31-07-2011

Columns van Harrie (Juli 2011)


Metalen mug / Gein & Ongein / 05-07-2011

De rust is compleet verstoord. Een vreemde karavaan trekt door mijn bos. Het doet pijn aan ogen en oren. Felle kleuren vliegen door de lucht, ik kan het even niet plaatsen. Net als het scherpe geluid. Keihard wordt er luid toeterend tussen de bomen doorgereden. Uit de ramen van maffe stinkende koetsen wordt van alles het bos in gegooid. Ik maak me grote zorgen. Waar is Raakhout? In zijn verliefde toestand wil hij zijn hoofd wel eens verliezen. Onoplettendheid is het ergste wat hem nu kan overkomen. Ongerust ga ik naar hem op zoek. Ik moet me vasthouden aan een berk want ik word bijna overreden door een man op een hard hollend ijzeren paard die al blazend op een fluitje, drukgebarend mij denkt weg te wuiven. Dat gaat niet gebeuren. Ho ho, dit is mijn bos. Maar al snel begrijp ik waarom die maffe ridder mij weg wil hebben van het bospad. Het bos kotst in één keer wel honderd supergrote metalen muggen uit. Op de rug van de muggen zitten allemaal mannetjes die voorovergebogen en geconcentreerd naar het bospad turen. Ze komen recht op mij af. Ik duik snel weg achter de berk. Zoemend sneren ze voorbij en zuigen mij bijna mee in een slipstream. De muggen dragen allemaal een klein helmpje op hun hoofd en stinken naar zweet en iets chemisch. Ze dragen felgekleurde tshirts. Ik zie geel, groen en wit. Als ik ook nog rode bolletjes voorbij zie komen slaat de schrik om mijn hart. Het zijn toch geen bloeddruppels? Ik denk aan Raakhout en hoor hem plots zacht kwaken. Het is niet waar? Ik ren keihard richting het einde van de muggenstroom en zie Raakhout op het bospad zitten. Hard huilend nu. Naast hem ligt Slijmballetje, zijn grote liefde, badend in het bloed. Overreden door een metalen mug. Raakhout is ontroostbaar.


Pleased to meet you / Verkeer / 13-07-2011

Bloody hell wat een rotweer. Ik dacht even dat ik van het eilandweer verlost was. Maar mooi niet. Wat een merkwaardige wereld is het hier, met een heel bijzonder landschap. Het ruikt en smaakt een beetje als kale with sausage. Wat opvalt is dat je heel ver weg kunt kijken. Very wide. Het is best wel een plat landje. Very flat. Dat geeft mensen air to breath.

Het volk dat hier rondhuppelt maakt op mij wel een gestreste indruk. Als drukke mieren rennen ze heen en weer en hebben nauwelijks tijd voor elkaar. Blijkbaar hebben ze ook allemaal last van hun oren. Voortdurend houden ze daar een apparaatje tegen aan. Soms praten ze tegen dat ding. Very strange. Het heeft wel mijn interesse. Alles wat met communicatie te maken heeft boeit mij. Wolken lezen en braille zijn mijn favoriet. Why? De lijntjes zijn kort, de boodschap helder en weinig last van ruis. Bovendien maakt dit soort communicatie nauwelijks lawaai.

Het is de fascinatie voor communicatie die mij op deze mooie website gebracht heeft. Op aanraden van mijn grote vriend Catweazle. Die kwam ik tegen, een stukje terug in de tijd. Ik dacht zo om en nabij de jaren zeventig. Een grappig mannetje met zijn gekartelde borstrok en zijn gestoorde pad. Hoe heette dat beest nu ook alweer? O ja, het schiet me weer te binnen, Raakhout. Ik houd het liever bij Touchwood. Was die niet onlangs verliefd? En was zijn vlam niet aangereden door een metalen mug? Tenminste zo vertelde Catweazle het. Ik moest gelijk aan een bicycle denken. Een fiets toch?

Bloody hell waarom wordt hier in dit land toch alles vertaald en spreekt men niet gewoon beschaafd Engels. Idiots. Ik kreeg nog wel een tip van Catweazle mee. Er schijnen hier nogal wat maffe figuren rond te lopen op de website die zich overal over opwinden. Nou ben ik niet zo van de bange. Open minded, zo gezegd. Mocht het niet bevallen, ach, dan zap ik toch gewoon weer weg. Wel zo handig met mijn timemachine. De komende tijd laat ik me graag verrassen op deze website. Zelf zal ik ook met verrassingen komen. Surprise, surprise. Mijn eerste indruk van het tijdperk waarin ik mij nu begeef is positief. Een wonderlijk tijdperk waarin iedereen online babbelt en schrijft. Pleased to meet you. Who? Ja, die ja, Dokter Wie!


Spooky en Sue / Verkeer / 21-07-2011

Het is hartje zomer op het vlakke land en het vriest dat het kraakt. Dat is in geen duizend jaar voorgekomen. De vlakkelanders zijn dan ook behoorlijk in de war. Very confused. Het roept veel vragen op in het derde gallacticum. De vlakkelanders van sterrengat Joepilèr vrezen oorlog met de weergoden. Ze zijn druk doende met de vorming van hun armada. Al maanden vlechten ze eindeloos dag en nacht dikke kabels stignomars die noodzakelijk zijn om de ruimte te overspannen. Het zal de vlakkelanders pas rust geven als de stignomarskabels aangehecht kunnen worden aan hun ruimteschepen.

