25-03-2009

Geklanterfanter

‘Nummer 666!’
Blikken kruisen elkaar. Een reactie blijft uit.
‘Heeft iemand nummertje 666?’
‘Eh … 666 …, ja ik …, ben ik dan al aan de beurt.’
‘Wat mag het voor u zijn?’ Vraagt de juffrouw achter de toonbank vriendelijk.

De ogen van klant 666 struinen de vitrine af van links naar rechts en vice versa.
‘Wat een aanbod vandaag. Ik kan niet kiezen.’
‘Wat ligt daar links? Het ziet er niet zo appetijtelijk uit.’
Met een blik over de toonbank polst 666 de reactie van de juffrouw.
Geduldig wacht zij af.

Nogmaals scant klant 666 de vitrine. Van links naar rechts en vice versa.
‘Doet u maar een onsje van dit en een onsje van dat.’
‘Of … nee … doet u maar anderhalf ons van dat en een ons van dit.’
‘Het is toch allemaal vers hè?’

‘Jazeker meneer, dit is van vandaag en dat is van gisteren.’
‘Is dat van gisteren? Doet u dan maar anderhalf van dit.’
Tevreden over zijn keuze kijkt klant 666 voldaan om zich heen en grapt naar zijn omstanders.
‘Jullie zijn zo aan de beurt.’

‘Wenst u nog iets anders, of had u het zo?’
‘Ja kijk …, nu u er om vraagt wil ik ook wel een ons van zus en een ons van zo.’
‘Alleen als zus en zo vers zijn en niet van gisteren.’
‘Zus is van vandaag en zo is van gisteren.’
‘O is dat zo? Doet u dan maar alleen een onsje zus.’

De juffrouw pakt het onsje zus in. Klant 666 zoekt oogcontact met zijn buurman.
‘Weet u buurman, vorige week heb ik zo genoten van zus, samen met mijn broer. Het is lang geleden dat mijn broer en ik samen zo genoten hebben van zus.’
‘Meneer …?’ Klinkt het vanachter de toonbank.
Geen reactie.

‘Weet u buurman, het is 10 jaar geleden. En voor die tijd was het nog van voor de oorlog dat mijn broer en ik elkaar voor het laatst zagen. Hebt u de oorlog meegemaakt? Nee, u bent nog jong. In de oorlog maakten we verse zus zelf nog klaar. Maandenlange rijping ging eraan vooraf.’
‘Pardon meneer …, eh … meneer … wenst u nog wat anders?’

‘Nee bedankt …, of wacht … wat denkt u buurman, zal ik nog een onsje ceci ou cela nemen? Dat is Frans, ja weet u, ik spreek ook een woordje Frans? Een woordje over de grens hè, altijd handig.’ Geleerd in het vreemdelingenlegioen, weet u.
De blik van de buurman staat nu op oorlog.

‘Juffrouw, mag ik u vragen, ceci en cela zijn ook vers mag ik hopen?’
‘Jazeker meneer, ceci en cela zijn van vandaag.’
‘Doet u dan maar een onsje van beiden.’
Argwanend scant klant 666 de omstanders in de winkel.
Hij ontwaart zo links en rechts wat irritatie.

‘Zal ik het inpakken of neemt u het zo mee?’
‘Nou juffrouw, daar moet ik even over nadenken. Het is niet goed voor het milieu. Aan de andere kant, als het op straat uit mijn handen valt, dan is het meteen zo’n rotzooi. Doe het maar in een zakje. Het zakje is toch zeker recyclebaar? Anders hoeft het niet hoor.’

‘Dat is dan 12 euro 33.’
‘12 Euro 33!? Zoveel? Hoe bestaat het, daar kocht ik vroeger de hele vitrine van leeg.’
Langzaam doorzoekt Klant 666 zijn jas- en broekzakken. Eerst met zijn linkerhand en vervolgens met zijn rechter. Het ritueel wordt twee keer herhaald.

Zonder blikken of blozen kijkt klant 666 beurtelings de buurman en de juffrouw aan.
‘Mijn portemonnee ligt thuis. Ik ga hem even halen. Leg mijn boodschappen maar achter de toonbank. Als ik terugkom ben ik meteen aan de beurt, toch? Ik heb zojuist ook al lang moeten wachten.’

Klant 666 verlaat onverstoord de winkel. Deze is intussen half leeg gestroomd. De juffrouw achter de toonbank telt haar zegeningen. Dit soort geklanterfanter is voor haar dagelijkse kost. Geduld is een kostbare zaak en in de verkoop een noodzakelijk bezit. De klant is soms een irritante koning.


