31-07-2013

Columns van Harrie (Juli 2013)

Klushout / Gein & Ongein / 01-07-2013

Er zijn mensen die werkelijk van alles kunnen. Ze zijn van alle markten thuis. Ze kennen de markt op hun duimpje. De bouwmarkt, de groentemarkt, de rommelmarkt, de vlooienmarkt, kaasmarkt, paardenmarkt, kerstmarkt, koning(innen)markt en niet te vergeten de zwarte markt, ook wel marktplaats.nl genoemd. Ze snuffelen zich helemaal suf. En als ze het dan niet kunnen vinden. Ja, dan bestormen ze mijn bos. Gris mich nich. Het bos dient dan als troost- of inspiratieplek.

Voor de mistroostigen biedt het groen rust. Het is niet niks als je iets niet kunt vinden of verzinnen. Het verlies nemen is dan het meest lastige van de zoektocht. De gedachte dat alle energie tot niets heeft geleid is fnuikend. Veel mistroostigen beschouwen zichzelf op zo’n moment als klushout, een hout in klussen. Krijgen de klus niet geklaard en raken als zodanig behoorlijk de kluts kwijt. Om die reden steek ik de mistroostigen in het bos altijd een hart onder de riem.

Ik laat dan meestal de natuur zelf spreken. In al haar schoon- en wijsheid. Opdat de mistroostigen ervaren en zien wat voor een prachtige filosofie ten grondslag ligt aan het leven en de dood. De weg. Want daar draait het om. Niet om de aankomst. Zoals ook een Tour de France veel meer is dan de dagprijs of een optelsom van dagprijzen. Het is bovenal een avontuur gezien vanuit een helicopterview, achter op de motor of zo maar naast de kant. Het zijn meestal de toeschouwers en verslaggevers die het best ervaren wat er daadwerkelijk gebeurd.

Zodra een mistroostige zich tot mij wendt om aan mijn schouder uit te huilen, wijs ik hem of haar altijd op de schoon- en wijsheid van de weg die zij bewandelt. Maar waarheen leidt die weg? Dat is wat ze willen weten. En ik zeg dan troostend. Tot niets. Helemaal niets. Maar dat is juist het mooie. Niets is luchtledig, een punt, geen richting. Daar wil je dus niet aankomen. Maak daar alsjeblieft geen punt van. Blijf zoeken, juist naar richting en het komt allemaal goed. Als daarna het licht nog niet gaat schijnen dan gooi ik het op inspiratie.

Inspiratie, een laatste redmiddel voor mistroostigen. Want daar waar inspiratie groeit wordt honger gestild. En wat wil je nog meer in een consumptiemaatschappij. Het geluk wordt vaak afgelezen aan degene die de kleinste honger heeft. En dat zou ik nu voor eens en voor altijd de kop in willen drukken. Het is namelijk de honger die ons voedt. Ben er zuinig op. Hoe groter de honger hoe groter het geluk. Is de honger uitgeput en moe? Laaf hem dan aan de bossen van schoon- en wijsheid en alles komt goed.


Toffe pap (van Bambino) / Vervolg verhalen / 10-07-2013

Mijn papa houdt van mij. Echt wel. Dat zegt ie echt iedere dag. Leuk hè. Ik heb echt een toffe pap. Alleen als ik ondeugend ben is ie niet zo leuk. Zoals gisteren. Hij zat weer achter zijn PC. En maar piepen en zuchten. Traag internet. Zei hij. Ons mam werd er helemaal gek van. Hou toch eens op met die zever. Zever? Dacht ik. Dat is toch mijn terrein. Als ik nou eens heel hard zou zeveren. Dan word papa misschien weer blij. Maar dan moet ik wel kiezen. Tussen ruzie met mams of paps. Ik kies dan liever voor de eerste. Mam … mam … ik moet heel erg poepen. Maar ventje toch? Dat kun je toch heel goed zelf. Ja, maar het doet zo’n pijn. Ja ho even, je bent toch geen kleine bambino meer. Wat doet zo’n pijn? Nou als ik met mijn plasser tussen de rits kom. Ja, maar je gaat toch poepen? Ja, maar daarna moet ik altijd nog even plassen. Zucht. Mams is er helemaal klaar mee. Dat heb ik mooi voor elkaar. Nu kan paps tenminste weer verder op z’n PC. Diep ademhalen. Als ie geduldig is. En z’n rode oren kan verbergen. Die krijgt ie altijd van pornosites. Ik ken mijn pappa. Hij ziet niet dat de pornosites in de kamerraam weerspiegelen. Dom, dom, dom. Maar mama heeft gelukkig niets in de gaten. Lekker puh. Paps is mijn beste maatje. Die moet ik te vriend houden. Toch? Mam. Ik ben klaar. Kom je even helpen? Maar je hebt helemaal niet gepoept. Wat zijn dat voor streken. Geen streken mam. Geen strepen. Alleen maar gele plas vandaag. Sorry. Als mam de kamer in loopt zie ik in het kamerraam de pornosite snel wegflitsen. Best jammer. Van afstand vlogen de blote borsten keihard door beeld. Wat zeg ik. Bijna buiten beeld. Die stoute papa toch. Mams moest eens weten. Die heeft ook van die …


Snoepborsten (van Bambino) / Vervolg verhalen / 15-07-2013

Ik ben een echt mama’s kindje. Hoe dat zo? Niet zo moeilijk. Ik ben namelijk helemaal verliefd op haar snoepborsten. Klein maar fijn. Ik mag er nog steeds van genieten. Waarom? Omdat ons mams dat fijn vindt. Ze geniet er zelf ook van. Ze vindt mijn gezoebel hartstikke lekker. Paps vindt het minder. Moet je dat joch nu nog steeds voeden? Hij is allang geen bambino meer. Je borsten zijn toch geen Zeeuwse babbelaars?