Spooky, de aanvoerder van de vlakkelanders ziet het somber in. Het koste hem weinig moeite om de voortekenen van een nieuwe ijstijd snel te herkennen. Hij kan zich de laatste ijstijd van 3711 nog goed herinneren. Die heeft de populatie vlakkelanders ernstig uitgedund. Dat nu juist in de zomer van 4711 het noodlot weer dreigt toe te slaan vraagt om een alerte reactie van Spooky. Hij kan maar één ding bedenken. De hulp van Sue inroepen. Spooky weet dat de weergoden een enorme hekel hebben aan achterklap en roddel. Vooral tijdreus Sependipios, de aanvoerder van de weergoden. Hij heeft ooit een fikse gehoorbeschadiging opgelopen door een hevige aanval van achterklap en roddel. Sindsdien heeft hij verdomt veel moeite met het horen van de klok. Een enorme handicap.

Goed kunnen klok luisteren is van levensbelang in het derde gallacticum. Sependipios draagt dan ook altijd oorbeschermers van gumsnum. Gumsnum is een ijzersterk materiaal dat lucht en geluid doorlaat. Het is zo geweven dat het ook dienst doet als filter. Het vormt als zodanig een ingenieus timbre-analysesysteem. Er is maar één manier waarop het timbre-analysesysteem getackeld kan worden en daarmee ook een dreigende ijstijd. Dat is een kordaat optreden van Sue en Spooky. Sue de meesteres van roddel en achterklap en Spooky de stampvoetende vlakkelander.

Sue is een bijzonder schepsel dat al een oneindigheid rondzweeft in sterrengat Joepilèr. Ze is geboren in het aardemillenium, heel lang geleden. In het aardemillenium was sprake van een vreemde dualiteit tussen twee soorten aardbewoners. De mannetjes en de vrouwtjes. Die leefden in een soort haatliefde met elkaar. Toen na de grote postknal de aarde verging is Sue als enige van de vrouwtjes overgebleven. Behept met een merkwaardig talent heeft ze alle gallactica overleefd. Ze orakelt, ratelt en krijst met een gigantisch volume. Roddel en achterklap zijn haar oorlogswapens. Het zijn dodelijke wapens. Sinds jaar en dag wordt Sue al achtervolgd door tijdreus Sependipios. Hij wil haar nog steeds wreken. Door haar toedoen is hij doof geworden. Zij heeft hem bijna letterlijk dood geroddeld. Het scherpzinnige taalgevecht dat daarmee gepaard ging is opgetekend door Freak Alfa. Freak is de aangewezen persoon om Sue op te sporen.

Freak Alfa is na het taalgevecht hevig verliefd geworden op Sue. Alleen hij weet hoe in contact te treden met Sue. Als Spooky zijn vlakkelanders wil redden van de vriesdood dan zal hij zo snel mogelijk Freak moeten inschakelen. Spooky wacht geen seconde langer en stampt met zijn eeltige bergvoeten keihard op de grond. Het dunne ijs, dat al een flink stuk over het land is gekropen, breekt. Freak rijst op uit de grond. Hij bibbert van de kou en begrijpt onmiddellijk wat hem te doen staat. Met grote slagen zwiept Freak zijn vier meter lange groene tentakels in de lucht en speurt met al zijn tentakelogen de kosmos af. Hij hoeft nu nog maar alleen te blozen om Sue te lokken.

Een donderend geluid afgewisseld met een kakofonie van metaalachtige geluiden komt als een gigantische geluidsorkaan op Freak en Spooky afgedenderd. Snel zetten ze hun gumsnummen oorbeschermers op. Net op tijd. Sue land op het gladde verse ijs. Wat is ze mooi. Haar steenkoolzwarte huid glanst, spiegelt en weerkaatst in de ogen van Freak en Spooky. Het hart van Freak vat onmiddellijk vlam. Snel slaat hij de vlammen met zijn groene tentakels uit. Gelukkig weet ook Sue wat haar te doen staat. De ijstijd moet hoe dan ook voorkomen worden. Samen met Spooky betreedt ze de kleine arena die gevormd is door het kruiend ijs. Beiden beseffen dat tijdreus Sependipios ergens op de loer ligt, de tijdreusschurk. Ziedend stampt Spooky de grond aan gort en begint een luidruchtig en oorverdovend gesprek met Sue.

Spooky met verheven stem: Je praat te veel. Je praat over mensen die je nooit hebt gezien. Je praat veel te veel. Je praat over mensen. Waar je ook maar naartoe gaat. Je praat over goede dingen en over slechte dingen. Je praat en je praat en je praat. Je praat te veel.
Sue gillend: Wat bedoel je, ik praat te veel. Je weet verrekte goed dat ik te veel praat. Wat geef jij erom. Als dat ijskonijn hier maar snel verdwijnt. God damned, you Sependipios.
Doodse stilte. Zachtjes waait een warme zuidenwind rondom de hoofden van Spooky en Sue. De wind blaast zachtjes in hun nek en fluistert met een lispelend geluid: Het is goed zo jongens, Sependipios is bezweken, de nieuwe ijstijd is geweken.


De Imalupisram / Verkeer / 28-07-2011

Verontrust knoopt de dokter zijn bonte sjaal om zijn nek. Wat hij nu toch weer vernomen heeft baart hem grote zorgen. Een vreemd dier is plots opgedoken in de kwariband van Palombia. Vlak bij Venezuela. Volgens de overlevering luistert het vreemde dier naar de naam Imalupisram. Dat klinkt verdacht. De naam komt de dokter bekend voor en voorspelt in zijn ogen niet veel goeds. Wildeman is het nieuws komen brengen. Hij had het weer gehoord via de tam tam. Wildeman is technieker en medicijnman van sterrengat Joepilèr en al gallactica lang bevriend met de dokter. De dokter kan de boodschap van Wildeman niet negeren. Er rest hem dan ook niets anders dan polshoogte te gaan nemen. De Imalupisram kan nogal schade berokkenen aan zijn omgeving.

