31-12-2011

Columns van Harrie (December 2011)


Ad Sinterim / Actualiteiten / 06-12-2011

Het is guur weer buiten. De maan schijnt door de bomen. Deze schijnt met een flauw schijnsel op een roodgekleurde telefooncel. Binnen in de telefooncel staat iemand druk te telefoneren. Vast een buitenlander, want wie heeft er tegenwoordig geen mobiel. Met een zwaar cockneyaccent stoot de man aan de telefoon met luide stem boze klanken uit. Gelukkig zorgt een taaldetector voor een juiste vertaling. In de lichtbalk boven de telefooncel verschijnen de volgende woorden: Bloody hell. I don’t have enough money to buy presents anymore. And I still have many houses to visit. The shops are closing. So seriously, I have a problem.

De maan vertoont een brede glimlach en schiet te hulp. Met behulp van zijn maatje Donder en Bliksem schiet er uit de lucht een merkwaardig voertuig naar beneden. Een soort houten kar op stokken die aangestuurd wordt door vreemde bokken. De achterkant is volgestouwd met kleurige pakketjes. Op de voorste bok zit een klein mannetje die telkens ho, ho roept. Maar de bokken willen niet stoppen. Zij hebben een missie. Landen op de aardkloot, dicht bij een rode telefooncel. De man in de telefooncel houdt scherp de lucht in de gaten. De laatste keer dat de maan hem te hulp schoot landde er een vreemd konijn op zijn hoofd. Dat was ergens in het voorjaar. Nu is het winter. Alles wat nu uit de lucht valt komt veel harder aan.

Met een zachte landing ploft de kar op stokken vlak langs de telefooncel. Op de achterbank zitten twee Polen die veel lol hebben met elkaar. Ze drinken uit een blikje cola en dragen lange baarden. Het kleine mannetje voor op de bok springt van de kar en loopt naar de man in de telefooncel. Die kijkt met grote schrik uit de raam van zijn telefooncel. Wat heeft de maan in hemelsnaam nu weer op hem afgestuurd.
“‘Did you rang?” vraagt het kleine mannetje met een diepe basstem. “Doctor Who I presume? My name is Bloody Hell. Nice to meet you.”

Dokter Wie is nu helemaal van zijn paadje. Hoe weet die kleine opdonder nu hoe hij heet. Dat was niet afgesproken. Het geheim genootschap moet hierover worden ingelicht. Dit kan echt niet zo.
“Well Bloody Hell, I see you brought some packages. Very nice. You can drop them over there. I need no further help. Thank you and goodbye.”

Dokter Wie blaast snel op zijn vingers. Uit de bosjes springen vliegensvlug drie zwarte mannen uit de struiken. Nou ja, zwart, ze hebben wat zwarte vlekken in hun gezicht. Het zijn eigenlijk gewoon drie smeerpoetsen. “Gossiepikkie, hebben jullie je weer niet gewassen?” roept dokter Wie hen vermanend toe. “We moesten toch lijken op Zwarte Piet!?” antwoorden de drie in koor. Dat is waar. Dat was dokter Wie even vergeten. Het is ook allemaal zo hectisch geweest vandaag. Eerst een telefoontje uit Spanje dat Sinterklaas met Spaanse griep in bed ligt en dan als de retescheet vervanging zoeken. Niemand beschikbaar, niemand gevonden op zo’n korte termijn. Dus zelf de klos. Niets voor hem. Hij haat alles wat met kleine kinderen te maken heeft en met commercie. Maar ja, tradities kun je niet ontlopen. Tijd om brood en spelen af te leveren. De wind blaast guur. Hij zoekt dekking achter zijn schimmel en geeft de drie mannen opdracht om het paard vol te laden. Op naar de eerste nachtshift. Hij drukt zijn mijter nog een stevig over zijn oren en knoopt zijn mantel dicht. De baard waait bijna van zijn kin. Klereding.


Plastic labyrint / Actualiteiten / 12-12-2011

Verdwaald loop ik door een vreemde ruimte. Waar ben ik nu toch weer aanbeland? Ik raak volledig gedesoriënteerd. Plots word ik geconfronteerd met een aantal ijsberen. In een futuristische ruimte staan ze tentoongesteld. Blauw licht maskeert de echtheid van de beesten. Gelukkig maar. Na een poosje valt me op dat de ijsberen continue dezelfde bewegingen maken met hun hoofden. Lijdzaam gevangenschap maakt de beestjes neurotisch. Ik besluit door te lopen.

Als ik vanuit de blauwe ruimte de hoek omloop bots ik bijna tegen een levensgroot damhert. Het damhert staart mij wezenloos aan. Op de grond, die bedekt is met dennennaalden, liggen nog twee kleine damhertjes bewegingsloos voor zich uit te staren. Als ik goed kijk zie ik dat er eentje een rode neus heeft. Zeker verkouden. Het doet allemaal een beetje plastic aan. Ik merk dat ook aan de reacties van andere mensen die door dit labyrint dolen. Iedereen loopt hier verloren rond. Op zoek naar een uitweg. De muziek die in de diverse ruimtes rond zingt maakt het er niet vrolijker op. Het is van die heppiepeppie muziek. De mensen die hier rond lopen worden er behoorlijk nerveus van. Ik ook. Als blikken konden doden waren er in deze ruimte al heel wat slachtoffers gevallen. Sommige ruimtes doen me denken aan een crematorium. Dat komt door de plechtige kilte die er heerst. Iedereen kijkt elkaar zwijgzaam aan. Een soort gemeenschappelijk ongenoegen dat maar niet uitgesproken wordt geeft de mensen iets krampachtigs. Dat toont zich ook in hun motoriek. Die is houterig en bozig. Een aantal mensen kom ik wel drie tot vier keer tegen in de wandelgangen tussen de verschillende ruimtes. Hun blik staat op vertwijfeling. Ze lijken iets te zoeken. Ze weten alleen niet precies wat. Wat mij opvalt, is dat zij houvast zoeken in de spulletjes die in de diverse ruimtes tentoon worden gespreid. De spullen zijn amorf en lijken zorgvuldig op kleur geselecteerd. Ik word een beetje onpasselijk van al die lelijkheid. Dat ik me bevind in een doolhof van prullaria is nog daar aan toe. Maar continue geprikkeld worden door een plastieken werkelijkheid, dat is een ander verhaal. Ik ben nu toch wel heel erg geïnteresseerd naar de uitweg. Als die er überhaupt is. Alle objecten vragen aandacht en proberen mij te vangen. Alles heeft zijn prijs. Ik klamp me vast aan een mevrouw in een groene werkjas. Zij lijkt me de aangewezen figuur om mij wegwijs te maken in dit labyrint. Met geveinsde vriendelijkheid legt ze uit dat ik bijna bij de uitgang ben. Ik hoef slechts de voetstappen op de grond te volgen. Ik houd het niet meer en struikel over dozen vol prullaria en wankel tussen plastic bomen. Ik ruik een vettige lucht en probeer de geur te duiden. Mijn neusvleugels kunnen het maar net aan. Al gauw determineer ik een vreemde combi. Ik ruik oliebollen en Vietnamese loempia’s. Plots sta ik in een grote ruimte met veel licht. De mensen lijken de weg weer gevonden te hebben in het labyrint. Ze staan keurig in een rij en leggen objecten op een rollende band. De mensen zien er moe uit. Het plastic labyrint heeft hen uitgeput. Thuis wacht hen hopelijk koffie en koek. Dan zetten zij boompjes op met en over de pasgescoorde buit. Bomen van plastic of puur natuur. Daarna worden ze behangen met hun pas verworven jachttrofeeën. Ik moet weer denken aan het damhert. Zou het er nog staan? Ik ben opgelucht als ik weer buiten sta. Mijn rode telefooncel kijkt me uitnodigend aan. Het is weer tijd om op pad te gaan. Op weg naar een gelukkig nieuw jaar.


Pudding / Actualiteiten / 27-12-2011

Vanaf het moment dat ik de keuken binnenkom ben ik mij bewust van de ernst van de situatie. Een man ligt voorover gebogen, met zijn hoofd op het bord en de armen uitgestrekt op tafel te snurken. Dit gaat niet goed. Naast hem staat een glas met een vreemdsoortig goedje. Het is rood en er drijven wat vruchtjes aan de oppervlakte. Het lijkt wel of er een kleine bom ontploft is op de keukentafel. Zodra ik het strijdtoneel verder beschouw zie ik onmiddellijk wat de oorzaak is van de explosie. Typisch gevalletje van decemberzucht.

Naast het glas zie ik een worstachtig broodje liggen. Half aangevreten. Het broodje heeft een witte binnenkant en een bruine korst. Het omhult een blauwgrijs vleesstaafje. Een stukje verder staat een wit porseleinen schaaltje gevuld met bonbons. ‘Made in Belgium’ lees ik op de doos die ernaast ligt. Aan de wikkels op tafel liggen zie ik dat er al flink van gegeten is. De man die nog steeds ligt te snurken richt zich plots op en brabbelt wat onverstaanbare woorden. Met zijn linkerhand knijpt hij in zijn zij en met zijn rechterhand maakt hij masserende bewegingen over zijn buik. Hij zit duidelijk met iets in zijn maag. De man maakt kokhalzende bewegingen. Ik doe een stapje terug van de keukentafel. Dit voorspelt niet veel goeds.

Gelukkig komt het niet tot een culinaire uitbarsting. Het enige wat de man weet uit te brengen zijn een paar korte klanken. Ik probeer de klanken om te zetten naar woorden. De man schijnt er namelijk veel waarde aan te hechten als ik zijn ernstig bezorgde blik mag geloven. Ik kan er niet veel van maken. “Poed, poed, poed … “, lijkt hij te zeggen en met een gestrekte wijsvinger zwaait ie wild in de lucht. Dat kost hem veel kruim. Zijn hoofd tolt en zwalkt op zijn nek. Al snel legt hij zijn hoofd weer te ruste op zijn bord. Zijn flinke neus maakt een zachte landing op iets wat lijkt op verbrande oliebollen. Hoewel, de deegachtige massa waar zijn neus nu in steekt is wel erg groot voor een oliebol.

Ik vraag me af wat hij met zijn “poed, poed, poed … “ wil zeggen. Op tafel zie ik nog een doos eieren staan en een zak bloem. Verder liggen er verspreid nog wat rozijnen, krenten en gehakte amandelen. Duidelijke tekens van een bakproces. Wat ook nog opvalt is een kleine fles brandy zonder inhoud. Zodra ik de lege fles zie voel ik plots een alcohollucht mijn neus binnendringen. Bijna gelijktijdig komt er een ruwharige teckel op kleine korte pootjes de keuken binnengedribbeld. Hij kwispelt vrolijk met zijn staart. Op zijn halsbandje zie ik zijn naam staan. Pavlov heet ie. Een zinnenprikkelende hond.

Pavlov loopt linea recta naar de man die bijna lijkt te stikken in zijn eigen gesnurk en bijt hem zachtjes in zijn been. De man schrikt even wakker en kijkt langs de tafelpoot naar beneden. Hij schudt met zijn been de hond van zich af en legt zijn hoofd weer te ruste op het donkerbruine deeg. “Poed, poed, poed …. not goed”, murmelt ie met dubbele tongval.
De ruwharige teckel laat het er niet bij zitten en heft zijn korte linkerachterpoot op. Welgemikt gooit ie een straal urine over de rechterschoen van de snurkerd en dribbelt met zijn neus omhoog de keuken uit. De manier waarop de teckel dat doet lijkt veel op herhalingsgedrag. Het gaat allemaal voorbij aan de snurkende man.

Mijn blik glijdt verder over de tafel en komt uit bij een opengeslagen kookboek. Het is Engelstalig. In een keer valt mijn penny. ‘Traditional Christmaspudding’ staat er in grote letters boven het recept. Aan de hand van de bijbehorende afbeelding herken ik nu ook het donkerbruine goedje op het bord van de snurkerd. Mijn oog valt op een klein labeltje dat in een lege kom naast het bord van de snurkerd ligt. Made in 2009. Best before 2010. Staat er op het labeltje. De snurkende man richt zich plots op. Zijn hoofd stoot wederom vreemde geluiden uit. Pulserend stoot het dezelfde klanken uit als eventjes geleden. Met dit verschil dat de klanken dit keer gepaard met een stortvloed aan lichtbruine brij die van diep uit het strottenhoofd de keuken wordt in geslingerd …poed, poed, poeding … not goed …!” Gelukkig kan ik net op tijd uit de lichtbruine straal wegstappen. Een takje hulst stroomt in de bruine brij van tafel af. De man legt zijn hoofd uitgeput weer neer op zijn bord. En ik … ik heb het even gehad met kerstgevoel. Voor mij mag 2012 snel beginnen.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

24-12-2011

Herderkens, herderkens

De os doet zijn verhaal

Hier sta ik dan met mijn zware lijf en dikke poten, in een veel te kleine stal. Ik heb nauwelijks plek en iedereen loopt me voor de voeten. Het is hier ongelofelijk druk. Een komen en gaan. Iedereen vergaapt zich boven een klein kribje achter in de stal. Ik snap er niets van. Er worden hier wel vaker kindertjes geboren. Maar deze kleine schat trekt toch wel erg veel aandacht. Het moet vast een belangrijk kindje zijn.

Verdikkeme zeg, wat een vervelende ezel hier naast mij. Hij staat ongegeneerd tegen mij aan te leunen. Hij heeft het zeker koud. Ik voel zijn botten door zijn vel, tegen mijn dikke buik aantrillen. Ach, ze zijn ook niets gewend die domme ezels. Wie heeft dat feest hier eigenlijk georganiseerd? Het is toch veel te koud voor een babyshower? Hoe halen ze het in hun hoofd om dat buiten in een stal te doen?

