31-03-2014

Columns van Harrie (Maart 2014)


Tautologieles / Gein & Ongein / 12-03-2014

Mozeskriebel, wat een woord? Dat dacht Raakhout toen hij wakker werd uit zijn winterslaap. Veel te vroeg. Ook dat nog. Dat betekent dit jaar dat de insecten vroeg aan hun einde zullen komen. Vroeg omdat ze niet volledig volgroeid zijn en daardoor een korter leven beschoren zijn. Vroeg omdat alle vogels met de vroege lente in de bol reeds aan het flikflooien zijn. Wat extra veel energie kost en amoureuzen noodzaakt veel te foerageren. Dat wordt dus honger lijden dit jaar voor Raakhout.

Van de liefde alleen kun je echter niet leven, ook al gaat deze vaak door de maag. Is hier nu sprake van een schijnbare tegenstelling, van een contaminatie, of simpelweg, ironie? En als het een contaminatie is, is het dan een ingeburgerde, een gepeperde of een versteende? Ach, wat doet het er ook toe, op een website zonder stijl. Het raakt so wie so kant noch wal en je slaat er stijlloos slechte figuren mee. Als je tenminste een stok kunnen vinden.

Vermoeiend hoor al die opsommingen. Ik lijk Battus wel. RIP. Maar eventjes genoeg geript uit het grote taalspectrum waarover ons paddenland beschikt en waarin het talenteert. Ondanks dat het toch wel belangrijk is om het te weten en hier te vermelden. Zeker in een samenleving waarin iedereen bij elkaar op de lip woont en kritisch van opvatting is. Het luistert allemaal nauw die taal. Zowel gesproken als geschreven.

Maar intussen, back to basic. Wat een woorden: mozeskriebel, talenteert en paddenland. Op mijn schrijfscherm zijn ze rood onderlijnd. En zodra ik op het lijntje klik is er geen vervanging beschikbaar. Jammer. Ik zou er zo een paar kunnen noemen, of zo u wil, verzinnen. Jemig de pemig, Aäronjeuk, kunnenkoestert, spraakverorbert, glibbernatie, springcountry. Ik bedoel maar. Niet verkeerd hè, voor een kleine rat met paddenbrein?


Herengrieven / Gein & Ongein / 21-03-2014

Reuring in mijn bos. Tussen de bomen in de maagdenpalm trekken allemaal wilde vrouwen voorbij. Ze komen in bosjes. Ik snap er werkelijk niets van. Oké het voorjaar staat voor de deur en vele knoppen staan op springen. Dat lokt de dieren meestal uit hun tent. Maar zoveel vrouwen in het bos. Dat verbaast. Ze zijn allemaal wel erg druk met zichzelf en met elkaar. Een bekend fenomeen onder vrouwen. Schijnt ooit in de oertijd ontstaan te zijn. Tijdens de pluk. Als de haantjes op jacht gingen. Die kunnen de drukte op de jacht niet gebruiken. Want dat vraagt concentratie en stilte. Maar nogmaals. Mozes kriebel ik begrijp er geen ruk van. Ze blijven maar toestromen. Ze blijven soms bij een boom staan en krabbelen dan wat in de bast. Met hele kleine aardappelmeisjes.

Ik kan het amper lezen. De aardappelmeisjes zijn een beetje bot en de tekens die de dames in de bast krassen lijken nog het meest op herengrieven. Herengrieven met onder- en bovenkast. Sommige herengrieven lijken zelfs op sixpacks. Horizontale lijntjes die repeterend op de borst van de boom gekrast worden. Ja, ja, de wens is de moeder van de gedachte toch? En als je heel stil bent dan hoor je de aardappelmeisjes giebelen. Hoor, hoor, daar hoor ik het weer. Hi, hi, hi. De dames die de herengrieven op de bast boetseren horen het gegiebel amper. Ze zijn serieus met de inhoud bezig. Althans zo lijkt het.

De dames houden blijkbaar van wisselende contacten. Nadat ze vol overtuiging op een boom geherengrieft hebben lopen ze door naar de volgende boom. Daar bekijken ze eerst of er al een tekst geschreven staat. Zo ja, dan halen ze een speciaal aardappelmeisje te voorschijn. Een scherp dit keer. Met het scherpe aardappelmeisje krassen ze dan goedlachs een aanvullende tekst onder het geschrevene. Een soort van reactie. Daar beitelen ze dan heel voorzichtig met een wat botter aardappelmeisje in sommige gevallen nog een raar wezentje bij neer. Meestal in cirkelvorm en zonder armen en beentjes. Soms glimlachend, soms knipogend, soms treurend. Emoties gebeiteld in een boom.