Tja, ik zet er graag mijn tanden in. Maar dat mag dan weer niet. Alleen sloeberen en zoebelen mag ik. Dat is niet erg hoor. Met getuite lippen sloeber ik de warme melk naar binnen. Sloeberen en zoebelen. Dat doe ik het liefst. Bij het sloeberen haak ik mijn boven- en ondertandjes voorzichtjes in de donkerroze tepel. Mama noemt mij dan haar lief konijn. Bij het zoebelen laten mijn tandjes de tepel los. Met naar binnen geperste lippen zuig ik dan het roze vlees en de melk binnen. Dat vindt mama ook fijn. Papa vindt dat maar niets. Hij schudt alleen maar met zijn hoofd. Van links naar rechts. Hij kijkt dan soms sip en soms boos. Mams geeft hem dan meestal een knipoog. Als er wat overblijft mag jij straks ook. Dan verschijnt er een vette glimlach op paps gezicht.

Die snoepborsten van mama zijn mijn en papa’s beste vrienden. Het gekke is alleen dat mama anders reageert als papa aan haar borst sloebert. Dat zag en hoorde ik laatst op de slaapkamer. Zij noemt papa dan geen lief konijn maar geile beer. Ik vraag me dan af wat er uit de snoepborsten komt. Toch, geen honing hoop ik? Dan word ik pas echt jaloers. Af en toe hoor ik mama ook gillen. Aparte gilletjes zijn het. Het lijkt een beetje op het geluid dat duiven en kippen maken. En heel soms hoor ik ook au, au, au! Zouden het dan toch Zeeuwse babbelaars zijn?

Die blijven ook altijd tussen mijn tanden plakken. Dat is best lekker maar doet soms ook wat pijn. De geluiden in de slaapkamer nemen na een poosje in volume toe. Totdat papa als een haantje kraait. Kukelekuuuuuu !!! En mama volgt. Kukelekuuuuu !!! Daarna is het meestal stil. De melk is op denk ik dan. Niet erg. ’s Nachts lopen de snoepborsten van mams altijd weer vol. In de ochtend mag ik als eerste aanleggen en is er altijd genoeg. Morgen is het zaterdag. Mijn papa heeft twee hengels gekocht. Drie keer raden wat we gaan doen? Ik zie er nu al naar uit.


Stoer (van Bambino) / Vervolg verhalen / 16-07-2013

Mijn papa is de stoerste papa die er is. Hij is super, super, super stoer. Hij is zo stoer dat hij bijna niet meer in huis past. Opgezwollen stoer. Zo noemt mams het. Dan stuurt ze paps altijd naar buiten. Meestal op tijd, maar soms net te laat. Als hij dan weer eens bezwijkt onder de stoerdruk verliest ie meestal zijn hoofd. Mams wijst hem dan op z’n oren en neusgaten. Want daar is de stoerdruk altijd aan af te lezen. Alle gaten blazen dan stoom. Best wel grappig.

Soms gaat het zo hard dat zijn hoofd begint te fluiten. Mijn paps zien stoomfluiten is geen gezicht. Hij is in adamskostuum tenger en spierwit. Dat heb ik gezien toen hij uit de douche kwam. Het ziet er niet uit als ons paps zich opblaast. Zijn nek en hoofd, rood van stoerheid, vastgespijkerd op een witte kippenborst. Maar mams heeft het meestal op tijd in de gaten. Gelukkig maar. Ik schaam me kapot als mijn pa als opgeblazen zoutstengel met mij door de buurt loop. Ik kan dan ook moeilijk in zijn schaduw lopen. Zo mager is ie. Ik zou dat wel willen. En liefst zo snel als Lucky Luke. Die schiet met zijn klappertjespistool sneller dan zijn eigen schaduw. Dat is pas stoer.
“Ga je nog mee vissen, jong?”, vraagt pap. Ik spring een half metertje de lucht in. Joepie. Het gaat er eindelijk van komen. Het was wel een heel gedoe, al die visvoorbereidingen. Mijn pap moest eerst uitvogelen hoe het allemaal werkt. Eigenlijk is hij veel meer een uitvogelaar dan een uitvisser. Nee, nee, nee, fout, een thuisvogelaar is ie, met zijn verrekte kanaries. Ik kan ze niet uitstaan die domme beesten. Ze maken altijd een vreselijk kabaal en kijken ook nog eens zuur. Citroenen op pootjes zijn het. Ik zou ze zo willen uitpersen. Ze krijgen ook meer aandacht dan ze verdienen, die zenuwpezen. Zou mijn paps het daarvan hebben? Nee, Bambino, fout. Jouw papa is stoer, niet zenuwachtig. Toch niet voor een vispartijtje? Dat gaat echt niet samen, zenuwachtig stoer. Nu mijn papa niet bezweken is onder de stoerdruk, kunnen we eindelijk op pad.

We gaan vissen in de Zalmschotel, een klein vijvertje voor beginners. Papa is ook een beginner. Ik beloof mezelf om geen moeilijke vragen te stellen. Op internet heb ik snel een spoedcursusje vissen bekeken. Zolang we niet gaan vliegvissen komt het goed. Ik bekijk met een kritische blik de bamboehengels die papa uit het plastic haalt. Ze hebben knalrode dobbers. En ik denk onmiddellijk, wie komt daar nu op af? Rood is de kleur van alarm. Dat vertelde de juffrouw afgelopen week. Ik zeg maar niets tegen paps. Ik vind het veel te leuk om hem stoer te zien doen. Toffe pap heb ik hoor. Ga maar effe zitten jong, zegt paps. Ik moet nog even de lijn aanbrengen en het aas aan het haakje rijgen. Zo gebeurd.

Een uur later zitten de lijnen aan de bamboehengels. Maar met het aas wil het niet goed lukken. De maaien kronkelen uit zijn handen en vallen van de haak als hij ze daarop spiest. Dwars doormidden vallen ze op de grond. Het haakje is ook veel te groot. De stoerheid van paps begint langzaam weg te ebben. Als eindelijk de hengels klaar zijn voor hun visdoop, slaakt papa gecamoufleerd en stilletjes een diepe zucht, van opluchting. Ik heb het toch gezien. Paps geeft me een vette knipoog. Bijna net zo vet als de maai die spartelend boven de waterspiegel hangt, wachtend op zijn noodlot. Daar is niets stoers aan. In plaats van voor de leeuwen, voor de vissen geworpen te worden, is behoorlijk gezichtsverlies. Ook voor een maai.