Zeg, nou lopen er ook al schapen voor mijn voeten. Ze lopen allemaal in polonaise en mekkeren er wat irritant op los. De voorste houdt er het tempo goed in. Hier moet ik even ingrijpen. “Ho, ho, meneertje schaap, een beetje respect voor een oude os. Hou eens even op met zenuwachtig door die stal te hollen. Straks gebeuren er nog ongelukken. Sta liever eens stil en luister naar de mooie hemelse muziek die in deze stal klinkt. Het lijkt wel of hier engelen zingen.”


Mijmeringen van een ezel

Nou zeg die os is ook een mopperkont. Hij denkt dat ik hem niet versta. Hij moest eens weten. De onnozele. Ik ben namelijk een geletterde ezel. Afgestudeerd cum laude op HAVO, stro en Cambridge. Hij kan nog zo staan schudden met zijn dikke kont. Luctor et emergo. Ik wijk hier voor geen meter. Zijn vacht is veel dikker dan de mijne. Ik, ik warm me lekker aan de zijne. Laat die dikke os maar lekker kuchen. Wij noeste dieren staan hier met een missie. Dat is dit pas geboren kindje beschermen tegen regen, wind en kou.

Ik blaas me helemaal suf, de longen uit mijn magere lijf. Straks kan ik nog geen IA meer zeggen. Maar ja, alles voor het goede doel. Het is hier stiekem toch wel druk. Daar heeft die os toch wel een punt. Het wemelt van de schapen in de stal. Ik kan die beestjes geen ongelijk geven. Het regent buiten pijpenstelen en wie wil er nu een natte vacht? De schaapjes staan hier op ’t droge. Ziet ze toch eens grijnzen. Maar menen ze dat nu wel? Of is het schijn die bedriegt? Die grijns van hen is eigenlijk best schaapachtig.

Hé, daar komt mijn oude baas de stal ingelopen. Hij draagt een houten staf. Ik herken hem bijna niet meer terug. Hij is getooid in een schapenvel. Waar is zijn blauwe overall gebleven? En draagt hij nou sandalen in plaats van klompen? In mijn oude baasje is geen boer meer te bekennen. Hij is schapenherder geworden. Wat heb ik voor mijn oude baas een ballast gedragen. Jaar in jaar uit. Gebukt ging ik onder al zijn zorgen. Nu is het een contente mens. Hoor hem eens lachen boven het kribje. Van blijdschap zingt hij spontaan een nobel refrein. Nota bene in het Latijn. Geletterd als ie is.


De zorgen van Maria

Wat een beestenbende is het hier in deze stal. Een puinhoop maken ze er van. En ik maar proberen alles maagdelijk schoon te houden. En dan die herrie? Als dat zo doorgaat maken ze mijn lieve menneke nog wakker. Dat is niet de bedoeling. Ziet hem daar eens heerlijk slapen. Het is voor mij nog steeds een mirakel hoe dit kindje in mijn buik terecht is gekomen. Onbevlekt volgens mijn moeder. Dat is toch wel bijzonder.

Mijn Jozef en zijn familie waren ‘not amused’, toen zij dit hoorden. Ik heb hemel en aarde bewogen, om hen op het hart te drukken, dat er niemand anders in het spel is. Zelfs engelen heb ik aangeroepen. Gelukkig gaf er eentje gehoor. Die gaf een originele uitleg aan de situatie. Nu maar hopen dat het verder geen toestanden geeft. We krijgen veel toeloop voor ons menneke. Ik voel me als moeder Maria dan ook zeer vereerd. Boeren, herders, koningen, ja zelfs drie wijzen uit het oosten, bezoeken ons kindje.

Die wijzen komen goed van pas. Zij geven tekst en uitleg over het bijzondere mirakel. Eentje is wel erg enthousiast. Arnol heet hij geloof ik. Met luid stem verhef orakelt hij de oren van ieders hoofd er bijna af. Het is een lief mens, maar eenmaal op dreef is hij moeilijk te bedaren. De drie wijzen hebben de stal gemakkelijk gevonden. Een ster en wat fritslichten van Philips wezen hen de weg. Het enige wat ze hoefden te doen is ‘Glow with the flow’. Nu luisteren ze in de stal met blij gemoed naar het gezang van leeuweriken. Hoort de vogels en de muziek eens dwarrelen, in de ijle winterlucht!


Jozef timmert aan de weg

Nog steeds kan ik het niet begrijpen. Hoe is het mogelijk dat mijn lieve Maria een kindje heeft gebaard? In elke man die de stal hier binnentreedt, zie ik een potentiële vader. De geboorte heeft de gemoederen bij ons thuis flink doen oplaaien. Mijn vader heft telkens de armen ten hemel als hij ons kindje ziet en roept dan luid:
“Die kleine heeft niet jouw handen en veel te weinig haar. Heb je die neus al eens bekeken, en die oortjes? Nee, nee, die kleine lijkt niet echt op jou?”

Gelukkig is mijn moeder milder gestemd. Zij is een trotse oma en onvoorwaardelijk content. Ze zegt tegen mij: “Je bent nu vader geworden mijn lieve zoon. Er rust een grote verantwoordelijkheid op je schouders. Je geeft het leven door, zorg er goed voor. Het is een menneke met een missie. Kijk maar eens naar al dat bezoek, daar moet een bijzondere reden voor zijn.” Mijn mams heeft gelijk. Zo heb ik het nog niet bekeken. Maar het stelt me nog niet helemaal gerust. Bij ieder mannelijk bezoek blijft een zweem van verdenking bestaan. Met mijn timmermansoog speur ik neuzen, oren en ogen van bezoekers af op zoek naar gelijkenis. Gelukkig tevergeefs.

Een gevleugelde vriend stelt me eindelijk gerust. Hij spreekt van een godswonder dat gekoesterd moet worden. En dat het de kleine aan niets mag ontbreken. Opgelucht stort ik mij op het timmeren van een fantastisch kribje. Ik gebruik al het sloophout dat ik kan vinden. In diverse maten en pasteltinten. Kleurrijk moet het kribje zijn. Trots als een pauw besluit ik er gauw kasten, tafels en stoelen bij te maken. Misschien begin ik wel een handeltje? Een gouden handel wel te verstaan. Het resultaat van creatieve processen geeft altijd lucht. Ik omarm al mijn muzen en zing van blijdschap en geluk.


Kindje Jezus laat van zich horen

Jezus, wat een drukte bij mijn kribbe. Het is zeker weer showtime? Ik krijg hier niet eens de tijd om een dutje te doen. Jammer dat ik geen filmcamera bij me heb. Je zou die gezichten eens moeten zien, die boven mijn kribbe komen hangen. Ik lig af en toe helemaal in een deuk. Behalve als ze zeveren, van opwinding. Ja, dat komt wel eens voor. Dan helpt maar één ding. Snel mijn mond en ogen dichtdoen. Ik krijg veel commentaar op mijn kribbe. Die vindt iedereen prachtig. Sommigen doet het denken aan Piet Hein Eek. Geen idee wie dat is. Vast één of andere local.

Zou het al etenstijd zijn? Ik krijg langzaam honger. Eens even kijken of ik wat aandacht kan trekken van mijn mams. Een kwestie van mijn mond ver open doen en dan jammerlijk huilen. Succes gegarandeerd.
Hé, wie zijn die deftige heren die nu plots boven mijn kribbe hangen? Ze ruiken naar wierook en naar mirre. Ze ruiken in ieder geval beter dan die os en die ezel. Wat kunnen die beesten een partij dampen. Die twee maken ook nog eens de hele tijd stennis. Alsof ze niet genoeg plek hebben in de stal.

Ach, het zal mijn tijd wel duren. Ik lig hier voorlopig goed. Mijn mams en paps zien er gelukkig en tevreden uit. Wat kan ik me dan als kindje nog meer wensen? Er doen verhalen de ronde als zou ik mensen redding brengen. Dat is wel een beetje hoog gegrepen. Ik begrijp best dat in deze complexe wereld van techniek en multimedia een wegwijzer zeer gewenst is. Maar verwacht van mij geen zegen. Zolang mensen mij niet verafgoden wil ik ze best met raad en daad bijstaan. Ik ben een specialist in troost, hoop en liefde. Bij hoge nood mag iedereen er wat van komen halen. Ik deel het met liefde en plezier.

Mien kerstverhaal


Kerstverhaal in vijf delen.
Voorgedragen tijdens het Kerstconcert van Kamerkoor Alauda Vocalis.
Op 20 en 23 december 2011 te Eindhoven.
Dirigent: Hubert Koniuszek.

Programma:
1. G. Messaus (1589-1640): Resonet in laudibus
2. Kerstverhaal (dl.1): De os doet zijn verhaal
3. W.G. James (1892-1977): Country carol
4. G. Messaus (1589-1640): O salich heylich Bethlehem
5. Jetse Bremer (1959): In ‘t stalleken van Bethlehem
6. Kerstverhaal (dl.2): Mijmeringen van een ezel
7. G. Messaus (1589-1640): Dies est laetitiae
8. W.G. James (1892-1977): The three drovers
9. Jetse Bremer (1959): Het komet een schip
10. G. Messaus (1589-1640): Het quamen dry Coningen
11. Kerstverhaal (dl.3): De zorgen van Maria
12. Jetse Bremer (1959): O herders laat uw bokken en schapen
13. G. Messaus (1589-1640): Laet ons met herten reyne
14. Th. L. de Victoria (1548-1611): O Magnum mysterium
15. Kerstverhaal (dl.4): Jozef timmert aan de weg
16. W.G. James (1892-1977): Carol of the birds
17. Jetse Bremer (1959): Herders hij is geboren
18. G. Messaus (1589-1640): Het viel eens hemels dauwe
19. Kerstverhaal (dl.5): Kindje Jezus laat van zich horen
20. Jetse Bremer (1959): In ‘t stalleken van Bethlehem

14-12-2011

Mien vertelt een kerstverhaal

Komt dat zien en komt dat luisteren. Een bijzondere ervaring in kerstsfeer.
Mien draagt een zelf geschreven kerstverhaal voor tijdens het kerstconcert van Kamerkoor Alauda Vocalis.

Waar : Antonius van Paduakerk, Fazantlaan 17 te Eindhoven
Wanneer : Vrijdag 23 december 2011
Aanvang : 20:00 uur
Toegang : Graag een bijdrage naar eigen waarneming
Dirigent: Hubert Koniuszek

Het kerstverhaal wordt steeds weer opnieuw verteld en bezongen, door de eeuwen heen en over de hele wereld in alle culturen. In dit Kerstconcert door Kamerkoor Alauda Vocalis weerklinken de wonderbaarlijke gebeurtenissen in de liederen van de 16e eeuwse Nederlandse componist Guilliemus Messaus (1589-1640). De Spaanse componist T.L. da Victoria (1548-1611) schreef in het Latijn voor uitvoering in de kerk, waarbij hij op muzikale wijze uitdrukking gaf aan de mystiek-religieuze beleving van het kerstverhaal. De Nederlandse hedendaagse componist Jetse Bremer heeft oude Nederlandse verzen op muziek gezet, die wonderschoon past bij de oude teksten. De Australische componist W.G. James laat horen hoe midden in de Australische zomer drie vee-drijvers de plaats innemen van de Wijzen uit het oosten, tropische vogels op de vlakte en in bomen fluiten, dansen, roepen en zingen, zoals de Aboriginals zeggen: Orana (Welcome) to Christmas Day! Tussen de 14 liederen door brengt Rob Mientjes zijn Kerstvertelling.

Hier alvast een klein tipje van de sluier van Mien's kerstvertelling:

De os
Daar sta ik dan met mijn zware lijf en dikke poten, in een veel te nauwe stal. Ik heb hier nauwelijks plek en iedereen loopt me voor de voeten. Wat is het toch druk? Het is een komen en een gaan. Iedereen vergaapt zich boven een klein kribbeke. Ik snap er niets van. Er worden hier zo vaak kindertjes geboren. Maar deze kleine schat trekt toch wel erg veel aandacht. Het moet vast een belangrijk kindje zijn.

Zie ook de website van Kamerkoor Alauda Vocalis en dirigent Hubert Koniuszek
Komt dat zien en komt dat luisteren. Een bijzondere ervaring in kerstsfeer.

Het complete kerstverhaal is hier te lezen.

01-12-2011

Poezenvrouwtje

De wind waait door de bomen. Het is een druilerige ochtend. Aan de overkant van de straat zit vol ongeduld een witte poes op wacht. Haar blik is strak naar het oosten gericht. Waar blijft ze nou. Het zal niet lang meer duren of ze komt eraan. Plots veert ze op en dribbelt snel naar het eind van de straat. Daar is ze eindelijk, het poezenvrouwtje.

Het is een vast ritueel geworden. Elke dag klokslag zeven uur trekt het poezenvrouwtje aan mijn raam voorbij. Ik spring snel naar buiten, gewapend met pen, blocnote en camera en stel me aan haar voor. Tijd voor een interview met het poezenvrouwtje. Terwijl de witte poes om haar benen heen drentelt doet Joke haar verhaal.

Elf jaar geleden is het allemaal begonnen. Bij het kapotte hek van de Dahliatuin achter het tranformatorhuisje. Daar zag zij iedere dag drie witte poezen verwilderd rondstruinen. Uit navraag bleek dat de poezen waren uitgezet in de Dahliatuin om konijnen en muizen te vangen. Maar niemand ontfermde zich echt over de poezen. Joke besloot voor de poezen te gaan zorgen. Al gauw overleden twee van de drie poezen. Eentje bleek de niesziekte te hebben en de ander had een virus. Alleen Poppetje bleef over.

