding? Of is het een mens? Zit er leven in de won? De won is gewoon de won. Net als het won het won kan zijn. Moeilijk om een keuze te maken. Wat bekt nu lekkerder? Het won of de won? Ik ga voor de won. De won fascineert mij het meest. De won is stoffelijk, dat weet ik zeker. Het plakt en hecht op papier. Voor de eeuwigheid gedrukt in inkt. Mijn printer weet er raad mee. Dat kan niet gezegd van andere woorden. Probeer maar eens een wan uit te printen. Dat lukt niet. Het bekt ook veel minder dan won. Nee, won is onbetaalbaar. Zeker in Zuid-Korea. Misschien vraag ik er wel een octrooi voor aan. Op mijn zo juist verzonnen woord. Is dat mogelijk? En zou de Dikke dan in Nederland de penvoerder zijn. Het magisch instituut dat octrooien accordeert. Ik moet er niet aan denken. De Dikke verslindt veel te veel woorden. Kauwt ze voor, hoest ze op en spuwt ze uit. Gewoon niet te behappen. En dan spreek ik nog niet eens van al die ruzie. Ruzie die ontstaat rondom de oorsprong van een woord. Niemand wint daarbij. Zelfs geen won.

Geschreven met een kleine censor