Vreemd volk hoor die vrouwen. Ze bezigen een taal die amper te volgen is. Ik verbaas me altijd over het aantal lijnen en rode draden die ze door en met elkaar weten te knopen. Alert zijn ze ook. Ze houden alles in de gaten, voortdurend. Schijnt ook al uit de oertijd te stammen. Altijd alert op gevaar. Het gevaar dreigt alleen niet altijd uit de wijde omgeving. Nee. Het grootste gevaar dreigt meestal vlakbij. Vanuit de eigen kern. Het begint meestal met gekissebis om onbenulligheden. Maar als de onbenulligheid een onbenul met wormvormig aanhangsel betreft dan heb je binnen no time de poppen aan het dansen. Dat is dan weer leuk voor de haantjes die na een wilde safari weer terugkeren op hun honk. Met de vlam in de pan dansen zij dan om de hete brij de hete polka. Samen met de vrouwen.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

28-03-2014

Een dag om nooit te vergeten

'Alles in drie', dat dacht Tinus Token toen hij eindelijk zijn theorie-examen haalde. Het was op 24 juni, een mooie zomerdag in 1864. Nog nooit was hij zo zenuwachtig geweest. Er hing namelijk veel vanaf. Alleen als hij zou slagen voor zijn theorie-examen zou hij verzekerd zijn van een rijbewijs. Een rijbewijs dat hij uiterlijk 25 juni nodig had. Wat was Tinus blij. Maar nu had hij andere zorgen.

Tinus had nog precies een halve dag om te zorgen voor een mooie passende outfit. Hij had het risico niet durven nemen om zich een handgemaakt kostuum aan te laten meten. Omdat hij er toch mooi uit wilde zien, zocht hij naar een alternatief. Kleren maken immers het mannetje. Morgen was een grote dag. Het bood Tinus tevens een ultieme gelegenheid om zich te presenteren aan een groot publiek. En wie weet, misschien werd hij wel gespot door een mooie vrouw. Tinus was nog vrijgezel.

Het alternatief diende zich al snel aan. Laarzen moest hij hebben, nieuwe laarzen. Want daarmee kon ie pronken. Maar waar zat nu een goede laarzenwinkel? Ach, natuurlijk. In het centrum. Koninklijke Dongelman, Halstraat 12. Dat ie daar niet eerder aan had gedacht. Tante Aagje woonde er notabene langs. Zo snel als zijn benenwagen hem kon dragen snelde Tinus naar Dongelman. Het was een dure winkel en Tinus was een arme luis. Nu maar hopen dat hij Dongelman kon paaien. Dat moest wel. Zeker als hij vertelde voor welke bijzondere gelegenheid hij laarzen nodig had. Voor goede reclame moest Dongelman ook maar in zijn buidel tasten.

Dongelman had wel oren naar het verhaal van Tinus. "Goh, en je hebt vandaag echt je theorie-examen en rijbewijs gehaald. En morgen ben jij chauffeur van het grote gebeuren? Ongelofelijk! Fantastisch! Hier neem die laarzen maar mee. Gratis. Ja, ja, schoenendoos mag je ook houden. Daar staat mijn naam op. Ben er zuinig op hė!"

Tinus kon zijn geluk niet op en besloot zijn geluk te delen met tante Aagje. Hij was nu toch in de buurt. Tante Aagje was zijn favoriete tante. Ze was zeer creatief en dat kon Tinus wel waarderen. Hij was benieuwd hoe ver tante Aagje was met haar nieuwste project. Het boetseren van een vingerplant. Met zand, niet met klei. Een unicum. Het werd door iedereen onmogelijk geacht, behalve door tante Aagje. Zij geloofde heilig in dit project. Haar vorige project was ook succesvol geweest. Zandkasteel van papier-maché. Ze had er een eerste prijs mee gewonnen bij expo 'Beeldig aan Zee'. Alleen jammer dat het zandkasteel bij eb iets te dicht bij zee was geplaatst. Dom, dom, dom.

Tante Aagje was verheugd dat Tinus haar een bezoek bracht. En ook nog eens met zo'n mooi nieuws. Ze zou morgen op tijd opstaan om een mooie plek te bemachtigen. Ze wilde het spektakel voor geen goud missen. Waar kon ze het beste gaan staan? Waar was het beste zicht? Tinus tipte haar voorbij Kneuterdijk een plaatsje te bemachtigen. Richting zee. Zeestraat was een goede optie. Dan hoefde ze ook niet zo ver te lopen. Dat vond Aagje een goed plan. Tinus dronk snel zijn bakkie Hag op en liet het kaakje liggen. Hij had niet langer tijd en moest nog veel doen.

Stik zenuwachtig was ie nu. Daar stond ie in vol ornaat. Hij keek nog eens goed of alles paste. Had hij alles bij zich? Rijbewijs? Bijna vergeten. Hoe was dat mogelijk? Na twee jaar zwoegen en twee examens verder, was het bij het derde theorie-examen eindelijk gelukt. Tinus Token kon zijn geluk nog steeds niet op. Hier had hij het allemaal voor gedaan. Voor deze bijzondere dag. En iedereen wist het. Vele stadsgenoten zouden langs het parcours staan. Vrijwel alle media hadden aandacht gevestigd op dit heuglijk gebeuren. Zelfs het Haagsch Courantje had er in een mooie column aandacht aan besteed. Wie had dat gedacht?