Elf jaar lang verzorgt ze Poppetje nu al. Dag in dag uit. Weer of geen weer. Slechts één keer liet ze een maand verstek gaan door een ziekenhuisopname. Haar man nam de taak toen over. In elf jaar tijd heeft Joke verschillende poezen verzorgd. In de hoogtijdagen maar liefst twaalf tegelijk. Op drie verschillende plekken deelt Joke voedsel uit. Poezen houden immers graag van een eigen territorium. Poezenoorlogen en -ziektes hebben het huidige aantal teruggebracht tot vier.

Als Joke ziet dat een poes ziek is krijgt deze extra aandacht en wat luxer voer. Als de poes ziek blijft neemt ze een reishok mee om de poes te vangen en af te geven aan de dierenambulance. Gelukkig komt dat niet vaak voor. Soms voegt zich ook een hongerige huiskat bij de zwerfkatten. Geen probleem, want Joke heeft altijd eten genoeg bij zich.

Ze hoopt nog lang voor de poezen te kunnen zorgen. Maar voor hoe lang nog? Met de komst van de nieuwe verkeersweg verdwijnt ook de habitat van de lieve poezen. Misschien neem Joke Poppetje dan wel mee. Als ze Poppetje vijf weken binnen houdt raakt ze misschien gehecht en kan ze aarden. Ongeduldig drentelt Poppetje op en neer. Ze heeft honger. Joke duikt in haar fietstas en haalt een kartonnetje melk te voorschijn.

Vervolgens zegt ze kordaat: sommige mensen zeggen tegen mij dat zij hun kat niet binnen kunnen houden en wegloopt. Dat is onzin. Met liefde en geduld blijft iedere kat aan huis. Geen muis die dan op tafel danst. Vol bewondering neem ik afscheid van Joke en bedank haar voor het interview. Een mooi mens, het poezenvrouwtje.

Mien zweeft en zwetst door Helmond-West

Gepubliceerd in Wijkkrant Helmond West December 2011 > Poezenvrouwtje


30-11-2011

Columns van Harrie (November 2011)


Apache / Verkeer / 10-11-2011

Kogels schieten door de lucht. Waar ben ik nu weer aanbeland? Ik zijg door mijn knieën en hou de deurknop van mijn rode telefooncel angstvallig vast. Gelukkig is mijn telefooncel onlangs gereviseerd en voorzien van dubbelglas. Teruggeworpen in de tijd komt dit nu extra goed van pas. Het lijkt wel oorlog.

Vreemde vogels vliegen links en rechts tegen het glas. Sommigen hebben spleetogen en dragen grijze uniformen. Vanuit mijn ooghoek zie ik een oude dikke man glimlachend voorbij lopen. Hij lijkt verrekte veel op een beroemde filmregisseur. Hij ziet mijn angst en rolt heel langzaam zijn dikke tong tegen me uit. Tegelijkertijd klinkt een oorverdovend lawaai op boven mijn telefooncel. Ik duik nog meer ineen. Ik voel dat er iets landt op het dak.Buiten waait het zand op en omhult alle vreemde vogels in een stoffige waas. De dikke man verslikt zich in zijn uitgestoken tong. Als een kameleon neemt zijn gezicht in een mum van tijd de kleuren rood, blauw en groen aan. Hoestend en proestend loopt de dikke man verder.

Het tjoppende geluid boven mijn telefooncel is stilgevallen. Ik hoor nu het geluid van een openklappende deur. Vanuit kikvorsperspectief zie ik van bovenaf twee grote zwarte legerlaarzen langzaam langs het glas omlaag glijden. In twee banen vegen zij het vensterglas schoon en ploffen naast de telefooncel met een zachte dof op de grond. In de laarzen verschijnt plots een ongeschoren man met een groen vaal T-shirt en een witte doktersjas. Hij draagt een groen mondkapje op zijn voorhoofd. Met priemende ogen kijkt hij mij aan. Zijn linkerhand omvat een champagneglas dat hij langzaam naar zijn mond brengt. Met een tevreden glimlach zipt hij aan het glas.Gestommel op het dak. Een tweede paar laarzen schijft naar beneden, gevolgd door een overall met uitpuilende boezem. Het glas van de telefooncel is in één klap compleet schoongeveegd. Voor mij staat een vrouwelijke dokter naar mijn hart. Zij is begiftigd met rood gestifte lippen, groene ogen en blonde lange lokken. Ze kijkt me streng aan. En ik, ik bibber.

Maar niet voor lang. Achter de twee overalls landt een grote helikopter. In de cabine zie ik een aantal blote mannen zitten met veren op hun kop. Zodra ze uitstappen slaan ze hun handen klapperend voor hun mond en maken kirrende geluidjes. Oeee, ahhh, ooeeeahh. Het is bijna aandoenlijk. Ze maken huppelpasjes op hun blote voeten. Het lijkt wel een paringsdans in een misplaatst decor. De dikke oude man keert nog even terug in het verhaal en rolt zijn tong extra lang uit. Dat valt slecht bij één van de indianen. In een mum van tijd spant de indiaan een boog die hij snel van zijn rug tovert en schiet een pijl dwars door de tong van de dikke oude man. Van schrik valt deze dood neer.

Huilend vallen alle indianen met geheven armen op de grond. Ik snap helemaal niets van deze vreemde Apocalyps die aan mij verschijnt. Ik kan hem eenvoudigweg niet duiden. De blonde vrouw tikt nu op mijn raam. Ze wijst met gestrekte duim over haar schouder naar de champagneslurper achter haar. Zij fronst haar blonde wenkbrauwen en kijkt me vragend aan. Ik heb alleen maar aandacht voor haar tuitende lippen. Die lijken hulp te roepen. Maar ik, ik weet wel beter. Ik geloof niet in indianenverhalen. Achter haar neemt de spanningsboog van de champagneslurper angstvallige vormen aan. Daar is geen enkele vrouw tegen bestand. Zelfs gewapend glas biedt dan geen soelaas. Even later knallen mijn steamywindows uit elkaar. Dubbel gelaagd liggen de scherven aan mijn voeten.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

24-11-2011

Project Buiten Om (18): Duurzaamheid

De wijkontwikkeling in Helmond West komt voorzichtig op gang. In september 2009 is het wijkontwikkelingsplan met veel toeters en bellen aangekondigd. Twee jaar later is de uitvoering van de wijkontwikkelingsplannen eindelijk in een fase aanbeland van bekendmaking en onthulling van voorlopige ontwerptekeningen en startseinen voor bouwplannen. In november is voor twee bouwprojecten, Suurhoffstraat en Hertoghof, een feestelijk startsein afgegeven. Voor de Suurhoffstraat is na vijf jaar tijd eindelijk een projectontwikkelaar gevonden die de klus gaat klaren. Ook het ontwerp van de stedelijke verkeersring begint langzaam vorm te krijgen. Het voorlopig ontwerp wacht alleen nog op een definitief ontwerp. De Wijkhuis Brede School heeft een definitief gezicht gekregen. Architectenbureau RAU heeft een mooi en duurzaam ontwerp afgeleverd. In 2013 wordt de school niet alleen bezocht door kinderen maar ook verwarmd door kinderen. Via een ingenieus warmte-terugwin-systeem wordt lichaamswarmte opgevangen. Het wordt de trots van Helmond West.

Helmond West, in de volksmond ’t Haagje genoemd, wordt klaargestoomd voor duurzaamheid. De Provincie Noord Brabant heeft deze achterstandswijk gebombardeerd tot modelwijk en behoorlijk wat subsidie toegekend. In de ‘Week van West’ is een hele week in november aandacht besteed aan uitleg over duurzaamheid en energiebesparing. Helaas werden de activiteiten niet erg druk bezocht. Tijdens de informatiedag waren bijna net zo veel organisatoren en bestuurders aanwezig als wijkbewoners. In totaal zijn een twintigtal wijkbewoners geteld. De wijkbewoners hebben voorlopig andere zaken aan hun hoofd. Ingrijpende veranderingen en sloopactiviteiten zetten de wijk op spanning. Lof gaat wel uit naar gemeente Helmond, woCom, Waterschap AA en Maas en Provincie Noord Brabant. Zij getroosten zich veel moeite om duurzaamheid op de kaart van Helmond West te zetten.

Dat kan helaas niet gezegd worden van de inspanningen die woCom en gemeente Helmond doen om passende woonruimte te vinden voor gedupeerden huurders in Helmond West. In de communicatie naar bewoners komt dit pijnlijk naar voren als tegelijkertijd twee tegengestelde beschouwingen over de inspanningen verschijnen in de Wijkkrant Helmond West en de Nieuwsbrief Helmond West. De eerste beschouwing is geschreven door verontruste huurders in hun wijkblad en verhaalt over het gebrek aan inspanningen van woCom. De tweede beschouwing is een louter positief verhaal geschreven door woCom in de nieuwsbrief die uitgegeven wordt door gemeente Helmond en woCom. Beide publicaties vielen een dag na elkaar in de bus bij alle wijkbewoners Helmond West. Dat vraagt om uitleg.

Als belangenvereniging BUITEN(ONS)OM probeer je te bemiddelen door navraag te doen bij zowel de huurders als bij woCom en gemeente Helmond. Het verhaal van de gedupeerde huurders blijkt dan nog triester te zijn dan het door hen ingezonden stuk. Door woCom en gemeente Helmond wordt vervolgens niet gereageerd op een zorgmail die verstuurd is door de vereniging in juli. Pas eind oktober komt er na een aantal herhalingmails en een telefoongesprek, gevoerd op initiatief van de vereniging, een reactie van een leefbaarheidconsulent van woCom: “O, maar wij hebben de vereniging een mail gestuurd. Daar is niet op gereageerd. Daarmee hebben wij de zaak afgedaan als zijnde afgehandeld”. De mail is echter nooit ontvangen door de vereniging. Gelukkig bleek wel uit het telefoongesprek dat er nu meer inspanningen gedaan worden door woCom. Mede op verzoek van gemeente Helmond, want er is plots haast geboden. De huizen dienen in februari 2012 opgeleverd te worden. Navraag bij gedupeerde huurders blijkt dat nog steeds in een aantal gevallen niet met de nodige zorgvuldigheid en empathie gehandeld wordt. Als belangenvereniging blijf je er dan voor waken dat ten dienste van algemeen belang ook individuele belangen gekoesterd worden. Het zou woCom en gemeente Helmond sieren als zij alle gedupeerden een glimlach rondom de mond kunnen toveren.


Mien


01-11-2011

Koek en zopie

“Ja, goedenmiddag, u spreekt met Piet Paulusma, tijdelijk weerman en schaatsmeester van Speeltuin Helmond-West. Ja, ja mevrouw, ik ben van de televisie, van SBS6 in hoogst eigen persoon. U vraagt mij of het schaatsen wel door kan gaan bij 25 graden Celcius? Nou mevrouw, ik kan u verzekeren, het is perfect weer om de schaatsen onder te binden. Ja, ja, de kindertjes ook. Juist de kindertjes. Het ijs verkeert in prima conditie. Geen wakken vandaag en ook geen zacht ijs. Ik kan het weten mevrouw, ik kom uit het hoge Noorden en weet precies wanneer het ijs goed is of niet”. Piet doet een stapje opzij als twee kleine kinderen hem bijna over zijn voeten schaatsen.

“Wat zegt u mevrouw? Ik kan u niet goed verstaan, het is hier zo’n gekrijs in de speeltuin. Het is vandaag 30 september, de sluitingsdag van de speeltuin en het is groot feest. Het is nogal druk en de kinderen zijn opgewonden van alle ijspret. Ze krijsen de longen uit hun lijf van plezier. U gelooft mij niet? Omdat het zo warm is bent u bang dat het ijs zal smelten? Nou mevrouw, dan kan ik u geruststellen. De weersomstandigheden in Helmond-West zijn namelijk ijskoud hartverwarmend. En voor natte voeten hoeft u ook niet bang te zijn. Het ijs is speciaal voor de gelegenheid geïmporteerd uit Kamtsjatka en kan niet breken. U begeeft zich echt niet op glad ijs als u met uw kindertjes naar de speeltuin komt. O ja, en er is ook nog lekker koek en zopie. Ja, het is hier echt feest”. Piet springt vlug aan de kant als een kirrende meute schaatstienertjes hem omver probeert te schaatsen.

“U gelooft mij nog steeds niet mevrouw? Hoe ik u kan overtuigen? Of ik u kan doorverbinden met Gerrit Hiemstra of Erwin Kroll? Nou, mevrouw ik denk niet dat dat nodig is. Zij zullen hetzelfde zeggen als ik. Als u echt twijfelt aan de weersomstandigheden dan kunt u zich beter wenden tot de Buienradar. Ik kan u slechts één ding verzekeren, mevrouw. Het is hier beregezellig en u kunt gerust de muts en wanten thuislaten. De temperatuur op het ijs is zeer aangenaam. Tot tien uur vanavond kan ik ijszekerheid garanderen in Speeltuin Helmond-West. Kom maar snel met uw kindertjes want de lampjes gaan zo aan. Dat maakt de boel extra gezellig. Houdoe hè, mevrouw... ennehh... niet wachten tot moarn. Moarn is neat, hjoed mat it barre.”