Daar ga je dan, roept mijn vader richting maai, doe je best. Ik volg zijn voorbeeld. Wetend dat het een lange middag wordt. Maar ik zit hier wel mooi te vissen met een trotse pa. De spanning is te snijden boven het water. Aan de oever niet. Vaders en zonen hebben weinig woorden nodig om elkaar te verstaan. En ik, ik voel me enorm trots. Ik heb maandag spannende verhalen te vertellen op school. Over bijtende vissen en verdronken maaien. Na drie uur hebben we nog niets gevangen. De buurman wel. Die heeft nu heel erg beet. Zijn hengel breekt bijna in twee. We besluiten snel te gaan kijken. Want dit is spannend.

Onze buurman trekt een flinke karper uit de Zalmschotel. Apetrots laat ie hem zien, trekt hem van de haak en houdt de karper voor zijn borst. Een joekel van een karper. Mijn pa en ik druipen af naar onze vissersstoeltjes. Ik haal mijn hengel binnen. Met een afgekloven maai, maar mooi geen vis. Pech weer. Maar mijn vader … mijn vader … mijn paps … hij heeft beet! Een superklein stekelbaarsje is per ongeluk tegen de haak gezwommen en heeft waarschijnlijk van schrik in de haak gehapt. Maar … en dat is het belangrijkst … we hebben beet! We kunnen naar huis. Heel erg benieuwd naar de reactie van mams. Want die zorgt voor het eten en wacht op …


Over de rooie (van Bambino) / Vervolg verhalen / 19-07-2013

“Annie, Annie, kijk eens wat we gevangen hebben?” Vol trots houdt paps een flinke karper de lucht in. Ik herken dat beest. Dat is de vangst van de buurman. Hoe heeft ie dat gefikst? Pa geeft me een vette knipoog en toont mams de vette vis. Die trekt haar neus op en smijt de karper op de aanrecht. Zonder een woord te zeggen. “Ben je niet trots op onze Bambino, die heeft hem gevangen, goed hè?” Mams kijkt me aan met een blik die mij bekend voorkomt en niet veel goeds voorspelt. “Eigenlijk heeft pap hem gevangen, mams, heel stoer.” “Nou dat hebben jullie dan goed voor elkaar. Goh, wat een lucht hangt er aan die vis, ik ga hem snel schoonmaken.”

Het gaat allemaal niet van harte. Mams kijkt ons boos aan. “Doe die vieze kleren eens gauw uit. Ik heb hier net de keuken gepoetst. Zien jullie dat niet?” Mams zit in de moppermood. “En die visspullen die wil ik niet hier in de keuken hebben. Kijk eens wat een vuiligheid. Weg ermee, die spullen horen in de garage. Dat weten jullie toch!? Godsamme, mannen, wat heb je er aan, wie heeft ze ooit verzonnen?” Paps en ik kijken elkaar aan. De signalen zijn duidelijk. Zonder woorden er aan vuil te maken weten we wat ons te doen staat. Gehoorzamen en terugtrekken. Nadat we de spullen hebben opgeruimd en ons hebben omgekleed ploffen we op de bank en zetten een videootje aan. Mams, vliegt de kamer in. “Die voeten van tafel, en gauw een beetje. Zijn jullie helemaal gek geworden? Ik ben gekke Jetje niet. Die tafel is net in de boenwas gezet.” We laten de orkaan rustig over ons heen komen. Maar mams krijgt er geen genoeg van. “Kan die TV niet wat zachter, hij staat wel heel hard. Hebben jullie misschien stopverf in je oren?” Zonder protest zetten paps en ik onze voeten op de grond. De TV gaat naar stand easy listening.

In de keuken klinkt gevloek en getier. De vis wil niet meewerken onder mams handen. Ze wordt zo boos op de karper dat ze hem met zijn visharsens op de aanrecht murw slaat. Dat lucht op. De keukendeur staat net ver genoeg open dat ik de visworstelingen van mama goed kan bekijken. De taferelen van mams zijn veel leuker dan de video. Gekleed in witte schort, de handen gebald in de zij, de borsten naar voren en met opgetrokken neus, lijkt ze verdomd veel op de vrouw van de visboer uit Asterix en Obelix. Hoe heet zij ook alweer. Forentientje, ja, ja, ik weet het weer, getrouwd met Kostunrix. Als dat maar goed afloopt.

“Kunnen we helpen?” Probeert paps. “Laat me met rust.” Klinkt het nors uit de keuken. Ach ja, het zijn zo van die dagen. Het is even rustig in de keuken. De vis wordt schoongemaakt en verdwijnt in de koelkast. “Ik ga me even douchen jongens, want ik voel me vis … eehhh … vies. En haal godverdomme die voeten nu eens van tafel. Ik hoef hier mijn kont maar te draaien of jullie gaan weer je eigen gang. Al dat werk voor niets. Kijk eens wat een zweetvlekken op tafel?” Demonstratief gaat mams tussen de salontafel en de TV staan. “Nou, komt er nog wat van?” Zuchtend zetten we de voeten weer op de grond. Mams loopt naar boven. Het geluid van de geiser in de keuken verstoort het geluid van de video. “Kan die TV niet zachter!” Klinkt het vanuit de douche. God wat is dat mens aanwezig vandaag.

Na een kwartier horen we de stofzuiger boven. Overduidelijk een gevalletje poetsmood. Mijn vader en ik weten voldoende. Zwijgzaam wisselen we de video. Het is tijd voor een beetje stemming, humor en verdriet. Annie gaat erin. Annie de musical. Rooie Annie. Het volume gaat op 10. Maar pas nadat paps en ik onze koptelefoons hebben opgezet. Het ultieme wapen tegen stofzuigergeluid en poesgemopper.


Vakanti (van Bambino) / Vervolg verhalen / 24-07-2013
Sommige woorden zijn best moeilijk. Paps en mams gebruiken er veel. Als ik iets niet weet dan helpen ze mij daarbij. Dat vind ik tof. Ze vinden me een echte wijsneus. Daar heb je zo’n woord. Wijsneus. Is dat een neus die wijst? Waar wijst ie dan naar toe? Bij mij gewoon naar voren. Of is het een neus die zingt? Een leuk wijsje? Dan kun je het net zo goed een fluitneus noemen. Maar dat vinden paps en mams maar niets. Zo mag ik mijn fluitneus niet in andermans zaken steken. Flauw. Anderen doen dat namelijk wel bij mij. Bah. Vies. Raar woord hoor wijsneus. Zou er ook een wijsneuzenschool zijn? Of een onwijsneuzenschool. Dat lijkt me hartstikke leuk. Kun je onwijs met je neus spelen. Of onwijs een lange neus maken naar de juf. Dat vindt ze leuk.