Voorzichtig klimt de doktor in zijn Zitrad. Het Zitrad is al vele gallactica lang de trouwe vervoerder en metgezel van de dokter. Het ultieme vervoersmiddel om door het sterrengat Joepilèr te reizen. Dit keer wordt het een verre en lange reis. Palombia lijkt dichtbij te liggen. Maar schijn bedriegt. Dit stukje hogeland is tijdens de twaalfde universumoorlog afgeschoten door tijdreus Sependipios. Dat gebeurde met veel geweld en veel klokslagen. Sindsdien heeft Palombia zich afgescheiden van het sterrengat Joepilèr en het sterrengat zelfs verlaten. Dat betekent dat de dokter zich op onbekend terrein en in onbekende tijd moet gaan begeven. Volgens Wildeman heeft Palombia zich lang geleden aangesloten bij het koninkrijk Fantasia. Dat gaat naar alle waarschijnlijkheid voor nog meer problemen zorgen. Fantasia en Joepilèr zijn sinds gallacticaheugenis in oorlog met elkaar.

De dokter weet dat hij snel moet handelen. Het schiet hem weer te binnen dat de Imalupisram bekend staat om zijn ongekende voortplanting- en territoriumdriften. De dokter moet kost wat kost voorkomen dat de Imalupisram in aanraking komt met zijn tegenbeeld. Zodra de Imalupisram zich weet te verenigen met zijn tegenbeeld heb je de poppen aan het dansen. Zowel de dokter als Wildeman weten waar het tegenbeeld van de Imalupisram zich bevindt. Vlakbij de kwariband van Palombia. Er is haast geboden.

Het Zitrad slaakt een diepe zucht zodra de dokter is ingestapt. Het is alweer even geleden dat het baasje gebruik heeft gemaakt van zijn diensten. Dat laat ie weten ook. Zodra de dokter de startknop kust spurt het Zitrad gevaarlijk knarsend en met veel herrie weg. De dokter valt bijna achterover van het Zitrad af. De tandwielen van het Zitrad schuren droog en luid piepend over elkaar heen. Het lijkt wel of het Zitrad protesteert. Gelukkig is Wildeman in de buurt. De technieker heeft het Zitrad binnen een mum van tijd weer aan de praat. Over vierhonderd kwintustoeten zijn ze op de plaats van bestemming. Als alles meezit.

Langzaam drijft het Zitraad het koninkrijk Fantasia binnen. Voor de zekerheid is Wildeman meegereisd met de dokter. Hij is ook redelijk vertrouwd met het tegenbeeld van de Imalupisram. Wildeman kent beiden tegenpolen en is een specialist in het vinden van tegenpolen. Best moeilijk want de Imalupisram en zijn tegenbeeld zijn complementair gekleurd, gevlekt en erg harig. Ten allen tijden moet voorkomen worden dat zij elkaar ontmoeten. De kans bestaat namelijk dat de Imalupisram zijn tegenbeeld onmiddellijk wil bevruchten. Dat mag absoluut niet gebeuren. Het gezang en de paringsgeluiden tijdens de paring zullen zo schel en vals klinken dat het alle nabije sterrengaten doet knallen en exploderen. Koninkrijk Fantasia, Palombia en Joepilèr zullen dan voorgoed uit het heelal verdwijnen. Niet echt de bedoeling.

Wildeman spitst zijn oren en luistert goed of hij het lieve gezang kan opvangen van het tegenbeeld van de Imalupisram. Ze zweven nog een aantal kwintustoeten door Fantasia. Plotseling gebaart Wildeman de dokter het Zitrad uit te zetten. Hij is iets op het spoor. Heel zachtjes hoort Wildeman het tegenbeeld in de verte zingen: “Wij zijn twee vrienden, jij en ik. Twee dikke vrienden, jij en ik. Wij blijven altijd bij elkaar. Al worden we meer dan honderd jaar. Wij blijven vrienden tot onze laatste snik. Hoebahoebahoebahophophop Hoebahoebahoebahophophop!” Ze hebben het tegenbeeld gevonden. De dokter weet wat hem te doen staat. Snel trekt hij een groot schepnet uit zijn tas en springt uit het Zitrad.

Zijn Marsipulamivanger komt nu uitstekend van pas en doet effectief zijn werk. Met een grote elegante worp is de Marsipulami in een paar microkwintustoeten gevangen. Piepend begint de Marsipulami keihard om Guust en Dennie te roepen. Niet zo vreemd. Zij hebben de Marsipulami per slot van rekening tot leven gebracht. In hun armen wil hij dan ook het liefst sterven. Maar dat is helemaal niet aan de orde. Zodra de Marsipulami wat gekalmeerd is leggen de dokter en Wildeman uit waar het gevaar zit. Gelukkig is de Marsipulami een goede verstaander en heeft aan een half woord genoeg. Het laatst wat ie wil is de Imalupisram tegenkomen. De laatste keer dat dit gebeurde is Marsipulami bijna zijn marsipulamiheid kwijt geraakt. En die wil hij nog graag heel lang behouden. Er rest de Marsipulami dan ook niets anders dan zich de komende tijd stil en zwijgend te houden. Opdat de Imalupisram hem never nooit zal vinden. Met een gerust hart keren Wildeman en de dokter terug naar Joepilèr. Ze waren er gelukkig weer op tijd bij.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