Mien zweeft en zwetst door Helmond-West

Gepubliceerd in Wijkkrant Helmond West November 2011 > Koek en zopie


30-10-2011

Columns van Harrie (Oktober 2011)


Sneller dan het licht / Gein & Ongein / 10-10-2011

Nou ben ik redelijk vertrouwd met het reizen in een telefooncel. Als dokter Wie is mij dat zeer toevertrouwd. Maar tegenwoordig is dat behoorlijk achterhaald. Niet meer van deze tijd. Nee, tegenwoordig reist men niet meer in een telefooncel maar in een telefoontoestel. In een dergelijk telefoontoestel brengt vooral de jonge mens behoorlijk wat tijd door. Sterker nog er jonge mensen die er bijna volledig in leven. Ja, ja, u leest het goed. Zij leven en wonen in zo’n toestel. Wat een toestand. Pas vooral op als u dergelijke mensen tegenkomt. Ze lopen u compleet overhoop. Ze zien u niet. Ze hebben alleen oog voor een minuscuul klein beeldscherm. Zij noemen dat hun navigator. Maar o wee als het beeldscherm uitvalt. Ga dan vlug aan de kant. Want dan is de wereld te klein en het einde zoek. Het is bijna te vergelijken met het neerstorten van een Boeing 007. Met grote ogen kijkt zo’n jong telefoonmens dan om zich heen. Met wijd open pupillen. Een smartdokter zou er acuut een recept voor uitschrijven. Zo groot zijn die pupillen. Van schrik en van verontwaardiging. Die jonge gasten raken dan volledig het Noorden kwijt. Ze zijn volledig gedesoriënteerd. Het kan zijn dat ze u dan vragen om even gebruik te maken van uw telefoon. Niet doen. Pas daar voor op. Voor u het weet wonen ze dan ook in uw telefoon. Nooit doen dus. Uw telefoon uitlenen aan iemand waarmee u zojuist gebotst hebt kan leiden tot achtervolgingswaanzin. U raakt niet meer van ze af. Ik adviseer mensen die een botsing mee maken met een jonge gast dan ook altijd om deze jonge gast onmiddellijk door te sturen naar een iPhone smartshop. Tenzij de jonge gast van een andere galaxy komt. Het kan zijn dat de jonge gast een beetje verwilderd overkomt. Geen paniek. Gewoon geduld betrachten want binnen enkele minuten zal de energie waarschijnlijk op zijn. De energie van de telefoon bedoel ik dan. Het heilig goed van de jonge gast moet dan zo snel mogelijk gereanimeerd worden. Zoek dan ook onmiddellijk een stopcontact op en leg zowel de jonge gast als zijn telefoon aan de stroom. Binnen de kortste tijd zullen beiden dan weer opgewekt zijn. Dat gaat sneller dan het licht.


Pindaduifclub / Actualiteiten / 31-10-2011

Vreemde ogen turen mij aan. Waar ben ik nu weer aanbeland? Een penetrante lucht dringt door in mijn neus. Een weeë combinatie van fruit en urine. Meer kan ik er niet van maken. Het nitriet slaat nu ook op mijn ogen. Nog net kan ik een flinke niesbui onderdrukken als ik plots luid getrompetter hoor. Het trompetgeschal doet me denken aan de olifanten uit een ouwe Tarzanfilm. Het trompetgeschal houdt aan en klinkt steeds luider. Het enige dat nog ontbreekt, is donker tromgeroffel van een exotische bosnegerstam. Angstvallig houd ik de bosschages in de gaten. Vanachter de rododendrons kan ieder moment een wild dier naar voren springen. Even is het stil. Stilte voor de storm.

Ik bevind me in een bizar park vol met kooien. De donkerte van de nacht zorgt ervoor dat ik niet precies kan achterhalen welk gezicht er bij de vreemde ogen horen. De vingers die de tralies van de kooi omklemmen doen me denken aan mensenhanden. Ze zijn te bleek en te mager voor apenvingers. Met een gekromde inhalige wijsvinger word ik naar de kooi gelokt. Mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn angst en langzaam loop ik richting de dwingende ogen. Hypnotiserend slurpen de ogen mij op. Een zacht pruttelend geluid brengt mij even van de wijs. Er borrelt iets in de kooi waarvan ik niet wil weten wat het is. Plots herken ik de weeë lucht die ik zojuist niet helemaal kon plaatsen. Het ruikt naar bedorven turbanabananen. Misselijkmakend.

Aan de contouren zie ik dat een enorm beest achter de priemende ogen schuilgaat. Het lijf staat niet in verhouding met de magere bleke vingertjes. Ik gok erop dat het toch een aap is. Het ziet er in ieder geval harig uit. Ik heb op heel wat planeten diverse dierentuinen bezocht maar dit schepsel kan ik toch moeilijk plaatsen. Geen idee of het zich ook in een natuurlijke habitat bevindt. Ik besluit op onderzoek uit te gaan. Als creaturoloog weet ik als geen ander hoe ik vreemde schepsels op hun gemak stel. Het is gewoon een kwestie van de juiste vraag stellen. Ik besluit meteen met de deur in de kooi te vallen.
“Hé Tinus, wat zitte gij mij aan te loeren, waar bende gij er ene van? Mijn naam is dokter Wie?”

Ik blijk een gevoelige snaar geraakt te hebben. Het geborrel houdt op en ik krijg gelijk een passend antwoord terug van het harige schepsel.
“Ik ben van de pindaduifclub, altijd in voor een feest of fuif en mijn naam is Teewis.”
Die club ken ik niet en ik besluit verder te vragen. Tot nu toe zijn er geen kenmerken van agressief gedrag te bespeuren en het vreemde creatuur schijnt wel zin in een babbeltje te hebben.
“Aha, jij bent dus van de pindaduifclub, waar stamt die vanaf?”
Het creatuur begint hard te lachen en slaat met twee vuisten op zijn harige borst.
“Wat een stomme vraag, van de pindaduiven natuurlijk. Wij zijn ooit verzonnen door een snackfabrikant in het prefabflatscreentijdperk. De fabrikant ging failliet maar wij hebben een deal gesloten met de curator. Die zag potentie in ons en voorzag dat wij op eigen benen konden staan. Daarna zijn wij op moeder aarde uitgegroeid tot vette pindaduiven.”

Dat klinkt interessant. Op geen enkele planeet ben ik pindaduiven tegengekomen. Ik besluit mijn onderzoek voort te zetten.
“Vertel eens Teewis, waarom zit jij nu in een kooi?”
“Dat is een lang verhaal. Maar ik zal het kort voor je houden. Wat wij van de snackfabrikant hebben meegekregen is dat wij erg goed kunnen feesten. Tijdens de vele feestjes dreigden wij echter volledig opgepeuzeld te worden. Aldus besloten we nieuwe ingrediënten aan ons receptuur toe te voegen. Die maakten ons zo lekker en verslavend dat de aardbewoners er gewoonweg misselijk van werden. Helaas hebben we ons receptuur iets te ver doorontwikkeld waardoor we enorm in omvang toenamen. Dat maakte ons niet langer goed verteerbaar. Er zijn nu nog maar een paar pindaduiven over. Omdat de aardbewoners ons genetisch niet konden ontcijferen hebben ze ons maar ingedeeld bij de wilde dieren. Wij worden nu dus net als de leeuwen en tijgers tentoongesteld in kooien met tralies.”

Wat een sneu verhaal. Ik krijg bijna medelijden. Ik zie in de priemende oogjes van Teewis twee tranen blinken. Met zijn bleke magere vingertjes grist Teewis snel een halfvergane turbanabananenschil van de grond en droogt er zijn ogen mee. Ook begint hij weer te borrelen. Snel besluit ik een ander onderwerp aan te snijden. “Wat is dat voor een trompetgeschal dat zojuist zo hard klonk? Weet jij daar meer van?”
“O dat stelt niets voor, dat zijn Mingalar en Radza die een nummertje maken. Het zijn twee enorme grijze dikhuiden van de kooi hiernaast. Zij sluiten hun liefdesdaad altijd af onder luid getoeter. Niks om je ongerust over te maken. Het gaat alleen soms mis als Jumbo in een foute mood verkeerd en in de buurt is. Die is stik jaloers op Radza. Jumbo is al heel lang verliefd op Mingalar. Ik houd mijn hart soms vast. Dat gaat echt nog een keer fout aflopen De oorzaak van de duwpartij wordt nog verder onderzocht. Maar ik, ik weet wel beter. Liefde kent geen grenzen tussen Jumbo en Radza. Gelukkig is Radza slim en vrijt ie alleen als het donker is. Jumbo is namelijk nachtblind.”

Ik zie dat Teewis niet langer huilt en gerustgesteld is. Het is al laat en ik houd het voor gezien. Als troost laat ik voor Teewis nog wat fruit achter dat ik over had van mijn lunch. Ik kruip snel weer terug in mijn telefooncel en ga op zoek naar een goede rustplaats. De volgende dag lees ik in de krant dat er een olifant de gracht in is geduwd. Tand gebroken, hoofd en knie kapot.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

27-10-2011

De boodschap

Hier reis ik dan op de baren van een woelige zee. Inktzwart kijkt het water mij aan. En koud, koud dat het is. De boodschap mag duidelijk zijn, het is nacht en de temperatuur beneden vriespunt. Zo ook mijn humeur. Waaraan heb ik dit te danken? Zomaar overboord geflikkerd. Vanuit een wanhoopsdaad bij naderend gevaar. In paniek werd mij terloops vaarwel gezegd. Een dikke kus kreeg ik nog in mijn gladde nek. Alle hoop is op mij gericht. Heilig is de boodschap die ik binnen onafzienbare tijd de mensheid mag gaan brengen. Ben alleen benieuwd of de ontvanger er wijs uit wordt.

Ik drijf door een woeste zee zuidwaarts af. De elementen spelen spelletjes met mij. Hagel striemt mijn glazen pels en de wind fluit scherp in mijn papieren oren. Heel af en toe butst een verdwaalde vis tegen mijn venster. Boze kraalogen staren me dan vernietigend aan. Met getuite lippen lijkt de vis te vragen: “Wat mot jij hier?” Om vervolgens zwalkend weg te zwemmen. Zij mogen van geluk spreken. Een stukje verder waren ze tegen een veel groter fenomeen aangebutst. Dat had de vis van kop tot staart in al zijn graten gevoeld. Dat is een ding dat zeker is.

De storm gaat liggen en voor even houden de elementen zich koest. Het geeft mij tijd om even tot mezelf te komen. Om de tijd te doden lees ik een aantal keren de boodschap die ik de mensheid brengen moet hardop aan mezelf voor. Het is en blijft een hulpeloos en schattig volkje die mensheid. De lieve mensjes, zij laten maar met moeite los. Houvast is wat hen ultiem geluk brengt. Een paar wereldreizigers daargelaten, hunkeren de meeste mensjes naar aandacht en bevestiging. Om deze optimaal te ontvangen heeft de mensheid een grappig tooltje ontwikkeld. Communicatie.

Door de eeuwen heen is dit tooltje door velen onderzocht en doorontwikkeld. Het zingt nu in de mensheid rond in verschillende gedaanten. Verbaal en non-verbaal. Eenvoudige mensen zoeken nog het meest houvast in communicatie. Gewillig laten zij zich daarbij voeden door informatie. Met bakken tegelijk wordt informatie overal vandaan gehaald. De informatie wordt gekneed, gekauwd, geconsumeerd en weer uitgespuugd. Soms blijven er restjes informatie onverteerd. Die liggen dan voor even zwaar op de maag. Maar niet voor lang. Informatie heeft namelijk de vervelende gewoonte om blijvend op zoek te gaan naar gewillige ontvangers. Dat is inherent aan een boodschap. Iedere boodschap kent een intrinsieke en natuurlijke aandrang tot uiten van informatie. Er is geen ontkomen aan.

Ook ik draag een boodschap in mijn glazen buik. Al is hij niet veelzeggend, mijn boodschap zal hard aankomen. Eigenlijk kan ik de mensheid daarmee niet confronteren. Wat als ik de boodschap nou eens een beetje oppoets? Dat merkt toch niemand. Eens even kijken, misschien zwemt hier nog ergens links of rechts een sepia rond. Met zijn zwart bloed zal ik mijn boodschap aanscherpen. Niets zo vervelend als een ruisende boodschap. Dat kan ik mijn ontvanger niet aandoen. Helaas zwemt er geen sepia in de buurt. De mensheid zal het met mijn huidige boodschap moeten doen. Onopgepoetst.

Maanden dobber ik verder in eindeloos water. Door verveling ben ik volledig één geworden met mijn boodschap. Mijn boodschap is mijn enige vriend gebleken. Aanvankelijk ontwikkelde ik een haatliefde verhouding met mijn boodschap. Maar zoals altijd. Het papier is geduldig en achteraf gebleken, ook nog eens goed gezelschap. De boodschap is uiteindelijk mijn maat geworden. Vele stormen hebben we samen doorstaan. Met flink wat krassen op mijn raam spoel ik samen met mijn boodschap een jaar na dato aan op een Iers strand vlak bij het dorpje Glanmire Even later raapt een trillende hand mij op en ontbottelt mijn boodschap. De geest komt letterlijk uit de wijwaterfles. Met een schorre whiskystem prevelt mijn ontvanger de boodschap langzaam voor zich uit: 13 / 4 / 1912 from Titanic, Goodbye all: Burke of Glanmire, Co. Queenstown. Verbaast leest hij de boodschap nog een keer.

Mien Jeremiah

18-10-2011

Expositie Herfstdag de Walburg 2011



Klik hier voor de foto's

Foto's van de expositie die gehouden werd tijdens de Herfstdag de Walburg op 9 oktober 2011 in Nuenen.
Het werk bestaat uit (pastel)tekeningen en aquarellen gemaakt tijdens de cursus 'Tekenen in de tuinen' in de periode 2010 / 2011 in de tuinen van de Walburg. Cursusleider: Jacqueline Nas
Deelnemers: Petra Arts-Geraedts, Ingrid van Duren, Marjan Coppens en Rob Mientjes.

Tevens foto's van:
- de voorbereidingen van de expositie
- Marianne Menting die verhalen uit haar hoed toverde voor de kinderen
- Vissersvrouwenkoor De Walnoten uit Nuenen.