Mijn juf is een echte stoeipoes. Dat zegt mijn vader als ie mij komt ophalen van school. Tegen de buurman. Stoeipoes. Ook al zo’n maf woord. Een poes stoeit niet. Een hond wel. Op zijn hondjes. Ha, ha. Dat zegt mijn paps ook tegen de buurman. Met die stoeipoes wil ik wel eens op z’n hondjes. Ach, mijn paps is ook wel een beetje maf. Malloot. Dat hoorde ik laatst op de televisie. Een stelletje malloten had een trein gemollesteerd. Wat is nou een malloot? Iemand die gek gokt? Of iemand die jonge takjes gipst, in een lootmal? Moeilijk, moeilijk. En dan noemen ze mij een wijsneus. Ik wijs nergens naar. En zeker niet met mijn neus. Ik wijs mijn neus ook nooit in de lucht. Dat is arrogant.

Arrogant? Daar heb ik mijn tanden op stuk gebeten. Ik heb het woord van achter naar voren onderzocht. Daar kom ik niet echt wijs uit. Het is een woord dat mijn moeder altijd gebruikt als ze het over haar zus heeft. Met die ar en die rog kan ik nog wat. Ik zie het al voor me. Zo’n maffe vis die sleetje rijdt. Maar wat die ant erbij moet? Geen idee. Zo’n woord blijft dan kriebelen. Ant. Misschien moet ik het mijn vriendje Adam eens vragen. Die weet nogal veel. Die heeft een hoog iek u gehalte. Daar zeggen ze later als ie groot is u tegen. Iek … u?. Volgens mijn vader heb ik ook een hoog iek u gehalte. Nou daar ben ik blij mee. Ik heb een hoog iek u en een wijsneus. Tegen niemand verder vertellen hoor.

Het is nu vakanti. Over dat woord heb ik me ook verbaast. Het is een woord dat een vreemde uitwerking heeft op mensen. Ze zuchten als ze het woord uitspreken. Ze gebruiken het meestal in combinatie met eindelijk. Ze zijn er ook altijd aan toe. Dan denk ik. ‘Oh, is vakanti dan een toetje?’ En belangrijker, smaakt het net als ijs naar meer? In ieder geval lust iedereen er pap van. Net als mijn juf, de stoeipoes. Volgens mijn paps dan, en de buurman. Als ik een woord moeilijk vind dan draai ik het altijd om. Anti vak. Dat ben je dus als je vakanti hebt. Veel mensen lopen weg met dit woord. Ze hangen dan een caravan of vouwwagen achter hun auto. En hup, wegwezen. Wij lenen altijd de caravan van Cara, de zus van mijn vader, mijn tante. Die gebruikt hem nooit. Die gaat altijd met een tent op vakanti. Op wollen sokken. Volgens mijn vader. Raar hoor. Op wollen sokken, hartje zomer, bij 30 graden.

De buurman gaat altijd met de vouwwagen. Hij belt dan eerst met zo’n geel autootje van de ANWB. Die strijkt dan alle plooien recht en haalt alle vouwen uit de auto. Ja, anders kunnen ze niet met vakanti. Ik blijf het een raar woord vinden. Vakanti. Het mist ook iets. Het klinkt eigenlijk heel buitenlands. Een beetje Oostbloks, Pools, Roemeens, Hongaars, zoiets. Maar ja. Die Oostblokkers zijn ook altijd op vakanti. Volgens mijn paps en de buurman. Op bouwvakanti.


Bamboefontein (van Bambino) / Vervolg verhalen / 25-07-2013

Ik heb vandaag toch iets moois ontdekt. Mijn pielewiel kan exploderen. Vanochtend werd ik wakker en mijn kleine vlaggemast stond recht omhoog. Ik probeerde hem omlaag te duwen, maar hij veerde meteen weer terug. Dat is vreemd. Meestal doet mijn lijf en alles wat eraan hangt wat ik wil. Maar over mijn vlaggemast had ik vanochtend geen controle. Ook mijn poepgaatje bemoeide zich ermee. Het leek wel of ie persé tegen mijn mast aan wilde duwen. Onmogelijk, hoe dan ook. Hij zocht duidelijk contact met mijn piketpaaltje. Ik wilde hem nog met mijn vinger tot de orde roepen, maar dat had ik nou net niet moeten doen.

Mijn bamboestokje veerde extra hard en fier omhoog. Tot overmaat van ramp begon hij ook nog eens keihard te kloppen. Ik dacht, wat krijgen we nou? Het kloppen voelde eigenlijk wel prettig. Heel zachtjes tikte mijn piemel tegen mijn buik, telkens als ik mijn poepgaatje dichtkneep. Ik kreeg er een warm gevoel van. De bovenkant van de bamboestok probeerde nu uit zijn holletje te komen. Dat was een raar gezicht. Het leek wel of mijn piemel bloosde. Of had ie het gewoon warm? Ik pakte hem voorzichtig vast. Dat voelde fijn. Het warme kloppen van mijn piketpaaltje gaf mij bijzondere rillingen. Het kloppen van mijn piemel leek zich voort te zetten in mijn hele lijf. Ik kreeg het er warm van. In de spiegel zag ik dat mijn hoofd net zo rood werd als het topje van mijn bamboestok.

Mijn poepgaatje vond het maar niets. Hij schreeuwde om aandacht. Ik stak er voorzichtig mijn wijsvinger in en verhip, mijn soepstengel sprong bijna uit zijn vel. Wat was dat prettig. Ik ging er eens goed bij liggen. De piemel in mijn hand werd steeds warmer en harder. Het topje van mijn bamboestokje kwam steeds verder naar buiten gepiept. Hij had het natuurlijk warm. Ik trok de kraag die om zijn nek lag een beetje naar beneden. Oei … dat deed een beetje pijn. Maar wel fijn. Het bamboetopje ging er nog harder van blozen. Een warm gevoel zinderde door mijn onderbuik en stootte door naar mijn hart. Dat begon langzaam te bonzen. Het grappige was dat mijn hart in hetzelfde ritme bonsde als mijn pielewiel.