Mien

Geschreven voor website Gek op Klanten




12-03-2009

Mien Carnaval

Wat is dat voor een feest? Dat ieder jaar het Zuiden rept en roert en hartstocht passievol laat branden? Het is een feest voor gelijkgestemden, geworteld en gerijpt in tradities en rituelen. Een voorjaarsbode vol lichteuforie. Met viering van te strakke teugels. Een feest van emotie, met vette schmink, een glimlach rond de mond. Een feest van zoete nectar genuttigd onder een prille voorjaarszon.

Drie dagen lang ruist muziek meanderend door de oren. Vol van fanfare, tuba, slagwerk en trombone. Het Carnaval ligt verankerd in zuidelijke genen. Wordt wild romantisch doorgegeven, generatie op generatie. Voor niemand is er een ontkomen aan.
Ieder jaar ontluikt het lentefeest opnieuw, met slingers, maskers en ballonnen aan de muur. De carnavalsvierder laaft zich aan zoete melancholie en pulserend lentesap. Adrenaline stijgt dan dwars door bloed en dansende ledematen, rechtstreeks naar het hoofd.
Niet aflatende dorst wordt gelest met blond schuimend bier, witte wijn en zoete cola.

Carnaval is een feest van loutering en verkenning. Baas en werkman, man en vrouw, ze kruipen voor even in de huid van de ander. Bottom up en top down, all dressed up to impress. Clowneske metamorfoses en ludieke transformaties scheppen voorwaarden voor een glansrijk narrenspel.
De jaarlijkse zoektocht naar gepaste kledij biedt dolle pret. Zeeman, Kringloop, Action, Houtse Bazaar en internet, alles wordt afgestruind. Attributen worden wekenlang verzameld, allemaal ten dienste van een originele act.

Als Zweedse chef-kok is het niet lang zoeken. Een knuffelschildpad voor in de soep. Een koekenpan als plagend slagwerk. O ja, en pollepels, o zo multifunctioneel, als trommelstok of dirigentenstok of gewoon als microfoon. Een plastic Winchester en supermuppet Kermit, alles gaat mee.
Er wordt ook flink geknutseld. Een megagrote poffertjespan, van stevig karton en tape, doet dienst als dienblad én gitaar. Een verfemmer wordt omgetoverd tot giga peperbus. Ook een hakmes van karton beplakt met aluminiumfolie wordt niet vergeten. Een plastic tas vol bospeen, bleekselderij en radijs maakt de maskerade compleet.

De optocht is een groot kleur- en muziekfestijn met praalwagens, geinige groepen en leuke individuen. Het publiek is goed gemutst en verkeert in lichte vorm van extase. Snoep valt uit de hemel en wordt door grissende kinderhandjes gevangen. Mager verklede pubers zingen flink gepuist een balorig lied. Nonchalant leunend tegen een winkelwagen volgestouwd met kleine kratjes bier. De handen in de lucht geheven met blikjes Baf en Bull. Enkele verdwaalde Zeeuwen hebben het Carnaval niet helemaal begrepen en gooien het strooigoed met ferme worpen terug omhoog. De prinsen bukken van schrik en strijken verontwaardigd hun veren recht.

Een antieke bierwagen met Belgische paarden komt in zicht. De optocht nadert zijn einde. Het publiek zoekt zijn weg naar have en kroeg. Er wordt gefeest, gedanst en gezongen en iedereen houdt vol. Diep in de nacht breekt het theater van het leven helemaal los en vinden acts hun vervolmaking.
De chef-kok worshipt Kermit en schiet grimlachende carnavalsklanten met zijn Winchester, bedachtzaam van hun kruk. Poffertjespan, pollepel, zelfs Kermit, alles wordt bezongen. De hele kroeg gonst en glimlacht en schuddebuikt als een tevreden mens. Vriend en vijand zingen arm in arm hun laatste lied.

Gelouterd en voldaan keren carnavalsvierders lichtelijk aangeschoten richting huis. Even nog een hapje eten, wat slap geouwehoer en dan naar bed. De grijnzende maskers aan de muur knikken nog een laatste keer welterusten. Met muziek nagalmend in de oren duikt het moede lijf de koffer in. Het is weer voor een jaar gedaan. Wat rest is de herinnering, de foto’s en heel veel wee naar heim.
Lieve Carnaval, tot volgend jaar maar weer…


Mien


In oude Venlose Carnavalsliedjes wordt het Carnavalsgevoel mooi vertaald en bezongen.
Voor de liefhebber en dialectworstelaar hieronder de teksten van 11 juweeltjes.