Zie ook:
De Walburg (website)
De Walburg (tekst geschreven voor De Walburg)

08-10-2011

De Walburg

Haastig stap ik uit de auto. Boterham op zak. Een boterham waarvan ik nu al weet dat ik hem straks vergeet te eten. Waarom is dan de vraag? Omdat ik op het punt sta de wondere wereld van de Walburg in te stappen. Een wonderschone tuin vol muzen. Een tuin die mij vangt in haar luister en haar mijmer. Een baken van rust. Een tuin die honger en verlangen doet stillen. Een voedingsbodem voor droom en inspiratie. Maar ook een plek van feest.

Ieder jaargetijde is het feest. Een prikkeling van zinnen. Talrijke kleuren en geuren stromen mij tegemoet. Ze vullen mijn kleurpalet, met amber, roze en ultramarijn. Met sepia, turkoois en titaanwit. Bloemen, struiken, bladeren, ze smeken om mijn aandacht. Ze trekken mij de bosjes in en hebben dolle pret. Ik snuif hun sporen op. Mijn ogen gaan op zoek naar vorm en lijn. Fantastisch is het kleurenspel dat voor mijn ogen dartelt. Bedwelmd raak ik, door iedere schakering en verdrink in vorm en kleur.

Driftig zoek ik naar een fijn penseel, om vloeiend alles vast te leggen, in water en in verf. Het aquarel lijkt vroegtijdig met me weg te willen lopen. Is dat nou sjans? Laat ik me vangen? Daar ben ik nog niet aan toe. Snel verstop ik mij achter de Sorbus Thibeticus John Mitchell, mijn favoriete boom. Mijn ogen draaien nu op volle toeren. Ze speuren langs wortel, stam en kruin. Alle ogenblikken teken ik op. Vanuit mijn hoofd en ogen schieten ze via mijn armen en vingers, linea recta op het papier. Om te beklijven voor de eeuwigheid.

Ze zijn zo mooi, de lijnen der natuur. Ze hechten snel aan het papier. Ze kijken me voortdurend aan. Sommigen doen dat ietwat vaag. Anderen weer moddervet. Ze zuigen mij hongerig naar binnen. Volledig ga ik op in hun lijnenspel. Als ik de lijnen goed beluister, dan hoor ik ze zelfs roepen. “Hé, geef mij nog eens een krul” of “Joh, geef mij nog eens wat schaduw”. De lijnen weten heel goed wat ze willen. En dat niet alleen slechts voor de vorm. Zie ze maar eens blinken en lonken, het zijn soms ware ijdeltuiten.

Jaar in jaar uit volgt de natuur haar eigen ritme. De cyclus der seizoenen zorgt telkens opnieuw voor bedwelming van de zinnen. Elk seizoen doet dat met haar eigen klank, kleur en geur. Voor wie het wil horen, zien en ruiken, opent zich al snel een boeket van muzen. Madeliefjes zorgen voor de lentemuziek. Zonnebloemen dansen er zomers op los. Rode rozen en rijm zijn ingrediënten voor een prachtig herfstgedicht. De kikker en de pad kruipen ieder jaar in een diepe winterslaap, dicht tegen elkaar. Versteend, gebeeldhouwd in het frisse Walburgs vijverwater. Ze wachten op een nieuwe lente.

Ik mijmer wat voor me uit. De poes springt spontaan bij mij op schoot. Ze spint bij wat ze ziet en voelt. En ik, ik vergeet mijn boterham te eten. Ik zit weer eens vol met muzen. Het wit papier op mijn triplex plank schiet langzaam vol. Darwin is aan mijn voeten komen liggen. Hij vindt het allemaal wel best. De Walburg opgetekend met zijn borders, borders boordevol met muzen.

Mien

30-09-2011

Columns van Harrie (September 2011)


Pingo / Actualiteiten / 05-09-2011

In polaire gebieden is altijd sprake van bijzondere spanningsvelden. Ook de telematica en telecommunicatie hebben daarmee te kampen. Aardstralen, ijsstralen, zandstralen, ze veroorzaken vaak alleen maar ruis. Laat dat nou toevallig het onderzoeksgebied zijn waarin dokter Wie doldwaze interesse toont. Zeker als zijn favoriete onderzoeksgebied ook nog eens de volle aandacht krijgt van alle sociale media.

Van nitwit naar twitwit en van tweet naar retweet er wordt wat afgetwitterd. Maar ook in de twitterwereld zorgen polaire tegenpolen voor bijzondere spanningsvelden. De nulletjes en eentjes vechten zich de wereld in en dat alles om de gunsten te verkrijgen van 140 tekens. Al sinds mensenheugenis rammen zich vreemdsoortige runen door oerwouden van algebra en metafysica. Nu zie je ze veelvuldig terug in het nullen- en enencircuit van het digitale universum. De metamorfose is compleet.

Nog even en dan nemen de nullen en enen het over van de chromosomen. Het DNA wordt mathematisch vastgesteld en met een meetlat op waarde geschat. 140 Tekens, 140 enen, 140 kilo nullen, het weegt allemaal niet op tegen een mens uit vlees en bloed geschapen. De natuur blijft een uniek wezen met eigen grillen en grollen. Ooit kwamen daaruit nog trollen voort. Hoedt u voor de trol want hij is niet wat hij lijkt te zijn. Een natuurverschijnsel met pukkels en veel haar. Onderhuids kolkt zijn gril en grol. En dat is never nooit te vertalen in eentjes en nulletjes.

Zet daar maar eens de pinguïn tegenover. Zwart en wit. Een groter contrast bestaat niet. Almachtig als een ware koning. Voldaan en met opgetogen schouders overziet deze vreemde vogel met volle borst vooruit zijn rijkdommen. Zich van geen kwaad bewust. Maar ho eens even, ook de pinguïn piest wel eens naast de pot. Vraag dat maar eens aan Batman. Een haatliefde relatie draagt de pinguïn mee met zijn aartsvijand de gevleerde muis. Ook ratten, honden en katten staan pinguïns vaak het leven na, aldus wikipedia. Lekkere hapjes, die pinguïns, denkt dit dierlijke gespuis.

Maar wat heeft dit nou eigenlijk te maken met enen en met nullen? Wie pinguïn twittert wordt helemaal Happy. Doodongelukkig moet het heilig beest zich wanen. Eerst verdwaald bij gebrek aan inwendige tom tom, wie kent ze niet die zalige snoepjes, verstikt in gortdroog zand en dan vertroetelt en gemangeld in media en pers. Rondgetubed als een maffe kermisfreak in een mallemolen van een world wide web. Spin in het web, daar is geen plak meer bij nodig. Het kwijl druipt allengs van geile worldwidewebbers af. Gelijk zoete honing, het is het slijk der aarde. Het beestje heeft geen armen. Maar blijf in godsnaam met alle nullen en enen van zijn poten af. Op de Zuidpool wil ik wonen. Ver van die bizarre mensen af. Aan pottenkijkers gelukkig veel gebrek. Aldus Pingo.


Theorie van alles / Fictie / 12-09-2011

Niets maar dan ook niets is zeker in dit leven. Daar is iedereen het met dokter Wie over eens. Nou ja, uitgezonderd de dood misschien, want daar moeten we uiteindelijk allemaal aan geloven. Het twijfelachtige statement is voor vele wetenschappers onverteerbaar gebleken. In de nog prille geschiedenis van planeet Aarde hebben velen getracht formules en theorieën te zoeken om het leven te verklaren. Zo ook dokter Wie. Lees hier de merkwaardige weg die Wie volgde om te komen tot zijn eigen bijzondere theorie van alles.

Zoals het een goede moderne en vooral hippe wetenschapper betaamt, maakte Wie gebruik van de nieuwste onderzoekstechnieken en media die voorhanden zijn. Maar niet vooraleer hij eerst onderzoek had gedaan naar het werk en methoden van zijn voorgangers. Te beginnen bij Wiki de Viking. Een kleine oranjeharige wetenschapper die tot wonderlijke ideeën kwam. Hij hoefde maar met een gestrekte wijsvinger onder zijn neus te wrijven en de meest lumineuze ideeën ontsproten uit zijn brein. Ze beschermden de mens en wetenschap tegen vrieskou en plundering. Zijn grote verdienste voor de wetenschap was echter zijn lumineus idee over de opslag van informatie. Niet voor niets werd een belangrijk infomedium in 2001 naar hem vernoemd. Wikipedia is niet meer weg te bannen uit ons dagelijks leven.

Over lumineus gesproken. Bepaald niet onverdienstelijk was ook de bijdrage die Wiki’s vakgenoot aan de overkant van de grote plas leverde aan de wetenschap. De beroemde antropomorfe kraanvogel Willie Wortel bracht de wereld licht in de vorm van een slimme gloeilamp. Dat maakte koning Philips van Nederland zo’n honderd jaar geleden erg content. Iets wat nu helaas niet meer gezegd kan worden. Het maakte het voor de wetenschappers mogelijk om tot diep in de nacht naar wetenschap te vorsen. Schatplichtig is dokter Wie ook aan Pipi Langkous. Nog niet zo lang erkend en opgenomen in het gilde van vrouwelijke wetenschappers die de theorie van alles een krachtig en praktisch gezicht gaven. Vooral de zwaartekracht kreeg een geheel andere betekenis door de proeven van Pipi. Zwaartekracht is dan ook ontleend aan paardenkracht.

Uiteraard mogen ook de namen Newton, Einstein en niet te vergeten Stradivarius onbenoemd blijven. Deze laatste maakt nog altijd furore door zijn snaartheorie in volle zalen in praktijk te brengen. Een genot voor het oor. Zij allen hebben een essentiële bijdrage geleverd aan en de fundamenten gelegd voor Verlinde’s unificatietheorie. Nee, en dan bedoel ik natuurlijk niet Albert maar Erik Verlinde. Dokter Wie is een grote aanbidder van deze nog jonge wetenschapper uit Woudenberg. Zijn theorie legt op eenvoudige wijze uit hoe zowel Newton’s gravitatiewet als zijn tweede versnellingswet afgeleid kunnen worden uit de verschillen in informatiedichtheid in de lege ruimte tussen twee massa’s en daarbuiten. Of in gewone mensenwoorden, alles wat er gebeurd in de ruimte tussen een voorwerp dat valt en de aarde bevat informatie die te herleiden en beschrijven valt. Daarmee zouden alle fundamentele theorieën in de natuurkunde met elkaar verenigd en verklaard kunnen worden in een theorie van alles.

Helaas bestaat die theorie nog niet omdat er nog wat verder onderzoek gedaan moet worden. Er ligt dus nog een uitdaging. Voor wie? Juist ja, voor dokter Wie. Die is inmiddels een zoektocht gestart naar de duiding en juiste setting van elektronen, atomen, neutronen, gluonen, protonen, bosonen, fotonen, gravitonen en niet te vergeten de quarks. Hij doet dat met vereende krachten. Immers ook de wetenschap is verworden tot topsport. We zijn dan ook benieuwd wie het eerste aan de finish komt. Dokter Wie of dokter Erik? In ieder geval op de hielen gezeten door relativiteit, zwaartekracht, kwantummechanica en niet te vergeten Stradivarius. Eén ding is zeker. Aan de finish zal een oorverdovende oerknal te horen zijn.


Hoedinidet / Actualiteiten / 21-09-2011

Onder grote belangstelling neemt dokter Wie zijn hoofddeksel af. Luid gejuich stijgt op uit de grote zaal. Een dergelijk hoorcollege is zelden vertoond in Kambrug. Dokter Wie kijkt een beetje beteuterd naar zijn zwarte hoofddeksel. Dit had hij niet verwacht. Een staande ovatie.

Twee jaar terug was hij met zijn onderzoek begonnen. Omdat hij geen sjoege had van financiën had dokter Wie besloten om er vanaf het begin een expert erbij te halen. Een jolige dikke man, genaamd Hoedinidet, reageerde op zijn advertentie. Dokter Wie nam hem gelijk aan. Hij vond Hoedinidet een guitig mannetje dat over de juiste papieren en connecties beschikte. Dokter Wie vond het wel raar dat Hoedinidet telkens een houten koffertje bij zich had. Daar wilde Hoedinidet niets over kwijt behalve dat hij en zijn koffertje onafscheidelijk waren. Het bevatte grote geheimen die het daglicht niet konden verdragen.

Ach, dokter Wie kende zijn pappenheimers. Hij had wel vreemdere zaken meegemaakt tijdens sollicitatiegesprekken. Dokter Wie was zeer gecharmeerd van zijn kersverse financiële expert. Ze deelden ook dezelfde interesses. Dat kwam goed uit voor het onderzoek. Het onderwerp betrof namelijk de goedgemutstheid van bewindslieden en hun aanhang. Daarbij was gedegen kennis van precalculaties, begrotingen en inzicht in randvoorwaarden, aangaande de hoge hoedencultuur, een absolute must. Zomaar iets uit de hoed toveren was not done, aldus dokter Wie. Hoedinidet en dokter Wie waren beiden gedegen kenners van de hoge hoedencultuur. Deze bijzondere cultuur kende twee gezichten. In de wandelgangen van alle ministeries werd daarover gesproken in speciaal vakjargon. Men sprak dan in termen van ‘datgene dat onder de pet gehouden moest worden’ en ‘datgene dat boven de pet ging’. Om tot de kern van hoge hoedencultuur door te kunnen dringen was diplomatisch handelen absoluut noodzakelijk. En daarvoor was Hoedinidet nou juist de geschikte persoon.