De kraag van mijn pielewiel begon steeds soepeler te bewegen. Ik trok hem nu zo ver mogelijk omlaag. Dat ging niet helemaal lekker. Ergens zat de kraag vast achter in de nek van mijn bamboestok, alsof ie aan een haakje hing. Het was intussen een behoorlijke stok geworden. Hij stond nu heftig in brand. Uit de badkamer haalde ik vlug een koud nat washandje. Zo, dat koelde lekker af. Mijn piemel voelde nu aan als een lekkere ijslolly. Jammer dat ik er niet bij kon. Zou er best wel eens aan willen zuigen. Grappig zo’n ijslolly met een rode kop. Zou die nog meer kleuren kunnen krijgen? Het warme, prettige gevoel in mijn lijf bleef aanhouden. Ik trok de bamboestok in zijn kraag langzaam op en neer. Oei … oei … oei … wat was dat lekker.

Vanuit mijn poepgaatje gebeurde nu ook weer van alles. Hij leek steeds dichter tegen mijn piketpaal aan te willen schuren. Hij trok ook zo nu en dan samen. Hij spande natuurlijk samen met mijn pielewiel. Hij dacht zeker: hij aandacht, dan ik ook aandacht. Mijn bamboetop stond nu compleet in de fik en … heel vreemd … er leek nu ook langzaam iets omhoog te kruipen. Vanuit mijn onderbuik. Nee, nee, lager. Verrek, er stroomde iets in mijn knikkers onder de bamboestok. Mijn gladde knikkers, ze stonden strak van de spanning. Ik voelde het. Ze kriebelden ook enorm. Ontzettend hete kriebels. Mijn pielewiel stond nu volledig in lichterlaaie.

Subtiel bleef ik met het iets te strakke kraagje over de rode bamboebobbel strelen. Telkens flitste er heerlijke scheuten door mijn lijf. Ik voelde ze tot aan mijn tenen. Langzaam voerde ik het tempo van mijn handgeschuif op. Mijn hoofd voelde nu als een vuurtoren die niet wist waar hij zijn licht moest laten schijnen. Kleine stroomstoten vlogen naar de bamboetop. Een weldadig en wellustig gevoel maakte zich van mij meester. Ik kreeg er geen genoeg van.

Totdat … todat … totdat een enorme bliksemuitslag volgde. Kokhalzend spoot er ineens warme karnemelk uit de bamboestok. Mijn bamboe spuugde gif en genot. Spetters melk vlogen rond mijn oren. Een warme gloed trok door mijn hele lichaam. Mijn poepgaatje ontspande eindelijk, net als de rest van mijn lijf. Dat gaf lucht. Zucht. Wat een heerlijke ontdekking vanochtend. De explosie van mijn bamboestok. Wat een heerlijke bevrediging en wat een plakzooi. Nog een keer?


Knokkelkootje / Raad wie ik ben / Themacolumn / 30-07-2013

Het is donker, heel donker in het steegje. Ik kijk mijn ogen uit. Maar zie door de duisternis alleen maar vage silhouetten. Ze bewegen heel traag. Gaan langzaam op en neer. Het geluid dat ze maken is diep en bronstig.

Je zou een vluggertje verwachten hier, hijgende en pulserende lichamen, fanatiek uit op een snelle bevrediging van bijna dierlijke, instinctieve behoeften. Om daarna snel uit de muffe omgeving te vertrekken, in tegengestelde richtingen. Langzaam wennen mijn ogen aan de duisternis of ik nu wil of niet.

‘Nee, nee, oog. Ja, ja, jahhhh, ah lekker. Lekker. Lager, lager, ja, een beetje naar rechts. En nu, ja, nu met je kootje, ja, ja, jahhhh. Ohhhhh … ohhh … wat fijn. Zakken, zakken. Hard, harder. Ja, links, naar links, lin … lin … linksssss … jahhhh. Man, man, wat heb ik een jeuk. Hoger, ja, ja, daar tussen in. Met je knokkelkootje. Nu, ja, ja, jaaaa ….’

‘Hoe is het toch mogelijk dat juist wij elkaar hebben gevonden schat’, ze knoopt haar blouse dicht terwijl hij aan zijn stropdas staat te frunniken. ‘En allebei op de zelfde plaats ook nog’, giechelt hij. ‘Mijn moeder heeft een soort ijzeren handje aan een uitschuif-stokje, die kan het zelf doen en een geluiden dat ze dan maakt’.
‘Wil jij alstublieft voor altijd mijn handje zijn lieveling?’ als vanzelf verplaatst ze een eigen hand naar zijn pantalon en geniet van de zwelling die ze waarneemt.

Ik ben blij dat ik mijn nachtkijker bij me heb. Anders had ik dit mooie tafereel niet kunnen waarnemen. Het is weer lekkere informatieve kost voor mijn onderzoek. Ik kan niet wachten totdat ik het kan toevoegen aan de rest van mijn story. Er zijn weer een aantal parallellen die ik kan trekken. Mooi. De nacht is nog lang. Wie weet vang ik nog een ander verhaal.

Juist nu ik tevreden mijn kijker aan zijn foedraal toevertrouw, hoor ik geluiden waarin geen woorden worden gesproken. Het herinnerde me aan mijn mopperende moeder vroeger, wanneer ze deeg kneedde dat té nat was. Maar dan zonder mopperen. Twee langgerekte kreten van verschillende toonhoogten volgen elkaar snel op en dan is het stil. Blij verrukt kan ik wel juichen. Een nieuwe doctor is opgestaan, snel mijn proefschrift afronden nu. Alleen die verrekte naam; ‘Interactie tussen extramurale prélude en coïtus’, is dat wel academisch genoeg?
(Co-column)

Themacolumn RWIB (Raad wie ik ben): Onderwerp is erotiek
Anoniem geplaatst onder account RWIB. De lezers raden wie de column geschreven heeft.
Co-column geschreven met Libelle



Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

26-07-2013

Zjonnie Rainbow

Ik zit op het strand en laat me vollopen met zon, zee en zand. Er is geen zuchtje wind en er hangt geen wolkje in de lucht. Ik slurp zoete dromen naar binnen. Totdat ik plots word gestoord door een vreemd geluid. Ik kijk in het gezicht van een balkende ezel. Op de ezel zit een man in Hawaii-outfit.
“Hallo meneer, wat doet u hier? En kunt u misschien een beetje aan de kant gaan met uw ezel, u staat in mijn zon?”