27-07-2011

In de wolken

Boven de wolken moet de vrijheid haast grenzeloos zijn. Daar kan Lewis over meepraten. Ooit verdronk hij in modderig water, dronken van liefdesverdriet en onder invloed van Pan’s pijpen. Groot liefhebber van jazz en een man van veel talenten. Nu zit Lewis dromend op een roze blauwe wolk. Hij droomt van zijn Anita in een hemel van diamanten. God wat is hij verliefd op haar geweest. En met hem vele anderen. Lang dromen doet Lewis echter niet. Zijn droom wordt wreed verstoord door een ruige zwarte man met lang krullend haar. Hij kent die man, maar weet niet meer precies waarvan. Iets uit een ver en wazig verleden. Brutaal neemt de zwarte man plaats naast Lewis en begint hem te ondervragen.

"Ben jij niet die man die iedere dag sterft? Volgens mij heb ik zelfs ooit een lied aan jou opgedragen? Ben alleen even de naam van het lied kwijt. Wacht nou schiet me je naam weer te binnen. Lewis, ja, de man zonder verwachting. Wat doe jij hier op deze roze blauwe wolk Lewis? Net als ik, duizend doden sterven?"
Wie is die man nu ook al weer, denkt Lewis. Plotsklaps herinnert hij het zich weer. Het is Johnny. Hoe kan hij die vergeten zijn? Ja, ja, het is de flamboyante Johnny die met zijn gitaar alles en iedereen in vuur en vlam zet. Good old afro-american Johnny. Hij bracht zijn spectaculair gitaarspel voor het eerst ten uitvoer op een bezemsteel en daarna op een ukalele. Dat is Lewis nooit vergeten.

"Tsja", antwoordt Lewis. "Dat is effe geleden Johnny. Hebben ze jou ook naar boven geroepen? Ik ben vandaag inderdaad weer dood gegaan. Doe ik bijna elke dag. Macht der gewoonte, zullen we maar zeggen. Maar hoe is het met jou? Steek je nog steeds gitaren in de fik?" Johnny krabt even achter zijn oor en lacht. "Wah, wah, ja, ja, Lewis ik ben ook geroepen. Vooral door Joe. Je weet wel die vriend van mij, die oen, die zijn eigen vrouw dood schoot. Bij mij is het pas veel later misgegaan. Na een combi van wijn en ietwat te sterke slaappillen. Ze zijn er daar beneden nog steeds niet helemaal uit wat er precies is misgegaan. Wat ik me nog kan herinneren is dat ik het vrij benauwd had en plots vanaf een brancard in mijn nekvel omhoog getrokken werd. Einde Johnny, einde experimenten. Maar ik zit er niet mee. Het is toch één en al treurnis daar beneden. Schuif eens een stukje op Lewis, dan drinken we er samen één. Doe jij trouwens nog wat in jazz?"

"Jazz, jazz, jazz, maar jongens toch, dat is toch allang achterhaald, dat is voor ouwe lullen, jullie zijn toch zeker van de blues?" Johnny en Lewis kijken elkaar verbaasd aan. Naast hun staat een kleine vrouw met blond haar, op blote voeten in een rood geruit hemd. Ze kijkt een beetje sip. In haar linkerhand een fles whisky. Lewis en Johnny weten niet wat ze zien. Is de geest nu plots uit de fles gekomen? Daar staat de welbekende Janis voor hun neus. "Hee, good old Janis, jij ook hier? Dat wordt hier nog een leuk feestje. Kom erbij. Ga zitten. Schuif eens een stukje op Lewis." Lewis maakt plaats voor Janis en grapt naar haar: "Heb je Bobby toevallig ook nog meegenomen, gie, gie?" Schuchter neemt Janis plaats. Ze is blij de ouwe gabbers te treffen. Soulmates zo gezegd. "Wat brengt jouw hierboven, Janis?" vraagt Johnny. "Je hebt toch niet net als ik, iets te sterks genomen?" Janis geeft geen antwoord. Ze weet het gewoon niet meer. De herinnering is weggeslagen door een enorme roes waarin ze verkeerd.

Gestommel klinkt op de trap die onder de roze blauwe wolk hangt. Een opgeblazen rood hoofd verschijnt voor de neus van de drie metgezellen. Het hoofd laat een enorme boer. "Zo, dat moest ik even kwijt", roept het hoofd. "Zitten jullie hier al lang op deze wolk. Jezus wat een duf zooitje hier. Jullie kijken allemaal erg sip. Wat een grafstemming. Ik denk dat ik maar terugklim naar moeder aarde. Daar is vast meer te beleven."
"Nee maar", roept Lewis. "Ben jij het James, ik kan het bijna niet geloven, dat gaat hier nog een muzikale wolk worden." Het hoofd wordt gevolgd door een goddelijke lichaam en neemt plaats tussen het drietal. "Ja Lewis, ik ben het, James, die ooit nog een gedichtje voor jou schreef nadat jij moeder aarde verliet. Het is je blijkbaar niet goed bekomen, want je ziet nog steeds erg witjes. Krijg je hier wel genoeg te drinken?" "Nou James, dat is hier niet echt nodig hoor. Hoog boven de wolken leven wij op roze en blauwe lucht. Meer hebben we niet nodig." "Dat kan ik me niet voorstellen, dat doet voor mij de deur dicht. Als hier geen drank voorhanden is keer ik onmiddellijk terug naar aarde." Als James weer op de trap klimt veert Janis plotseling op.