Vastelaovund (Sjiengele sjiengele boem!)
Festina lente
Meuderke leef
Beer leedje
Det duit um ’t Veurjaor
De Twië einzame
Zing nog ens
Minsekinder waat ein maedje
Den alde kleiërkas
't Is gedaon
De Wortelepin


05-03-2009

Bommelding van een klant

Plaats van delict: Een eetcafé gelegen in een grote gekke stad in Nederland.
Tijdstip van delict: Zondagmiddag rond een uur of vier.
Situatieschets: Een kleine donkerharige licht getinte vrouw scant vanachter een donkerbruin gordijn de straat. Vertwijfeling slaat toe als ik haar mijn wijzerplaat toon en vriendelijk door de raam gebaar of ik en mijn gezelschap het eetcafé mogen binnentreden.

De vrouw verdwijnt vanachter het gordijn richting bar. Het lijkt alsof ze ons negeert. We besluiten even af te wachten. Het is vijf voor vier. Om vier uur gaat het eetcafé pas officieel open. Het is koud buiten.
Geheel onverwacht gaat het slot toch wat eerder van de grendel. Onze dank is groot en we huppelen een opgeruimde donkerbruine kroeg binnen. De gastvrouw verdwijnt naar de keuken en een jongeman komt onze bestelling opnemen.

We laven ons aan warme thee en bespreken uitvoerig de lange wandeling die wij die ochtend gemaakt hebben. De inspannende wandeling heeft me kruim gekost en ik voel dat mijn bloedsuiker behoorlijk aan het dalen is. Voor een diabeet treedt dan onmiddellijk een noodsignaal in werking. Op het toilet meet ik voor de zekerheid mijn suiker. Die is inderdaad te laag. Ik heb koolhydraten nodig.

Vriendelijk vraag ik de jongeman of hij een broodje voor me heeft. Tot mijn grote verbazing ontstaat een vertwijfelde blik op het gelaat van de jongeman. Hij moet even overleggen met de gastvrouw. Ik begrijp er niets van. De gastvrouw komt nu zelf uit de keuken te voorschijn en vertelt me zonder te blikken of blozen dat er vandaag geen losse broodjes verkocht kunnen worden. Die zijn gereserveerd voor de soep. Ik kan eventueel wel soep bestellen met een broodje.

Ongeloof overvalt mij. Dat zal toch niet waar zijn? Wel broodjes hebben maar deze alleen uitserveren bij de soep? Ik leg vriendelijk doch stellig uit dat ik broodnodig brood nodig heb vanwege mijn suiker en of er geen uitzondering gemaakt kan worden.
Onwillekeurig dwalen mijn gedachten af naar een leus die ik zojuist op de toiletmuur gelezen heb: ‘Je moest eens zweten’. Hoopvol kijk ik de gastvrouw aan. Maar nee, het gaat echt niet lukken. Dan klopt de verhouding soep en brood niet meer.

In mijn hoofd vormt zich langzaam een bommelding. Deze gastvrouw is niet in staat om buiten het kastje te denken. Omdat openheid vaak deuren opent probeer ik de starheid van mijn gastvrouw met open vizier vriendelijk te breken. Ik vertel haar nogmaals de noodzaak van het brood verlenen en leg haar de consequentie uit van het geen gehoor geven. Ik kan mogelijk buiten bewustzijn raken.
Mijn noodkreet heeft geen enkel effect op de stoïcijnse gastvrouw en ze blijft onverbiddelijk nee zeggen. Uit de muziekboxen klinkt wrang Santana Esmeralda’s ‘Don’t let me be misunderstood’.

De bommelding in mijn hoofd neemt nu ernstige vormen aan. Voordat de bom ontploft kies ik eieren voor mijn geld. De ongegeneerde klantonvriendelijkheid is zo imponerend dat mijn gezelschap en ik besluiten ons heil elders te zoeken. Angst voor broodroof en liefdeloosheid voor het vak zijn in dit eetcafé ver doorgeslagen. Mijn gastvrouw zal het worst wezen. De reacties van de andere gasten spreken boekdelen. Verbouwereerd wordt onze uittocht gadegeslagen.

Mien

Geschreven voor website Gek op Klanten