“Ik wil best een stukje verderop staan”, antwoordt de ezel, “maar dan moet ik wel aangespoord worden. U moet wat harder praten. De man op mijn rug is wat dovig. “
“Zwijg.” Klinkt het vanaf de rug van de ezel. “Ik heb de man met zijn emmertje en zijn schepje prima gehoord. U stelt dus dat de zon van u is, hè? Wie heeft u dat wijs gemaakt?”

“Ik zal me eerst maar eens even voorstellen. Mijn naam is Zjonnie Rainbow, en ja een stuk van de zon is van mij. Vorige week gekocht op Heelalplaats.nl. Ik heb het meteen gemeld bij het kadaster. Die hebben mijn eigendom gemeten en vastgelegd. U staat nu precies in één van mijn zonnestralen. Dus als u zo vriendelijk wilt zijn?”

“Net wat ik dacht. De kat heeft u dat klaarblijkelijk wijs gemaakt.” Zegt de geëzelde man. “Weet u zeker dat uw achternaam geen “Zonnesteek” luidt? De zon is in zijn geheel eigendom van John de Mol. Dat weet iedereen. En u beweert dat ik in een stukje van UW zon sta? John is mijn bridgepartner. Die wil ik best wel even bellen, indien u doorgaat met raaskallen?”

“John de Mol? Ho, ho, die is toch blind? Behalve voor geldpegels. Belt u hem gerust. Bel ik even met mijn eigen brugmaatje, Sylvio. Als ie tenminste niet aan het bungelen is. Ziet u die stralen? Ja kijkt u maar even achterom, die stralen zijn echt van mij. Maar wat is uw naam eigenlijk? Met wie heb ik de eer? En niet onbelangrijk, hoe luidt de naam van uw levendig vervoermiddel?”

De ezel lispelt; “Ik heet Har… “ “Zwijg!” onderbreekt de man zijn muildier. Terwijl hij zijn mobiel uit een heup trekt en wat nummers intikt vervolgt hij; “Onze namen zijn niet relevant… Momentje,… John?! Met Freek. Zeg, de zon, die is toch van jou?... Precies… Ik sta hier met Harold op het strand bij een man die beweert dat ik in zijn zon sta. Nou kan ik hem wel zeggen dat hij in mijn schaduw zit, maar…. Wat zeg je?... Oh, die is ook van jou?.... Okay, okay, ik geef hem je zelf wel even.” De man op de ezel gooit zijn mobieltje naar Zjonnie. “Meneer de Mol wil je spreken.”

“Met Zjonnie. Met wie? Met John? Dat is dan 25 euro, pannenkoek. Waarom? Omdat jij mijn naam gebruikt, oelewapper. Wat zeg je? Of ik overal eigenaar van ben? Wat …? Ja, dat kan wel zijn, en dan heb ik het nog niet eens over de zon gehad. Die brugmaat van jou die staat er middenin en weigert weg te gaan. Wat zeg je? Dat Freek wel een oplossing weet? Wat … ja, ja, … wat kan Harold? O… ja, ja, dat wil ik wel zien. Hé, Freek het schijnt dat die Harold van jou gouden munten kan poepen. Laat eens zien. Dan hebben we het nergens meer over.”

“Ik poep helemaal niks!” Antwoordt Harold bars. “M’n hoeven staan in brand en ben helemaal klaar met jullie dispuut. Ik geef het heerschap op mijn rug de keuze; of zich naast mijn rug vervoegen, of een rondje rodeo. Het interesseert mij geen biet van wie de zon is en vraag mij serieus af wie van ons nou de ezel is. Ik ga een patatje halen.” Geschrokken van de felle toon ontstijgt Freek zijn viervoeter. Samen kijken Zjonnie en Freek naar de kont van een wegwaggelende ezel. “Van wie de zon is”, horen ze Harold nog mompelen. “Get a life….”

“Altijd koppig die ezels. Geef mij maar zebra’s. Die blijven altijd binnen de lijntjes. Wel Freek, volgens John weet jij een oplossing. John denkt dat ie zelf de zon en de schaduw bezit. Maar daar gaat het mis. In Italië zijn de zon en de schaduw ooit lang geleden geboren. In de vroege middeleeuwen zijn ze aangekocht door de keizer van Rome en in de late Middeleeuwen kwamen ze in het bezit van de adel. Onlangs is de meest ijdele edele van Italië eigenaar geworden, Sylvio Scaduzoni. En ik ben zijn schatbewaarder. Die John van jou is een grote fantast. Dus, zeg het maar. Hoe lossen we dit op?”

“Gekocht op Heelalplaats.nl en nu ineens schatbewaarder van een edele met een nog slechtere naam dan de uwe? Een ezel die gouden munten poept? Bungelende brugmaatjes? 25 euro vragen, omdat iemand uw naam gebruikt? En dan is John een fantast? Wat een slecht verhaal”, antwoordt Freek. “Ik wil graag mijn mobiel terug. Steek die zon maar in uw roze dossier.”

Co-column geschreven door Pierken en Mien



25-07-2013

Woordoogst


. . . . . . . . . . . . . . . . . . ik . . . . . . . . . . . . pluk . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . links . . . . . . . . . . . . en . . . . . . . . . . . . . . . rechts . . . . . . .

. . . . . wat . . . . . . . . . . woorden . . . . . . . . . . . weg . . . . . . . . . . . .

. . . . . . ze . . . . . . . hangen . . . . . . . . kris . . . . . . . kras . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . in . . . . . . . . . . . de . . . . . . lucht . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . wachtend . . . . op . . . . . . . . sint . . . . . . juttemis . . . . . . .

. . . . . . aan . . . . . een . . . . . grote . . . . letterboom . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . niemand . . . . die . . . . . . er . . eens . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . een . . . . zin . . . van . . . . plakt . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . een . . . . mooi . . . of . . . spannend . . . verhaal . . . . . . .

. . . . . . . ik . . . . schud . . . . aan . . . de . . . boom . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . hussel . . het . . grut . . wat . . door . . . elkaar . . . . . . . . .