"Hee ho, hoor ik dat goed. Is mijn lieve, mooie, kwaaie poëet James ook toegetreden tot het walhalla boven de wolken? Hield je het daar beneden niet langer vol? Valt het je hier ook al weer tegen? Blijf toch lekker hier. Je verkeert hier in goed gezelschap." James glundert en reageert blij verrast. "Ha, ha, Janis, dat doet me goed om jou te zien. Eindelijk een vrouw waarmee ik op niveau kan praten. Jij hebt toch op een paar universiteiten gezeten? Waarom heb je de studie nooit afgemaakt joh, doodzonde?" "Tsja, dat was een beetje moeilijk James, ik raakte behoorlijk in de war en koos uiteindelijk voor muziek. Mijn vader heeft me nog wel gepusht. Hij beloofde mij een dure auto bij het afstuderen. Ik zag dat niet zo zitten, mijzelf in een Mercedes. Liever hupste ik wat rond. Een beetje flierefluiten. Uiteindelijk heb ik mezelf verdronken in muziek en wijn. En zo te zien ben ik niet de enige."

De roze blauwe wolk drijft langzaam verder. Jazzy, bluesy en gedreven op droeve akkoorden van hemelse muziek die niet onopgemerkt blijft op moeder aarde. Vol overgave, poëtisch en tot op het bot doordrongen van passie en onvoorwaardelijke liefde. De roze blauwe wolk rokt en rolt. Maar niet voor lang. De wolk krijgt opnieuw bezoek.

"My, my, hey, hey, wat is hier op deze mooie wolk gaande? Begeef ik mij nu tussen arme beroemdheden? Mijn droom komt uit. Knijp eens even in mijn arm. Zijn jullie het echt, Janis, Johnny, James en Lewis, hoe lang zweven jullie hier al rond? Kicken man." De vier wolkgenoten kijken elkaar verbaast aan en schieten gezamenlijk in de lach. James neemt het woord. "Kurt, geweldig, je hebt ons gevonden. We zeiden al tegen elkaar, die laat vast nog van zich horen. Maar wat een toestand heb jij achter gelaten daar beneden. Weet je wel hoeveel volgers jij daar hebt, op moeder aarde? De roem achtervolgt je. Het doet ons bijna verbleken. Maakt niet uit. Gelukkig kun je hier weer tot jezelf komen. Sterallures krijgen is namelijk best lastig in de wolken."

Daar is Kurt het helemaal mee eens. Kurt is super blij dat hij zijn muziekbroeders gevonden heeft. Hij heeft zich niet voor niets voor zijn kop geschoten. Kompleet uitgedoofd neemt hij plaats tussen zijn vrienden. Ook voor hem is er nu een einde gekomen aan begeerte, aversie en verwarring. Hij verkeert in een ultieme staat van Nibbanna. Het ruikt nog lekker ook. Het ruikt een beetje naar de geest van een tiener. Wild en naïef. Voldaan legt Kurt zijn hoofd met blonde manen te ruste op een stukje roze blauwe wolk en geeft zich over aan een zoete droom vol liefde. De liefde die in zijn droom aan hem verschijnt lijkt op een vrouw. Als Kurt zijn armen naar haar uitstrekt wordt hij wakker. Naast hem zit een vreemde vrouw. Zij strijkt met haar handen door een dik bos zwart lang haar.

"Wat doe ik hier, wie zijn jullie?", mompelt de vrouw voor zich uit. Ze ziet lijkbleek. De tranen staan op haar wangen. Ze herkent niemand van het gezelschap. "Nou lieverd, je bevindt je op een grote roze blauwe wolk, zwevend tussen hemel en hel. Je herkent ons misschien niet onmiddellijk, maar wij zijn een soort vakbroeders, ook wel muziekdieren genoemd. Beneden op aarde werd het ons te broeiierig. Wij hebben elkaar hier gevonden en zijn nu op zoek naar de hemel. Net als jij zijn we trouw aan onze ziel gebleven. Ook al schiepen wij één voor één onze eigen demonen, we zijn nu in een fase beland om daar afstand van te nemen. We zijn op aarde nooit begrepen en ergens tussen hemel en hel verdwaald. We zweven hier wat rond en maken er het beste van. Sommigen van ons zijn hier op eigen kracht naartoe gekomen en anderen zijn opgepikt. Dat laatste geldt ook voor jou."

Terwijl James dit vertelt aan de vreemde vrouw, rollen bij Kurt de tranen over de wangen. Hij beseft dat tussen hemel, aarde én hel, de tijd voor altijd stil is blijven staan. Met een schuin oog kijkt hij omhoog naar de magere vrouw die naast hem zit. Haar lijf bibbert en spreekt boekdelen. "Hoe heet je, lieverd?" "Ik ben Amy", fluistert de magere vrouw. "Ik ben blij jullie hier te ontmoeten, ik heb een rottige tijd achter de rug. Mag ik helpen bij het zoeken naar de hemel, jullie zijn zo aardig?" "Geen probleem", roept de hele club in koor. "We trekken gewoon nog een flesje open, we spuiten wat en slikken en alles komt goed." Zo leven Janis, Johnny, James, Lewis en Amy nog immer vrolijk verder op een grote roze blauwe wolk. Wie liggend met zijn rug in het gras, starend naar de wolken, heel goed luistert, kan nog steeds genieten van de mooie liederen die het hele clubje dagelijks ten gehore brengt. Rokkend en rollend tot in de eeuwigheid, op zoek naar de zevende hemel.