Hoedinidet kende alle ingangen bij alle ministeries. Hij wist als geen ander hoe hij binnen moest komen en zich toegang kon verlenen tot de diepste geheimen van alle posten. Daar had hij geen enkel diploma voor nodig. Hoedinidet baseerde zich volledig op zijn mannelijke intuïtie en zijn tot in perfectie uitgewerkte charmeoffensief. Het ontfutselen van geheimen kostte hem geen enkele moeite. Die vond hij namelijk onder de aanhang van alle bewindslieden. Het was dan ook eigenlijk Hoedinidet die de basis legde en de voorwaarden schepte voor het cum laude promoveren van zijn baas, dokter Wie. Met kinderlijke eenvoud en betoverende naïviteit haalde hij alle geheimen onder iedere bijzonder hoge hoed vandaan. Om te beginnen bij alle vrouwelijk partners van de bewindslieden. Bij de vrouwelijke bewindslieden was dat niet nodig. Die vielen sowieso als een blok voor zijn ongekende charmes. Hij worstelde zich door heel wat lelijke hoedjes heen en was al behoorlijk de tel kwijt geraakt. Desalniettemin, iedereen nam vrijwillig en spontaan de hoed voor hem af.

Het houten koffertje aldus, bevatte alle verzamelde geheimen. Voor dokter Wie was het koffertje één grote box van Pandora. Alleen Hoedinidet beschikte over de juiste sleutel. De sleutel tot alle geheimen. Dag in dag uit smeekte dokter Wie Hoedinidet hem de sleutel te geven. Maar dat deed Hoedinidet nou net niet. De koffer was hem heilig.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

26-09-2011

Eloze Holyman

Dichtbij is zijn komst. Ja, ja, Holyman ligt al klaar, laag in ’t schap. Hij valt bijna uit zijn mal. ’t Kind juicht vanuit gans zijn hart. Wat is ‘t in zijn nop van al dat zalig spul. Vol smacht houdt ’t zijn hand op. Pa blij, ma blij. Maar toch, ’t kind krijgt naast smacht ook smart in ‘t lijf. Strotpijn, kaakpijn, tandpijn, buikpijn. Ook bij mams plus paps vindt smart plaats, portomonnaipijn. Dat zit danig dwars. Raar want chocola smaakt als honing, zalig toch? Daar waar honing langzaam langs ’n kin omlaag druipt, krult ‘n mond van blijdschap omhoog.

Nougat, kruidnoot, taaitaai, walnoot, borstplaat, aardnoot, fondant, mandarijn, ook zij zijn blij. In spotlights blinkt hun huid fantastisch. Hun smaakvol aroma lonkt naar aandacht. ’t Vraagt dolblij: ‘Gooi mij maar vlug in uw boodschapkar?’ Good old Holyman, hij maakt captains of industry van AH tot C1000, van Plus tot Jumbo, van MT tot V&D, van Aldi tot Spar, van Macro tot Sligro, van Kruidvat tot Lidl, van Action tot Timco, totaal happy. Maar ik, ik raaskal maar wat: ‘Holyman, pak uw boot maar gauw naar ’t Spaans land. Want wij gaan na uw komst in training. Spijtig maar waar, uw gul is ons gram. Uw gul is oorzaak van ’n buikrand bomvol kilo’s’.

Holyman grinnikt op zijn paard. Op ‘n thuistrainapparaat krijgt ’t stout lijf haar straf. Vijftig pushups, buik strak op spanning, lucht op slot, puf, puf, puf, hup vooruit. Wazig kijk ik uit mijn oog. Uit mijn oor stijgt langzaam lucht omhoog. Zwaar shit. Rood van inspanning tuur ik voorzichtig in ’n ruit vol glans. Slinkt dat lijf nu al? Op mijn trainingsmat dik ik m’n buik in ’n half uur tijd nog zo’n vijf cm in. Holakomola, wat ’n mijlpaal, fantastisch toch? Trots blik ik omlaag naar mijn bikinilijn. Hij is door mijn inspanning strak lila. ’t Kost kruim, ’n buik zo plat als taaitaai.

In mijn laars vind ik daags na mijn training ’n boodschap van good old Holyman. In koninklijk handschrift staat ’n zin, inktzwart op ’n wit blad, in kapitaal: ‘NOG ’N PAAR MAAND TRAINING MIJN VRIND, HOU VOL, DAN ZIJT GIJ ZO BLIJ ALS ’N KIND’. In mijn laars vind ik ook nog ’n bikini plus slip in scharlaak, maat 41. Wat pakt good old Holyman voor mij dit jaar gul uit. Daarom alvast ’n toast op mijn vrind uit Madrid. ‘n Bisschopswijn uit ’t Spaans land is altijd prima. Rood of wit, warm of koud, ’t drinkt, ’t smaakt, ‘t stropt als honing. Zalig.


Themacolumn geschreven voor ColumnX.
Opdracht: Schrijf een column zonder e.
Aanleiding: Eloze roman van la Disparition van Georges Perec vertaald door Guido van de Wiel ('t Manco - Arbeiderspers).
Klik hier voor verdere uitleg.

07-09-2011

Spiegelspin

Elke ochtend stap ik in de auto om naar mijn werk te rijden. Het hoort bij de doordeweekse rituelen die volgen na het wassen, tandenpoetsen, aankleden en ontbijten. Sinds een maand of drie is daar een nieuw ritueel bijgekomen. Een bijna dagelijkse ontmoeting met mijn spiegelspin. Gemakshalve heb ik hem maar Kareltje genoemd.

Zodra ik de sleutel in het portier steek en vluchtig nog even mijn kapsel in de buitenspiegel check, zie ik Kareltje wegschieten. Ik moet de dag nog meemaken dat Kareltje op zijn draad blijft zitten. Eerst dacht ik dat hij last had van antropofobie. Maar net zo min als dat ik last heb van arachnofobie heeft Kareltje angst voor mensen. Hij is gewoon verlegen.

Ik moet altijd enorm lachen als hij met zijn wiebelbuik op hoge dunnen poten in zijn favoriete spiegelkapspleet schiet. Soms kijkt hij me daarbij schalks aan. Hij weet dat ie onnavolgbaar snel kan vluchten. Hij weet ook dat ik hem niet uit zijn spleet gepeuterd krijg. Ik gun hem die lol. Ieder zijn talent. Soms ben ik wel eens jaloers op Kareltje. Met zijn talent zou ik met twee vingers in de neus, de 100 meter sprint tijdens de Olympische Spelen kunnen winnen. Ware het niet dat ook ik daarvoor te verlegen ben. Dat matcht niet echt met het karakter van een 100 meter sprinter.

Als ik de motor van mijn auto start zie ik hoe Kareltje zich nerveus verstopt in zijn spleet. Hij weet wat er komen gaat. Angstig, droevig en hoopvol tegelijk werpt hij nog een laatste blik op zijn kunstig gevlochten dradenweb. In een mum van tijd staat het bol door de zijwind. Met een bibberende buik zet Kareltje zich met al zijn poten schrap in de spleet. Gelukkig regent het vandaag niet. De bolling van het web knapt zodra we op de snelweg zijn. Ik heb weer zijn kunstwerkje vernietigd. Hoe wreed. Al honderd keer heb ik Kareltje uitgenodigd om in mijn auto te bivakkeren. Maar dat is zijn eer te na. Hij is een buitenspin en van auto’s krijgt hij alleen maar claustrofobie. Ik respecteer dat.

Kareltje is eigenlijk heel dapper. Dagelijks houdt hij mij met gevaar voor eigen leven een spiegel voor van de zinloosheid van het bestaan. Want zeg nu eens eerlijk. Dagelijks je tanden poetsen en naar je werk rijden lijkt toch soms net zo zinloos als het aan gort rijden van een spinnenweb. Dezelfde rituelen waarmee wij het bestaan draaglijk maken drijven ons vaak ook tot waanzin. Iedere dag opnieuw rolt Kareltje enorme sisyphosaanse rotsen de berg op om vervolgens keihard weg te rennen. Op de vlucht voor niets. Drie maal daags bouwt hij een nieuw web. Hoe broos kan een jachtveld zijn? Liefst zou hij mijn bloed willen drinken. Maar hij laat het niet merken. Verlegen als Kareltje is.

Mien Spiderman



01-09-2011

Kort geknipt en glad geschoren

Al zes jaar lang fiets ik er iedere zaterdag voorbij. De herenkapsalon aan de Mierloseweg.
Maar deze keer niet. Mijn haar schreeuwt om geknipt te worden. De grote vraag is natuurlijk: is de kapsalon ook geknipt voor mij?

Eenmaal over de drempel word ik vriendelijk begroet door een aardige dame. Op zich verrassend in een herensalon, maar de kapsalon blijkt heel modern. Al drie generaties gaan ze met hun tijd mee. Als jonge onderzoeker vuur ik mijn vragen onmiddellijk af op de aardige dame. En zij vertelt vol trots honderduit en bevlogen. Vanzelfsprekend valt vader Spoormakers met hetzelfde enthousiasme haar regelmatig bij.

Ik val met de neus in de boter en word op mijn wenkbrauwen bediend. Ik krijg in kort Amerikaans een nieuw fris kapsel aangemeten. Gelijktijdig word ik ingewijd in de magische wereld van het kappersvak met een onvervalst kappersjargon. In korte tijd leer ik dat het kort Amerikaans zijn oorsprong kent in Frankrijk, ook wel het Brosse-kapsel geheten. Ja, ja, Bebop blijkt grensoverschrijdend en van alle tijden. De jeugd van tegenwoordig noemt het nu Blockhead.

Om dit eenvoudig lijkend kapsel goed te doen slagen is een bijzonder gereedschap voor handen. Werd vroeger nog de Blockhead met kam en schaar gemodelleerd, heden ten dage wordt de Flattopper ingezet. Let wel, met ingebouwde waterpas. Het resultaat is strak. Mijn lieve harenarchitect levert in no time een mooi kunstwerkje af.

Ik voel me helemaal happy in de mooie authentieke Belmont-stoel. Die draagt al sinds 1926 trouw al haar klanten. Net als de kapperszaak is zij sinds kort kompleet in het nieuw gestoken. De stoel en zijn omgeving hebben beide een nieuwerwetse outfit gekregen. Ontspannen leun ik achterover.

Op de achtergrond klinkt zachtjes muziek uit de boxen. 100% NL. De klanten weten Spoormakers al jarenlang te vinden. En ik mag het best wel verklappen. Ze komen niet alleen maar voor hun haren. Nee, ook de oren willen graag wat nieuws. Zo wordt in de kapperszaak met regelmaat West-Helmonds nieuws geboren. Maar pas op, alleen voor wie het horen wil en altijd in vertrouwen.

Aan de Mierloseweg wordt het kappersvak met grote liefde bedreven. En niet alleen met liefde voor het vak maar ook met liefde voor de mens. Al 85 jaar lang. De klanten komen trouw van heinde en van verre, van Helmond tot Roermond. De jongste klant moet nog geboren worden en de oudste is al 94. Onder de klandizie bevindt zich een divers pluimage. Het is een zorgzaam en sociaal beroep. De gewone man is er van harte welkom en evenzo de advocaat.

Ook al is de werktijd door de jaren heen aardig opgerekt, oude trouwe klanten worden niet vergeten. Zij worden op hun thuisadres op hun wenkbrauwen bediend. Eigenlijk net als ik. Spoormakers maakt geen onderscheid in dienstverlening. Zo opa, zo vader, zo vader, zo dochter. Vol trots worden nog de lidmaatschapsmedailles getoond van eeuwige trouw aan kappersbond Anko. De leesmap met actuele edities wordt hier nauwelijks gesleten want alles gaat op afspraak. En de boeddha aan de muur? Ach, die vind het allemaal oké. Hij is al sinds de eeuwigheid kort geknipt en glad geschoren.

Mien zweeft en zwetst door Helmond-West

Gepubliceerd in Wijkkrant Helmond West September 2011 > Kort geknipt en glad geschoren


31-08-2011

Columns van Harrie (Augustus 2011)


De grote leegte in het vreemde / Verkeer / 05-08-2011

Daar ligt ie dan op de grond. Basaal, rechthoekig en keihard zichzelf te zijn. Vuurrood tot op zijn kaken. De grote drukte rondom hem heen laat hem koud. Het stoort hem niet. Vanuit zijn geaardheid beseft hij dat drukte vanzelf weer overgaat. Hoe vaak hij wel niet betast, bepoteld en besnuffeld is de afgelopen dagen. God mag het weten. Geen krimp heeft hij gelaten. Eigenlijk geniet hij stiekem van alle aandacht. Nou ja, tot op zekere hoogte. Ook aanzien kent grenzen natuurlijk. Hij is wel geschrokken dat zoveel mensen zich ineens bekommerden om hem. Er is zelfs een dokter bijgehaald. Wie? Ja precies, die ja. Dokter Wie. Een mafketel met een felgekleurde sjaal. Deze dokter schijnt alle raadselen die het universum voor vlakkelanders uit het sterrengat Joepilèr verborgen houdt, te onderzoeken en verklaren.

Eén ding is zeker. Dokter Wie krijgt hiermee een grote klus voor zijn kiezen. Hij mag dan een groot aantal raadsels doorgrond hebben in sterrengat Joepilèr, waar hij nu mee te maken krijgt is andere koek. De dokter weet dat en dat is te zien. Hij heeft een veiligheidsjas en veiligheidslaarzen aangetrokken en maant de grote menigte tot rust. De menigte is erg bang. Waarvoor zou je denken? Nou gewoon voor het vreemde. De eerste zorg van de dokter is om rust te brengen. Hij spant een groot roodwit lint rondom de plek waar het vreemde ligt en maant de menigte afstand te nemen. Het vreemde blijft onbeweeglijk liggen en luistert goed naar wat de menigte te zeggen heeft.