. . . . . . . . over . . . waar . . . . . nu . . . . . gaat . . . het . . . . . . . . . .

. . . . . . . . nu . . . . waar . . . . . het . . . . over . . . gaat . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . het . . . . . over . . . gaat . . . . nu . . . waar . . . . . . . . . .

. . . . . . . . waar . . . . het . . . . nu . . . . over . . . gaat . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . ik . . . . weet . . . . . het . . . . niet . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . alles . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ja . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . echt alles . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . zelfs . . . de . . . takken . . . in . . . de . . . zij . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . eindigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . altijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ergens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ergens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . onderaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . de stam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

17-07-2013

We zijn er bijna

In de kaars is het fijn ontspannen. Maar niet met 40 km in de benen. Vandaag heb ik de hele dag in de schaduw gelopen van een militair. God wat was het warm. God? Die heeft makkelijk praten. Die zit zich vast te verkneukelen op een witte wolk. Gooi die regen toch eens even naar beneden? Koekenbakker! Ik hou het niet langer vol in de kaars. Wapper voorzichtig met mijn kuiten en rol mijn rug bol over het groene campingmatje. Ik voel me net een schommelstoel van zwaar eikenhout.

Ik mag plaatsnemen op de massagetafel. Komt nu dan eindelijk mijn dik verdiende toetje? De slagroom op mijn mars. You want a marsage? Fluitend rolt een hele dikke dame de tent binnen. Best grappig. Ze draagt zelf ook een tent. Zo te zien van canvas. Stralend gladgestreken wit. Het lijkt wel een yurt, zo groot is ie. Maar ze is het waard, ze kan het hebben. Ze draagt ook een pet. Met grote letters staat er schreeuwerig 'EHBO' op geschreven. Een beetje bedenkelijk kijk ik naar haar worstarmen. Worstelarmen zijn het. Mijn massagedroom valt in duigen. In haar linkerarm draagt ze een gereedschapskoffer. Ik vrees het ergste.

“U bent mijn eerste patiënt vandaag.” De witte yurt heeft een prettige zwoele stem. Een stem die niet past bij haar postuur maar mij wel gerust stelt. Ze zou zo kunnen deelnemen aan Giel Beelen’s zwoele goedemorgen contest. Zonder beeld. “Legt u uw benen maar gestrekt op de tafel.” Ik gehoorzaam onmiddellijk. Zwoele bevelen kan ik maar moeilijk negeren. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat mijn lieve beul een grote vijl uit de gereedschapskoffer haalt. “U heeft behoorlijk last van eelt zie ik. Wilt u met of zonder verdoving?” “Ehhh … doe maar met. ”Uit de koffer wordt een grote rubberen hamer tevoorschijn getoverd. Mijn licht gaat uit.

Als ik wakker word voel ik me zo fris als een hoentje. Maar ja, daar heb ik weinig aan. Die halen de 40 km meestal niet. Ik lig niet op mijn campingmatje maar in een heel groot bed. Hoe ben ik daar terecht gekomen? Ergens in de verte hoor ik een zwoele stem zingen: “Begin de dag met een dansje. Begin de dag met een lach. Want wie vrolijk kijkt in de morgen, die lacht de hele dag, ja, die lacht de hele dag.” “Ha, schat. Ben je al wakker?” Twee hele grote donkerblauwe ogen kijken me aan. “Opschieten vriend, als je de finish vandaag nog wil halen.” Het is de witte yurt, die me toespreekt. Ik schrik me kapot en besef plots wat er is gebeurd gisteravond. De yurt heeft een grote glimlach rond haar mond. Zo groot als een hangmat. “Hoe wil je je eitje lieverd?” Eitje, lieverd? denk ik, wegwezen en gauw ook.

Als ik op wil staan trekt mijn balzak mij terug. Ik kijk onder het laken en zie op kruishoogte een hele grote pleister. Verbaast kijk ik naar de yurt. Die haalt haar schouders op en zegt verontschuldigend: “Daar zaten ook wat blaren op.” Snel kleed ik me aan. Vannacht ben ik een klein beetje gestorven. Op naar de gladiolen, zonder hoentje. Ik neem mijn benen in de arm en ren snel weg. "Succes vandaag", roept de yurt me nog na. "Tot volgend jaar!" Ik dacht het niet.

11-07-2013

Krachtmeting in zult

Ze zullen het weten in Leeuwarden en Maastricht. In Nederland, in heel Europa. Brabant wordt de culturele hotspot in 2018. Maar waarom zolang wachten? Het staat al sinds de eeuwigheid in de sterren geschreven. De sterren van Brabant. De sterren van van Gogh. In diep, diep blauw. Maak maar alvast een diepe buiging voor een krachtmeting in zult.

De voorrondes verkiezing culturele hoofdstad zijn al achter de rug. De jury gaf nog gratis tips. Kies Eindhoven als kartrekker want Brabant is zo moeilijk te profileren. Profielen zat, maar ja, kies er dan maar eens eentje uit? Van Abbe en de Pont streden en worstelden met SM en MOTI totdat het in de Gaviolizaal beierde. Bundelen die cultuur. Het is geen pot nat. Maak Brabant verkoopbaar.

Zult is verkrijgbaar in talloze varianten. Net zoveel als er slagers zijn. In principe is zult gemaakt van de varkenskopvlees, zwoerd en andere voor de verkoop onrendabele onderdelen. Als smaakmaker niet vergeten naast zout, kruiden en bouillon wat gehakte augurk en een klein scheutje azijn toe te voegen. En als roze slagroom op de taart colorozozout. Voilà dat eet nu cultuur.

En dan gaan we ook nog even met z’n allen voor de fanfare uit. Als enige provincie in Nederland zonder volkslied. Dat kan toch niet. Guus moet maar naar huus want zijn lied staat op springen. In 2018 gewoon een tour general, zonder pardon. Vullen die stadions met cultuurhooligans en zultkoppen. Philips, Lavans, Rat Verlegh, Koning Willem II, en Vliert here we come. Polonaise op de tribunes. En van te voren even vet oefenen. Door verplicht concertbezoek in 013, Effenaar, Mezz, w2 en Lakei. Let’s rock and roll. Vierkant rood en wit de vlag in stok. En dan uit volle borst Brabants joelen.