Mien Stardom

19-07-2011

Avventura di Chiesa

Na een lange rit van bijna vier dagen stapt Kees uit de vrachtwagen van zijn oom en komt er een einde aan de lift. Het einddoel is bereikt, de Italiaanse stad Florence. Het oponthoud bij grenspost Vipiteno heeft bijna één extra dag gekost. De vakantie van Kees kan nu eindelijk beginnen. Na een moeizaam eindexamen en een verbroken liefdesrelatie is Kees toe aan rust en vrede. Hij is een gezonde knaap van negentien en de wereld ligt aan zijn voeten. Wat kan hem gebeuren?

Kees is een verschijning. Hij ziet er sportief uit in zijn korte groene kakibroek met legerprint en wit t-shirt met korte mouwen. Zijn bruine armen, benen en snoet steken mooi af tegen zijn zomerse outfit. Op zijn frisgeschoren hoofd draagt hij een petje, als bescherming tegen de zon. Het goddelijk lichaam van Kees is afgetraind en stevig gespierd. Jarenlange hockeytraining heeft hem gezegend met ballonkuiten en een kippenkontje. Apetrots is Kees. Een maand geleden doorstond hij de selectieprocedure van de Katholieke Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Een brugklasdroom kwam uit. In de toekomst zal hij sportleraar worden, vast en zeker.

Zijn oom heeft hem afgezet bij het station van Florence. De avonturenreis kan beginnen. Flink zet Kees de pas in. Het aluminium frame van de grote rugzak prikt in zijn rug en de geitenwollen sokken kriebelen in de bergschoenen. Bijna op iedere hoek van de straat wordt hij nagekeken, vooral door mannen. Die zijn in de wijk rondom het station volop aanwezig. Het laat hem koud. Hij is veel meer benieuwd naar de mooie Italiaanse vrouwen. Maar waar zijn ze? Le belle donne?

Een grote kerk met plein, grasveld en fontein ervoor, trekt zijn aandacht. Het is de Santa Maria Novella. De houten bankjes rondom het plein zitten vol mensen. Er heerst een vrolijke sfeer. Hoge schelle geluiden van spelende kinderen klinken in de lucht. Kees ploft neer op één van de bankjes om even op adem te komen. Midden op het grasveld klinkt plots een enorm gekerm. Twee hondjes lukt het niet op z’n hondjes. Ineens staan ze met de konten tegen elkaar gekeerd. Ze zitten letterlijk en figuurlijk aan elkaar vast. Een omstander gooit een emmer water over de hondjes heen en bevrijdt ze uit hun lijden. De reu druipt af met een enorme rode kegel. Je zult het maar hebben als reu, last van je Santa Maria Novella.

Kees zwoegt verder door Florence. Al snel heeft de zon haar hoogste punt van de middag bereikt. Het is bloedje heet. Zevendertig graden Celcius is toch iets te veel van het goede. Hij besluit de eerstvolgende kerk te bezoeken. Kerken zijn namelijk koel en gratis toegankelijk en je hoeft er niets te drinken. Het wordt de San Lorenzo. Amper twee seconden binnen wordt Kees aangesproken door een klein mannetje in net pak met witte boord. Die gebaart met wuivende wijsvinger dat hij iets doet wat niet mag. Druk nee schuddend met zijn hoofd strijkt hij over de benen van Kees en knijpt hem in zijn arm. Vervolgens wijst hij naar een klein bordje bij de entree. Kees begrijpt het. Het is niet toegestaan om met onbedekte armen en benen de kerk te betreden en maakt aanstalte om naar buiten te lopen. Maar dat staat het kleine mannetje niet toe. Hij trekt Kees amicaal naar zich toe.

In gebrekkig Engels legt het mannetje uit dat hij kapelaan is en dat hij voor deze keer de foute kleding door de vingers zal zien. Sterker nog. Hij zal Kees een rondleiding geven door het heilige der heiligen. Vol trots wordt hij door de prachtig mooie kerk geloosd. Overal krijgt Kees tekst en uitleg, in Italiaans en gebrekkig Engels. De kapelaan murmelt wat over Medici, Brunelleschi, Donatello en Michelangelo, allemaal namen die Kees niets zeggen. Af en toe kletst de kapelaan met zijn hand op de armen en benen van Kees. Een beetje maf vindt Kees, maar het hoort ongetwijfeld bij de open en vriendelijke volksaard van de Italianen.

Nog één bijzondere plek wil de lieve kapelaan aan Kees laten zien. Heel speciaal. Daarvoor maakt de kapelaan eerst het rode koord los dat voor het altaar is gespannen. Achter het altaar bevindt zich een ruimte afgeschermd door een zwaar roodfluwelen gordijn. Achter het gordijn bevindt zich een hoge ruimte met glazen deuren, een soort serre. Door het glas ziet Kees een kleine giardino met prachtige struiken en fel gekleurde bloemen. Achter hem hoort hij de kapelaan het gordijn zenuwachtig sluiten. Vreemd, denkt Kees. Als Kees zijn fototoestel te voorschijn haalt om een foto te maken voelt hij plotseling een klam handje over zijn bovenbeen glijden. De hand kruipt langzaam omhoog. Achter hem hoort Kees de kapelaan geil en hijgerig ademhalen. Alle alarmbellen gaan onmiddellijk af. Met de hand voor zijn klokkenspel duwt Kees verontwaardigd de kapelaan van zich af en rent zo snel ie kan de kerk uit. Plagerig prikt de zon hem buiten in zijn gezicht. San Lorenzo! Waar haalt die kapelaan het in hemelsnaam vandaan om zijn goddelijk lijf zo ongevraagd en brutaal te betasten? De viespeuk.