Waar komt ie vandaan? Gisteren lag hij er nog niet. Van horen zeggen wordt verteld dat ie erg agressief kan worden. Dat verklaart zijn rode kleur. Zie ik het goed? Volgens mij wordt ie steeds roder. Als dat maar goed gaat. Straks ontploft ie nog. Ik heb ook gehoord dat hij in samenwerking met anderen in staat is om grote werken te verzetten. Dan kun je op hem bouwen en is hij een bindende factor. Staat wel in contrast met zijn agressie maar ach. Hij die vrij is van zonden ... En zo murmelt de menigte maar verder. Dokter Wie heeft intussen zijn onderzoeksgereedschap tevoorschijn gehaald. Voor de zekerheid heeft hij ook een mondkapje opgezet. Het vreemde vreest het ergste. Dit zou wel eens een heel vervelend onderzoek kunnen worden.

Het vreemde wordt eerst gewassen. Met een vreemd soort water dat hij niet kent. Het geeft wel veel energie als hij het naar binnenslurpt. Het komt zeker van Mars. Daar hebben ze onlangs water ontdekt. Stromend nog wel. Tot in z’n poriën voelt hij de energie binnenstromen. Het narcotiseert als het ware. Na 10 seconden valt hij dan ook in een diepe slaap. Gelukkig maar. Omstanders uit de menigte verklaren later dat de boor die de dokter gebruikt een oorverdovend lawaai maakt. Aan het gat in zijn lijf is te zien dat er gebruik is gemaakt van een grote maat boor. De dokter heeft niets kunnen vinden. Wat een bak. Dat had hij hem ook wel kunnen vertellen. Enfin, met een plug en pleister is het gat weer gauw gevuld. Gelukkig heeft de dokter niet tot op de kern geboord. De grote leegte die hij dan gevonden had zou pas echt tot onrust geleid hebben onder de menigte. De grote leegte dat is pas iets om bang van te worden.


Woeste hoogte / Verkeer / 16-08-2011

Verloren dwaalde dokter Wie langs dennenbomen en berkenbosjes. Iets had hem gelokt. Hij wist alleen nog niet precies wat en wie. Een bijna onweerstaanbare behoefte het bos in te trekken, dat was wat hij die ochtend gevoeld had tijdens het ontbijt. En dat allemaal naar aanleiding van een klein stemmetje dat door de keuken dwaalde en linea recta zijn linkeroor was ingevlogen.

Het bleef daar rondspoken en deed een appèl op hem. Je moet het bos in, vandaag nog. Dat leek het stemmetje hem te zeggen. Het stemmetje gedroeg zich zeer irritant. Het leek wel een vreemdsoortige oorhorzel. Brommend, zeurderig en stekend was zijn klaagzang. Niet om aan te horen. Er zat dan ook niets anders voor de dokter op dan het verzoek van het vervelende stemmetje in te willigen.

Het weer dat was voorspeld voor die dag leek nergens op. Maar ja, dat was al weken zo. Het kon de dokter ook niet deren. Een regencape, een kleine rugzak, wat bammetjes om op te eten en een flesje drinken werden in een mum van tijd uit de schuur, koel- en broodkast bij elkaar verzameld. Alsof het een dagelijkse praktijk was. Eigenlijk was dat ook wel zo. De dokter was een fervent wandelaar. Het kon wel eens nat zijn in het bos, dus deed de dokter voor de zekerheid ook maar de wandelschoenen aan. Falkesokken werden ook niet vergeten. Een linkse en rechtse sok, wel zo gemakkelijk. Voor de luie en gedesoriënteerde wandelaar waren de letters L en R in rood katoen in grote letters op de blauwe wreef gestikt. Complementair. Wel zo handig. Schiet eens op, had de oorhorzel in zijn oor gedramd. Die zeurde nu vooral in het rechteroor. O ja, een zakmes mee, dat was ook wel zo handig. Je wist het maar nooit in het bos, zeker niet in een eilandbos.

Het eilandbos voelde eenzaam en verlaten. En nog steeds wist de dokter niet wat hem nou precies lokte. Een stem alleen dat kon het niet zijn. Hier stak meer achter. Als een verschrikte Catweazle keek de dokter om zich heen. Achter elke den, eik of berk verwachtte de dokter een ernstig gevaar. De stem in zijn hoofd was verdwenen en had plaats gemaakt voor een lichte ruis. Een ruis die steeds meer rond zijn beide oren begon te suizen. Het leek ook alsof de wind wat meer toenam. Dit had de dokter nog niet eerder meegemaakt in zijn eilandbos. Het gesuis in zijn oren werd steeds heftiger.

Niet alleen de oorsuizingen namen in heftigheid toe. Ook de wind begon krachtiger te waaien. Die loeide tussen de bomen door. In het kielzog van de wind kwam gele stuifzand mee. Het zand kwam van woeste hoogte en schuurde het gezicht van de dokter. Het liet diepe sporen achter op de tronie van de dokter. Boven de gekleurde sjaal van de dokter schreeuwden oog- en gezichtsrimpels moord en brand. De dokter trok zijn sjaal wat hoger op. Het gehate stemmetje liet ook weer korzelig van zich horen. Of de dokter de woeste hoogte had zien liggen en wat die hoogte met hem deed. Het deed de dokter niets. Woest was niet eenzaam en grote hoogtes kon de dokter makkelijk hebben. Het stemmetje hield aan. En de pieken en dalen dan? Wat dacht de dokter daar dan van?

Het kwartje begon eindelijk bij de dokter te vallen. De slechte zomer had wintergeesten doen ontwaken. In zijn oren was deze ochtend een verdwaalde winterkoning gevlogen, volledig in de war. Die had de dokter in de waan van een vervroegde skivakantie gebracht. De tekens waren dit keer overduidelijk en niet mis te verstaan. Met oorsuizingen op de lange latten. Over hoge pieken en door diepe dalen. Niks geen gele stuifzand maar door onvervalste witte stuifsneeuw. Vers gevallen niet in Klein Holland maar ergens ver weg in Nieuw Zeeland. Misschien moest de dokter dit jaar toch maar eens wat eerder boeken.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

03-08-2011

Het Gouden Glimlachje

Ik sla de advertentiepagina open van het plaatselijke leugenaartje en schiet in de lach bij een merkwaardige advertentie. Een blijde wulpse dame kijkt me verleidelijk aan. Ze staat achter een kleurrijke balie. Boven de balie hangt een groot bord met de tekst ‘Welkom bij Klantenopvangcentrum Het Gouden Glimlachje!’. Onder de schreeuwletters staat nog een kleinere tekst. ‘Oplossingen op maat voor al uw klantvragen én -problemen. Eerste consult gratis. Bel 06-109708605 voor een afspraak.’ Op de balie zie ik een lamp staan in de vorm van een groot hart.

Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Is dit een grap of een serieuze zaak? Ik wil er het mijne van weten en hang meteen aan de telefoon. Een mevrouw met poezelige geeft antwoord. “Hallo, met Klantenopvangcentrum het Gouden Glimlachje, waarmee kan ik u van dienst zijn?” Ik kom meteen to the point. “Beste mevrouw, ik las vandaag uw advertentie in de Koerier en vroeg me af wat het Gouden Glimlachje voor mij kan betekenen?” “Ha, ha, meneer u bent een leukerd, u kaatst de vraag terug, nu heeft u een serieus probleem.” Ik laat een kleine stilte vallen en antwoord: “Ja, daar bel ik dus voor, mijn vragen leiden altijd tot problemen.” “Nou meneer, in dat geval bent u bij ons aan het juiste adres. Wij bieden maatwerkoplossingen voor zowel vragen en problemen. Het eerste consult is gratis, dus roept u maar, wanneer kunt u langskomen?”

De directheid waarmee ik aangesproken wordt vraagt om een doortastend antwoord. “Nu meteen mevrouw, kan dat?” “Dat kan meneer, maar dan heb ik wel eerst wat gegevens van u nodig.” Onmiddellijk voel ik argwaan opkomen. “Graag wil ik even het klantenprofiel met uw doornemen, puur administratief, is dat goed?” “Nou vooruit dan, ik ben vandaag in een goede bui, vraagt u maar.” “Hoelang bent u al klant?” “Mmm … moeilijke vraag, vanaf mijn geboorte denk ik.” “Bent u een tevreden of ontevreden klant?” “Dat hangt ervan af, ik heb zo mijn behoeftes. Zolang die gekoesterd worden ben ik tevreden, anders niet.” “Klinkt logisch meneer, ik vul beiden in: tevreden en ontevreden. De volgende vraag. Bent u als klant meegaand of lastig?” “Dat hangt geheel af van de stemming waarin ik verkeer mevrouw. Vandaag ben ik meegaand.” “Wel meneer, dan vul ik ook hier beiden in: meegaand en lastig.”

“Nu nog een persoonlijke vraag meneer, u hoeft die niet te beantwoorden, maar ik raad het u wel aan. Voor u eigen gemoedsrust. Begrijpt u? Wat is het u waard om antwoord op al uw vragen en problemen te krijgen?” Die vraag stemt tot nadenken. “Nou mevrouw, daar vraagt u me wat. Indien het bevredigende antwoorden oplevert, veel, heel veel. In tijd en geld is dat voor mij niet uit te drukken. Daar wilt u zeker naartoe mevrouw, niet waar?” Het is even stil aan de andere kant van de lijn. “Tsja meneer, er hangt natuurlijk wel een prijskaartje aan onze dienstverlening. Maar daar komen we samen wel uit, toch? Onze klanten zijn over het algemeen zeer tevreden en zeer gul. Gaat u akkoord als ik bij deze vraag ’alles’ in vul?” De poezelige stem klinkt onweerstaanbaar maar ik antwoord resoluut. “Laat u die vraag nog maar even open staan, mevrouw, tot na het gratis consult met uw goedvinden.”

“Best meneer, wilt u dan wel zo vriendelijk zijn om al uw klantvragen én -problemen duidelijk op een A4 te schrijven. Want tot zover reikt het gratis consult. En ja, ik weet het, een A4 is lang niet toereikend om alles duidelijk te formuleren. Maar alleen op deze wijze kunnen we antwoorden garanderen die u een gouden glimlach bezorgen. In de beperking toont zich de meester niet waar? Ik hoef u natuurlijk niet uit te leggen dat in een juiste formulering van de vraag, het antwoord vaak al schuil gaat, ha, ha. Wij worden samen slapend rijk meneer. Begrijpt u? Ja, u en ik. En ik kan u nu al vertellen meneer, als u hier vandaan gaat bent u weer helemaal het mannetje. Dan voelt u zich weer koning. Koning klant. Komt u nu maar snel. Zullen we zeggen tot over een half uur?” Ik krijg geen tijd meer om antwoord te geven. De dame in kwestie heeft ingelegd. De boodschap is duidelijk. Ik noteer het adres met een vette glimlach. Op naar goud. Het A4 schrijf ik in een mum van tijd vol. Geen probleem.

Mien

Geschreven voor website Gek op Klanten




31-07-2011

Columns van Harrie (Juli 2011)


Metalen mug / Gein & Ongein / 05-07-2011

De rust is compleet verstoord. Een vreemde karavaan trekt door mijn bos. Het doet pijn aan ogen en oren. Felle kleuren vliegen door de lucht, ik kan het even niet plaatsen. Net als het scherpe geluid. Keihard wordt er luid toeterend tussen de bomen doorgereden. Uit de ramen van maffe stinkende koetsen wordt van alles het bos in gegooid. Ik maak me grote zorgen. Waar is Raakhout? In zijn verliefde toestand wil hij zijn hoofd wel eens verliezen. Onoplettendheid is het ergste wat hem nu kan overkomen. Ongerust ga ik naar hem op zoek. Ik moet me vasthouden aan een berk want ik word bijna overreden door een man op een hard hollend ijzeren paard die al blazend op een fluitje, drukgebarend mij denkt weg te wuiven. Dat gaat niet gebeuren. Ho ho, dit is mijn bos. Maar al snel begrijp ik waarom die maffe ridder mij weg wil hebben van het bospad. Het bos kotst in één keer wel honderd supergrote metalen muggen uit. Op de rug van de muggen zitten allemaal mannetjes die voorovergebogen en geconcentreerd naar het bospad turen. Ze komen recht op mij af. Ik duik snel weg achter de berk. Zoemend sneren ze voorbij en zuigen mij bijna mee in een slipstream. De muggen dragen allemaal een klein helmpje op hun hoofd en stinken naar zweet en iets chemisch. Ze dragen felgekleurde tshirts. Ik zie geel, groen en wit. Als ik ook nog rode bolletjes voorbij zie komen slaat de schrik om mijn hart. Het zijn toch geen bloeddruppels? Ik denk aan Raakhout en hoor hem plots zacht kwaken. Het is niet waar? Ik ren keihard richting het einde van de muggenstroom en zie Raakhout op het bospad zitten. Hard huilend nu. Naast hem ligt Slijmballetje, zijn grote liefde, badend in het bloed. Overreden door een metalen mug. Raakhout is ontroostbaar.


Pleased to meet you / Verkeer / 13-07-2011

Bloody hell wat een rotweer. Ik dacht even dat ik van het eilandweer verlost was. Maar mooi niet. Wat een merkwaardige wereld is het hier, met een heel bijzonder landschap. Het ruikt en smaakt een beetje als kale with sausage. Wat opvalt is dat je heel ver weg kunt kijken. Very wide. Het is best wel een plat landje. Very flat. Dat geeft mensen air to breath.