Affesere en nie bedinne. Petazzie zulde gai naar binnen griesele verrekte golliepaop. Meepesant hedde gai nog een tesnuzzik nodig zibbedeeske, of een schottelslet. Zo de eerste strofe van ons Brabants volkslied is vast klaar. En ik zeg oe, dat is geen Standaardnederlands. Dat hebben wij verleerd in de 16e en 17e eeuw. Helaas. Het Hollands beheerste toen de spraak en het Brabants de spelling. Ge moet het maor wete. Standaard. Aan munne fiets ja. Houdou. Brabantse dialecten zijn niet erkend en genieten geen enkele bescherming. Daar ligt nog een teer puntje.

Heem dat is waar de Brabander wil zijn. Heel Europa zal daar weet van krijgen. Want heel Brabant loopt kundig in kringetjes om zijn eigen heem. Op zelfgemaakte schoenen, uiteraard. Dat het allemaal mag baten. We gaan voor de zegen. Met z’n allen. Eindhoven de gekste. We sleuren alle Europeanen aan hun neus, dwars door woeste gronden, door zand, hei en stuif. En wie niet meer kan mag even paardje rijden dwars door Gruns en ven. Wie daarvan dorstig wordt mag even dommelen, trappisten of witjes baffen. Daarna proppen we de gasten vol met Bossche bollen en worstenbrood. Een zwaar beleg. Maar het zal ze gunstig stemmen. Niemand is de sigaar.

Op 6 september 2013 gaat de kogel door de kerk. Een jury zal dan één stad voordragen bij het Ministerie van OCW. Daar gaan waarschijnlijk zo’n honderd weesgegroetjes en tig processies aan vooraf. Maar vanuit de ton is al prinselijk orakeld. Leeuwarden en Maastricht krijgen aflaat. Brabant laat van zich spreken. Het staat in de sterren geschreven. Sint Bonifacius en Rieu mogen slechts naar de centjes fluiten.

01-07-2013

Opsporing verzocht

Daar is ie dan de avond. Nog voor ik het goed besef staat ie voor mijn raam. Is het alweer zo laat? Ik trek de gordijnen voor zijn neus dicht. De donkerte mag niet naar binnen kijken. Laat staan ongenode gasten. Die lopen al in hun bloterik rond op mijn televisie. Zich niet bewust van de camera’s die op hen gericht zijn. Verstopt in zwarte capes kijken ze wazig in de lens.

Knap dat de schouwer daar nog een beeld uit kan opmaken. Een basstem klinkt uit de speaker van mijn tv. Het gaat hier om twee personen van middelbare leeftijd. Een donker getinte man met een kleine kwetsuur aan zijn rechter wenkbrauw. Hij spreekt met een buitenlands accent. En een kale blanke man met gedrongen postuur en een kleine tattoe in zijn hals. Draagt een gouden halsketting met hangertje waarop staat ‘I love nobody’. In de volgende beelden zie ik de mannen vanalles stelen. De beelden komen koud en direct binnen.

Zal ik de gordijnen maar weer open maken? Geen denken aan. Een glad geschoren agent schuift langzaam in beeld. Met afgemeten basstem spreekt hij mij vaderlijk toe. Herkent u een van deze personen neem dan contact op met de lokale politie? Alle informatie is welkom. Er verschijnt een telefoonnummer in beeld. U kunt ook anoniem bellen. Ik trek de gordijnen toch maar open. Er staat een schim in mijn tuin, op het pad naar de voordeur. Aan zijn nek hangt een kettinkje. Het blinkt flauwtjes in de maneschijn.

De schim loopt naar de voordeur en belt aan. Ik denk een paar seconden na en besluit open te doen. Maar niet voordat ik een honkbalknuppel uit de meterkast heb gehaald. De man aan de deur begint keihard te lachen. U zit ‘Opsporing verzocht’ te kijken zegt hij tegen mij. Heb geen nood. Ik heb ook zo’n kettinkje. Kijk maar. Ja kijk maar goed. En ziet u ook die blauwe plekken in mijn gezicht. Ik kijk hem onderzoekend aan en zie dat ie twee blauwe ogen heeft en een blauwe kaak. Uit zijn oor sijpelt een beetje bloed.

Ja kijk zegt de man aan de deur. Ik heb zojuist bij de buren aangebeld voor een donatie voor het Rode Kruis, maar ook zij keken naar ‘Opsporing verzocht’. Uw buurman heeft nogal losse handjes en heeft me even laten merken dat ik vrij ongelegen kwam. Sterker nog hij was erg geschrokken van mijn komst en sloeg mij zonder tekst en uitleg en zonder verhoor en wederhoor tegen de vlakte. Ik kon net op tijd wegkomen. Ik weet niet wat er anders gebeurd zou zijn. Ik had wel gezien dat hij naar ‘Opsporing verzocht’ keek, maar had geen idee dat ik leek op een van de daders. Dat zag ik pas toen ik bij u door het spleetje van de gordijnen keek.

Ik kijk naar de man die voor mijn voordeur op de grond ligt. Hij bloedt uit zijn oor. Aan mijn honkbalknuppel kleeft bloed. Heb ik dat gedaan? Met voorbedachte rade of in een vlaag van verstandsverbijstering? Ik twijfel. Had de man die daar ligt zojuist dat maffe verhaal verteld? Neemt het verhaal een loopje met me? Ik besluit de honkbalknuppel en mijn gedachten in onschuld te wassen en trek de man aan beide benen mijn woning binnen.

Ik sleep hem door de gang naar de woonkamer en zet hem naast me op de bank. Ik denk goed na over vervolgstappen. De ernst van de situatie en de realiteit dringen via de televisie binnen. Kent u een van deze daders of herkent u het kettinkje neem dan contact op met de lokale politie? Ik draai het anonieme nummer dat in beeld verschijnt. Ik vertel de man aan de andere kant van de telefoon dat ze de zaak als afgesloten kunnen beschouwen en geef mijn adres door. Of ik beide mannen op de bank heb zitten? Ik dacht het wel en trek de gordijnen weer dicht. De nacht viel als een baksteen. Gelukkig maar. De honkbalknuppel stond namelijk nog in de gang toen de donker getinte man met kwetsuur aan zijn rechter wenkbrauw zijn vriendje in mijn woonkamer claimde.