Mien Avventura

12-07-2011

Getapte mop

Vrijdagavond. Kees fietst naar het werk. Hij heeft er niet zoveel zin in vandaag. Maar plicht roept. Langzaam stromen de arbeiders op het industrieterrein de poorten binnen. Het distributiecentrum waar Kees werkzaam is ruikt naar meel, verpakkingsmateriaal en weeë zure lucht. Snel stopt hij zijn kaart in de prikklok en bergt zijn jas op. Door de grote speakers in de megahal klinkt Skyradio. Hol en leeg. De muziek zal zich vannacht herhalen. Moonlight shadow. Wel drie keer.

Zwijgzaam haalt Kees een pallettruck op, ook wel BT genoemd. De accu’s van de BT zijn gelukkig al opgeladen voor de nachtploeg. Bij de magazijnchef haalt Kees zijn eerste orderbon op. Het wordt een vrachtje toiletpapier en chips laden. Lekker makkelijk. Kees stuurt zijn BT de toiletpapier- en chipsgang in en kan nog net de heftruck ontwijken die midden in de gang staat. Het is de heftruck van dronken Willem. Die laat zich altijd omhoog takelen door zijn collega Dries. Hij heeft weer eens flink gedronken en gaat zijn roes uitslapen op stelling 44, tussen het toiletpapier. Na de nachtlunch gaat hij pas aan de slag. Hij hoeft maar 20 orders te verwerken. Met zijn ervaring a piece of cake.

Om het uur gaat de pauzezoemer. Heel fijn want een bak koffie gaat er altijd in en houdt de nachtploeg wakker en scherp. Kees is nog niet echt opgenomen bij de nachtploeg. Hij is student en uitzendkracht. In de stoere distributiewereld kost het dan extra moeite om een plek te veroveren. Na de pauze checkt Kees of zijn BT niet stiekum is vastgebonden aan een stelling. Zijn twee pallets staan hoogopgestapeld en propvol. Het moment om waakzaam te zijn. De vaste krachten zijn dol op breukpakketten. Het is hun extra bonus. Een stukje verder staat een nieuweling zijn omgevallen vracht uit te pluizen. Hij is het slachtoffer van de nacht. De vaste krachten lachen in hun vuistje. Op de pallet stond veel wijn. Dat wordt een mooi breukpakket.

De lunch is altijd het breekpunt van de nachtdienst. De pauze duurt veel te lang. Tijd voor een praatje. Onderwerp van gesprek zijn steevast gore moppen. De mannen met de meeste tattoes lachen het hardst. Kees lacht schaapachtig mee. Hij wil er graag bij horen. Ook de magazijnchef lacht mee. Heel belangrijk om hem te vriend te houden. Hij deelt namelijk de orders uit. De moppen zijn van bedenkelijk niveau. “Wat krijg je als je pinokkio pijpt?” “Splinters in je mond!” Er wordt hard gelachen. “Waarom mag sperma niet heter zijn dan 40 graden?” “Anders gaat je leuter fluiten”.

De nachtdienst zit er op. Het is 06:00 uur. Kees is blij dat ie naar huis kan. Met een leeg en slaperig hoofd glijdt hij op z’n fiets door de ochtendnevel. In de woonwijken staan de rozen in bloei en hangen de vlaggen en boekentassen in top. Vanavond heeft hij weer een eindexamenfeest. Thuis duikt Kees snel in bed. Hij heeft vanmiddag nog strafcornertraining. Die mag hij niet missen. Kees speelt tophockey en zondag staat een belangrijke wedstrijd op het programma. Gauw dus effe een paar uurtjes vooruitslapen.

Het is een half uur fietsen naar het hockeyveld. Kees stroopt zijn kousen omlaag en doet zijn scheenbeschermers uit. Het is veel te warm. Aanvoerder Gerard spreekt hem aan. “Hee kerel hoe gaat ie? Hoezo moe? Werk je nog steeds in dat distributiecentrum? Je bent gek.” Gerard vindt het maar niks dat Kees in een distributiecentrum werkt en nachtploegen draait. Dat gaat ten koste van slagkracht. De hockeywedstrijd van aanstaande zondag is een hele belangrijke. Kees denkt er het zijne van.

De warming-up is van korte duur. Tijdens de rekkingsoefeningen is er tijd voor een praatje. Onderwerp van gesprek zijn steevast gore moppen. De mannen met de grootste mond lachen het hardst. Kees lacht schaapachtig mee. Hij is nog niet lang bij de club en wil er graag bij horen. De moppen zijn van bedenkelijk niveau. “Wat krijg je als je pinokkio pijpt?” “Splinters in je mond!” Er wordt hard gelachen. “Waarom mag sperma niet heter zijn dan 40 graden?” “Anders gaat je leuter fluiten.” Gegrinnik in de groep.

Kees ligt in een deuk van het lachen. Alle hockeyers kijken hem bedenkelijk aan. De anders zo nuchtere en stille Kees moet nog harder lachen. Hij kan het niet uitleggen. Het is frapant hoezeer zijn hockeymaten overeenkomstig gedrag vertonen met de arbeiders uit het distributiecentrum? Alleen de tattoes ontbreken. Ze moesten eens weten. Kees herinnert zich plots het gesprek met de directeur van zijn school, dat hij afgelopen week had. De directeur van de Academie Beeldende Vorming had hem gevraagd hoe hij in hemelsnaam zijn kunststudie kon combineren met het spelen van tophockey. Dat waren toch totaal verschillende werelden? De directeur moest eens weten? Bulderend van het lachen hervat Kees de rekkingsoefeningen, zijn hockeymaten in verwarring achterlatend. Zou dronken Willem alweer aan het bier zitten?