Het volk dat hier rondhuppelt maakt op mij wel een gestreste indruk. Als drukke mieren rennen ze heen en weer en hebben nauwelijks tijd voor elkaar. Blijkbaar hebben ze ook allemaal last van hun oren. Voortdurend houden ze daar een apparaatje tegen aan. Soms praten ze tegen dat ding. Very strange. Het heeft wel mijn interesse. Alles wat met communicatie te maken heeft boeit mij. Wolken lezen en braille zijn mijn favoriet. Why? De lijntjes zijn kort, de boodschap helder en weinig last van ruis. Bovendien maakt dit soort communicatie nauwelijks lawaai.

Het is de fascinatie voor communicatie die mij op deze mooie website gebracht heeft. Op aanraden van mijn grote vriend Catweazle. Die kwam ik tegen, een stukje terug in de tijd. Ik dacht zo om en nabij de jaren zeventig. Een grappig mannetje met zijn gekartelde borstrok en zijn gestoorde pad. Hoe heette dat beest nu ook alweer? O ja, het schiet me weer te binnen, Raakhout. Ik houd het liever bij Touchwood. Was die niet onlangs verliefd? En was zijn vlam niet aangereden door een metalen mug? Tenminste zo vertelde Catweazle het. Ik moest gelijk aan een bicycle denken. Een fiets toch?

Bloody hell waarom wordt hier in dit land toch alles vertaald en spreekt men niet gewoon beschaafd Engels. Idiots. Ik kreeg nog wel een tip van Catweazle mee. Er schijnen hier nogal wat maffe figuren rond te lopen op de website die zich overal over opwinden. Nou ben ik niet zo van de bange. Open minded, zo gezegd. Mocht het niet bevallen, ach, dan zap ik toch gewoon weer weg. Wel zo handig met mijn timemachine. De komende tijd laat ik me graag verrassen op deze website. Zelf zal ik ook met verrassingen komen. Surprise, surprise. Mijn eerste indruk van het tijdperk waarin ik mij nu begeef is positief. Een wonderlijk tijdperk waarin iedereen online babbelt en schrijft. Pleased to meet you. Who? Ja, die ja, Dokter Wie!


Spooky en Sue / Verkeer / 21-07-2011

Het is hartje zomer op het vlakke land en het vriest dat het kraakt. Dat is in geen duizend jaar voorgekomen. De vlakkelanders zijn dan ook behoorlijk in de war. Very confused. Het roept veel vragen op in het derde gallacticum. De vlakkelanders van sterrengat Joepilèr vrezen oorlog met de weergoden. Ze zijn druk doende met de vorming van hun armada. Al maanden vlechten ze eindeloos dag en nacht dikke kabels stignomars die noodzakelijk zijn om de ruimte te overspannen. Het zal de vlakkelanders pas rust geven als de stignomarskabels aangehecht kunnen worden aan hun ruimteschepen.

Spooky, de aanvoerder van de vlakkelanders ziet het somber in. Het koste hem weinig moeite om de voortekenen van een nieuwe ijstijd snel te herkennen. Hij kan zich de laatste ijstijd van 3711 nog goed herinneren. Die heeft de populatie vlakkelanders ernstig uitgedund. Dat nu juist in de zomer van 4711 het noodlot weer dreigt toe te slaan vraagt om een alerte reactie van Spooky. Hij kan maar één ding bedenken. De hulp van Sue inroepen. Spooky weet dat de weergoden een enorme hekel hebben aan achterklap en roddel. Vooral tijdreus Sependipios, de aanvoerder van de weergoden. Hij heeft ooit een fikse gehoorbeschadiging opgelopen door een hevige aanval van achterklap en roddel. Sindsdien heeft hij verdomt veel moeite met het horen van de klok. Een enorme handicap.

Goed kunnen klok luisteren is van levensbelang in het derde gallacticum. Sependipios draagt dan ook altijd oorbeschermers van gumsnum. Gumsnum is een ijzersterk materiaal dat lucht en geluid doorlaat. Het is zo geweven dat het ook dienst doet als filter. Het vormt als zodanig een ingenieus timbre-analysesysteem. Er is maar één manier waarop het timbre-analysesysteem getackeld kan worden en daarmee ook een dreigende ijstijd. Dat is een kordaat optreden van Sue en Spooky. Sue de meesteres van roddel en achterklap en Spooky de stampvoetende vlakkelander.

Sue is een bijzonder schepsel dat al een oneindigheid rondzweeft in sterrengat Joepilèr. Ze is geboren in het aardemillenium, heel lang geleden. In het aardemillenium was sprake van een vreemde dualiteit tussen twee soorten aardbewoners. De mannetjes en de vrouwtjes. Die leefden in een soort haatliefde met elkaar. Toen na de grote postknal de aarde verging is Sue als enige van de vrouwtjes overgebleven. Behept met een merkwaardig talent heeft ze alle gallactica overleefd. Ze orakelt, ratelt en krijst met een gigantisch volume. Roddel en achterklap zijn haar oorlogswapens. Het zijn dodelijke wapens. Sinds jaar en dag wordt Sue al achtervolgd door tijdreus Sependipios. Hij wil haar nog steeds wreken. Door haar toedoen is hij doof geworden. Zij heeft hem bijna letterlijk dood geroddeld. Het scherpzinnige taalgevecht dat daarmee gepaard ging is opgetekend door Freak Alfa. Freak is de aangewezen persoon om Sue op te sporen.

Freak Alfa is na het taalgevecht hevig verliefd geworden op Sue. Alleen hij weet hoe in contact te treden met Sue. Als Spooky zijn vlakkelanders wil redden van de vriesdood dan zal hij zo snel mogelijk Freak moeten inschakelen. Spooky wacht geen seconde langer en stampt met zijn eeltige bergvoeten keihard op de grond. Het dunne ijs, dat al een flink stuk over het land is gekropen, breekt. Freak rijst op uit de grond. Hij bibbert van de kou en begrijpt onmiddellijk wat hem te doen staat. Met grote slagen zwiept Freak zijn vier meter lange groene tentakels in de lucht en speurt met al zijn tentakelogen de kosmos af. Hij hoeft nu nog maar alleen te blozen om Sue te lokken.

Een donderend geluid afgewisseld met een kakofonie van metaalachtige geluiden komt als een gigantische geluidsorkaan op Freak en Spooky afgedenderd. Snel zetten ze hun gumsnummen oorbeschermers op. Net op tijd. Sue land op het gladde verse ijs. Wat is ze mooi. Haar steenkoolzwarte huid glanst, spiegelt en weerkaatst in de ogen van Freak en Spooky. Het hart van Freak vat onmiddellijk vlam. Snel slaat hij de vlammen met zijn groene tentakels uit. Gelukkig weet ook Sue wat haar te doen staat. De ijstijd moet hoe dan ook voorkomen worden. Samen met Spooky betreedt ze de kleine arena die gevormd is door het kruiend ijs. Beiden beseffen dat tijdreus Sependipios ergens op de loer ligt, de tijdreusschurk. Ziedend stampt Spooky de grond aan gort en begint een luidruchtig en oorverdovend gesprek met Sue.

Spooky met verheven stem: Je praat te veel. Je praat over mensen die je nooit hebt gezien. Je praat veel te veel. Je praat over mensen. Waar je ook maar naartoe gaat. Je praat over goede dingen en over slechte dingen. Je praat en je praat en je praat. Je praat te veel.
Sue gillend: Wat bedoel je, ik praat te veel. Je weet verrekte goed dat ik te veel praat. Wat geef jij erom. Als dat ijskonijn hier maar snel verdwijnt. God damned, you Sependipios.
Doodse stilte. Zachtjes waait een warme zuidenwind rondom de hoofden van Spooky en Sue. De wind blaast zachtjes in hun nek en fluistert met een lispelend geluid: Het is goed zo jongens, Sependipios is bezweken, de nieuwe ijstijd is geweken.


De Imalupisram / Verkeer / 28-07-2011

Verontrust knoopt de dokter zijn bonte sjaal om zijn nek. Wat hij nu toch weer vernomen heeft baart hem grote zorgen. Een vreemd dier is plots opgedoken in de kwariband van Palombia. Vlak bij Venezuela. Volgens de overlevering luistert het vreemde dier naar de naam Imalupisram. Dat klinkt verdacht. De naam komt de dokter bekend voor en voorspelt in zijn ogen niet veel goeds. Wildeman is het nieuws komen brengen. Hij had het weer gehoord via de tam tam. Wildeman is technieker en medicijnman van sterrengat Joepilèr en al gallactica lang bevriend met de dokter. De dokter kan de boodschap van Wildeman niet negeren. Er rest hem dan ook niets anders dan polshoogte te gaan nemen. De Imalupisram kan nogal schade berokkenen aan zijn omgeving.

Voorzichtig klimt de doktor in zijn Zitrad. Het Zitrad is al vele gallactica lang de trouwe vervoerder en metgezel van de dokter. Het ultieme vervoersmiddel om door het sterrengat Joepilèr te reizen. Dit keer wordt het een verre en lange reis. Palombia lijkt dichtbij te liggen. Maar schijn bedriegt. Dit stukje hogeland is tijdens de twaalfde universumoorlog afgeschoten door tijdreus Sependipios. Dat gebeurde met veel geweld en veel klokslagen. Sindsdien heeft Palombia zich afgescheiden van het sterrengat Joepilèr en het sterrengat zelfs verlaten. Dat betekent dat de dokter zich op onbekend terrein en in onbekende tijd moet gaan begeven. Volgens Wildeman heeft Palombia zich lang geleden aangesloten bij het koninkrijk Fantasia. Dat gaat naar alle waarschijnlijkheid voor nog meer problemen zorgen. Fantasia en Joepilèr zijn sinds gallacticaheugenis in oorlog met elkaar.

De dokter weet dat hij snel moet handelen. Het schiet hem weer te binnen dat de Imalupisram bekend staat om zijn ongekende voortplanting- en territoriumdriften. De dokter moet kost wat kost voorkomen dat de Imalupisram in aanraking komt met zijn tegenbeeld. Zodra de Imalupisram zich weet te verenigen met zijn tegenbeeld heb je de poppen aan het dansen. Zowel de dokter als Wildeman weten waar het tegenbeeld van de Imalupisram zich bevindt. Vlakbij de kwariband van Palombia. Er is haast geboden.

Het Zitrad slaakt een diepe zucht zodra de dokter is ingestapt. Het is alweer even geleden dat het baasje gebruik heeft gemaakt van zijn diensten. Dat laat ie weten ook. Zodra de dokter de startknop kust spurt het Zitrad gevaarlijk knarsend en met veel herrie weg. De dokter valt bijna achterover van het Zitrad af. De tandwielen van het Zitrad schuren droog en luid piepend over elkaar heen. Het lijkt wel of het Zitrad protesteert. Gelukkig is Wildeman in de buurt. De technieker heeft het Zitrad binnen een mum van tijd weer aan de praat. Over vierhonderd kwintustoeten zijn ze op de plaats van bestemming. Als alles meezit.

Langzaam drijft het Zitraad het koninkrijk Fantasia binnen. Voor de zekerheid is Wildeman meegereisd met de dokter. Hij is ook redelijk vertrouwd met het tegenbeeld van de Imalupisram. Wildeman kent beiden tegenpolen en is een specialist in het vinden van tegenpolen. Best moeilijk want de Imalupisram en zijn tegenbeeld zijn complementair gekleurd, gevlekt en erg harig. Ten allen tijden moet voorkomen worden dat zij elkaar ontmoeten. De kans bestaat namelijk dat de Imalupisram zijn tegenbeeld onmiddellijk wil bevruchten. Dat mag absoluut niet gebeuren. Het gezang en de paringsgeluiden tijdens de paring zullen zo schel en vals klinken dat het alle nabije sterrengaten doet knallen en exploderen. Koninkrijk Fantasia, Palombia en Joepilèr zullen dan voorgoed uit het heelal verdwijnen. Niet echt de bedoeling.

Wildeman spitst zijn oren en luistert goed of hij het lieve gezang kan opvangen van het tegenbeeld van de Imalupisram. Ze zweven nog een aantal kwintustoeten door Fantasia. Plotseling gebaart Wildeman de dokter het Zitrad uit te zetten. Hij is iets op het spoor. Heel zachtjes hoort Wildeman het tegenbeeld in de verte zingen: “Wij zijn twee vrienden, jij en ik. Twee dikke vrienden, jij en ik. Wij blijven altijd bij elkaar. Al worden we meer dan honderd jaar. Wij blijven vrienden tot onze laatste snik. Hoebahoebahoebahophophop Hoebahoebahoebahophophop!” Ze hebben het tegenbeeld gevonden. De dokter weet wat hem te doen staat. Snel trekt hij een groot schepnet uit zijn tas en springt uit het Zitrad.

Zijn Marsipulamivanger komt nu uitstekend van pas en doet effectief zijn werk. Met een grote elegante worp is de Marsipulami in een paar microkwintustoeten gevangen. Piepend begint de Marsipulami keihard om Guust en Dennie te roepen. Niet zo vreemd. Zij hebben de Marsipulami per slot van rekening tot leven gebracht. In hun armen wil hij dan ook het liefst sterven. Maar dat is helemaal niet aan de orde. Zodra de Marsipulami wat gekalmeerd is leggen de dokter en Wildeman uit waar het gevaar zit. Gelukkig is de Marsipulami een goede verstaander en heeft aan een half woord genoeg. Het laatst wat ie wil is de Imalupisram tegenkomen. De laatste keer dat dit gebeurde is Marsipulami bijna zijn marsipulamiheid kwijt geraakt. En die wil hij nog graag heel lang behouden. Er rest de Marsipulami dan ook niets anders dan zich de komende tijd stil en zwijgend te houden. Opdat de Imalupisram hem never nooit zal vinden. Met een gerust hart keren Wildeman en de dokter terug naar Joepilèr. Ze waren er gelukkig weer op tijd bij.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.