Mien BT

08-07-2011

Middenleven

Het middenleven, waar begint dat ergens? Meestal zo rond de veertig vijftig. Het aanvangstijdstip verschilt nogal van persoon tot persoon. Onvermijdelijk dient het zich vroeg of laat aan. Er is geen ontkomen aan. Het middenleven is een levensfase die zich opdringt aan ieder mens. Willens en wetens. Het loert en bekruipt.

Het middenleven kondigt zich meestal voor het eerst aan tussen de lakens, vroeg in de ochtend. Een doof gevoel maakt zich dan meester van lijf en leden. Stijgt vanuit de voeten langzaam naar het hoofd om zich te nestelen tussen de oren. Het zeurt en prikkelt en verlamt. Het kost veel moeite om lijf en leden te laten doen waar het toe aangespoord wordt, door een irritant stemmetje in het hoofd: “Kom op joh, vermannen, opstaan, de dageraad lonkt!”

Maar het liefst blijft het logge lijf liggen. Bij het opstaan zijn volgorde en ritme danig verstoord. Er lijkt een vertrager te zitten op alle bad- en kleedrituelen. Eerst gezicht wassen en dan tanden poetsen of was het andersom? Twijfel maakt zich meester en vraagt om houvast. Ook in kleine zaken. De houdbaarheidsdatum van tandpasta wordt zelfs in twijfel getrokken. Maar helaas de lettertjes zijn te klein om van de tube af te lezen. Het kost grote moeite om de sokken aan te trekken. Het katoen krult, protesteert en stropt. De voeten lijken niet meer mee te willen werken. Een vrije val is onvermijdelijk. Het warme bed biedt gelukkig een dankbaar vangnet. Eenmaal aangekleed zakken de sokken samen met de moed volledig in de schoenen. Schrik slaat toe. De dageraad is niet langer wat ie is geweest.

Dit middenleven spot met elke vorm van eigendunk en zelfwaarde. Er is geen ontsnapping mogelijk aan de intrede van menselijk verval. Ontkenning en zelfspot bieden slechts kort een ontsnappingsroute. Zij die het volle leven omarmen geven zich het eerste over. Een zoektocht begint. Naar bezinning en reflectie, naar religie en spiritualiteit, naar zen en yoga. Ze geven verdieping en nadere betekenis aan het bestaan. Drank en drugs, sex en ouderwetse rock and roll, bieden een zoete tijdelijke vlucht voor hen die het verval maar moeilijk kunnen accepteren. Een opborrelend broeiend hormonenspel, dreigt jarenlange, zorgvuldig opgebouwde en gekoesterde evenwichten te verstoren. Sommige relaties gaan diep door het stof. Andere herrijzen. Schone schijn verbrokkeld. Waarheid en ware liefde zegevieren.

Hevig heimwee naar het voorleven brengt zoete herinneringen terug en geeft richting aan nieuwe dromen. Kortstondige herleving van ongekende naïviteit en enthousiasme zet de wereld tijdelijk op z’n kop. Motorles en groene blaadjes lonken in onbegrensde euforie. Nieuwe horizonten worden in het middenleven grondig verkend. Onder het mom van sabbaticals. Crossing borders met een rugzak vol ervaring. Helaas treft in deze levensfase ziekte en verval ook vele dierbaren. Being there vormt de essentie van het middenleven. Met veel aandacht en zorg voor de ander en voor de eigen persoon. Het biedt de enige garantie voor een prettig naleven. Een naleven dat zich hopelijk zal ontwikkelen naar volle wasdom. Een naleven waarin nieuwe generaties ontkiemen en gaan groeien. Again and again. Stroom stroom stroom, de loop van het leven gaat almaar door.

Mien Cyclus

01-07-2011

Geslaagd met vlag en wimpel

Ik zie ze hangen, ja daar in de straat.
Ik zie ze hangen, ja daar in de straat.
Yeah, yeah, yeah.

Nou moet je weten, het kostte heel wat kruim
Hardop leren, hardop schrijven, meer dan honderd keer.
Maar nou ben ik trots, ik schreeuw het van de daken.
Man wat ben ik trots, ik schreeuw het van de daken.

Ze zeiden allemaal, hee, gabber hou het nou toch effe vol.
Het maakte mij wat broeia, het was echt geen lol.
Maar nu het einde is gekomen vind ik stuka best wel knopje.
Die oldies hebben toch gelijk gekregen, stuka is best styling.

Ik zie ze hangen, ja daar in mijn straat.
Ik zie ze hangen, ja daar in mijn straat.
Yeah, yeah, yeah.

Duh, stuka kan ook best wel faja zijn.
Relax man, sisas en bradas gingen mij al voor.
Stuka is niet dede en zonder stuka ben ik doekoeloos.
Ik ga weer snel naar skoro.

Maar eerst een fesa vieren. Yo man.
De vlag mag buiten, zo ook mijn tas.
Ik ga daarna weer snel naar skoro.
Mijn oldies zijn nu helemaal happy.

Ik zie ze hangen, rood wit en blauw.
Ik zie ze hangen, rood wit en blauw.
Mijn boekentassie eronder.
Geslaagd met vlag en wimpel.

Met dank aan oldies en docenten.
Man wat ben ik trots.

Mien zweeft en zwetst door Helmond-West

Gepubliceerd in Wijkkrant Helmond West Juli 2011 > Geslaagd met vlag en wimpel