En nu was het zover. Met trillende benen besteeg hij het prachtige voertuig dat voor hem stond. Een zweep zou hij vandaag niet nodig hebben. Het gehinnik voor het voertuig maakte dat meteen duidelijk. Beiden paarden hadden er zin in. Met een ferme teugeltrek zette Tinus het tweespan in beweging. Het vertrek van eerste paardentram van Nederland. Van Kneuterdijk naar Badhuis Scheveningen. 25 Juni 1864, een dag om nooit te vergeten.

Themacolumn geschreven voor ColumnX.
Thema: Het gaat ergens nergens over.
Verplichte woorden: column, paaien, schoenendoos, tante, vingerplant, zandkasteel.
Verboden woorden: ColumnX, CX, de, ergens, lente, nergens, voorjaar.

27-03-2014

Paashaas Kip

Zij springt bijna uit haar vel. Paashaas Kip. Geboren in een verkeerd lichaam, dat mag duidelijk zijn. En dan ook nog te vondeling gelegd. Het kan verkeren. Het is ook geen gezicht, een Paashaas met veren. En dan moet deze Paashaas ook nog eens voor aap spelen. Het zal uzelf maar overkomen lezer. Een vervelende geschiedenis die vraagt om verdere toelichting. Een complex verhaal. Ik waarschuw u alvast.

Paashaas Kip is vijf jaar geleden verwekt onder een sterrenhemel aan het Noordzeestrand. Als gevolg van een amoureuze escapade tussen een tochtige kip en een stout haasje. Dat tochtige kippetje was niet zo maar een kippetje. Ze heette niet voor niets Windop. Nee, nee, het was een kippetje van adel. En niet zo maar een adellijk kippetje. Het behoorde tot een deftige exquise adellijke familie die geen enkele smet op haar adeldom tolereerde. Na het amoureuze avontuur besefte kippetje Windop onmiddellijk met wat voor een dilemma zij geconfronteerd werd. Stel dat ze zwanger was geworden?

Het stoute haasje daarentegen zat daar helemaal niet mee. Het haasje droeg zijn naam alle eer aan. Haas Fuck kwam voort uit een kwaadaardig aards en donker crimineel milieu. En kippetje Windop wist dat. Ze had dat meteen gespot. Er was meteen chemie. Opposites attrack nietwaar? Ze maakte dat meteen kenbaar aan het stoute haasje. Ze verleidde hem met haar koddige sexy zaadoogjes. Die stonden geil van mais. Het haasje was meteen om en wist het kippetje te paaien voor een stevige strandbeurt. Stout en woest naaide hij het kippetje tig keer, crimineel hard. Kippetje Windop genoot met volle teugen, dat mag duidelijk zijn. Het tokte staccato ... ja, ja, ja ...! Met nadrukkelijk hoofdgebaar voegde ze haar daad ook nog eens bij het woord. Haar kippennek bewoog ritmisch mee in hetzelfde tempo van haar getok en haar daad ... ja, ja, ja, ...! Er was geen houden aan. Haas Fuck en kippetje Windop vonden het beiden veel te lekker.

Wat Kip Windop bangelijk bevroedde kwam helaas ook uit. Ze raakte zwanger van haas Fuck. Precies drie weken later zat ze met gebakken peren en met een bastaard kippenhaasje opgescheept. Kleine kuikentjes zijn over het algemeen best schattig. Maar dit was toch een heel erg lelijk kuiken. Het had dikke snorharen, bruine veren en een paar lelijke lange oren. Slim als ze was had kip Windop al lang een plan bedacht. Ze durfde haar familie niet onder ogen te komen met Paashaas Kip. Haas Fuck probeerde het haar nog uit het hoofd te praten. Maar ze had haar besluit al snel genomen. Paashaas Kip werd te vondeling gelegd. In een schoenendoos onder een grote vingerplant bij tante Vleugellam. Die woonde in een verzorgingstehuis. Kip Vleugellam was hartstikke dement. Ze schrok zich een hoedje van Paashaas Kip. Dat was geen gezicht. Een demente kip met een hoed op dat is echt affreus. Zeker voor een adellijke familie die wat op te houden heeft. Paashaas Kip werd snel van tante Vleugellam weggenomen en afgegeven bij het dichtstbijzijnde kippenasiel.

Het is alweer vijf jaar geleden. Paashaas Kip bouwt nu zandkastelen. Ze heeft nooit geweten dat ze ter vondeling is gelegd. Haar is verteld dat beiden ouders bij haar geboorte op het strand, zijn overreden door een grote strandwals. Deze traumatische ervaring heeft ervoor gezorgd dat Paashaas Kip nu alleen nog zandkastelen bouwt. Waarom zandkastelen? Heel simpel. Het bouwen van een zandkasteel is een stuk eenvoudiger dan het bouwen van luchtkastelen.

Het verwerken van het droeve nieuws heeft lang geduurd. Het enige waar Paashaas Kip nog van droomt is dat haar geschiedenis ooit in een column wordt vastgelegd. Dat is begrijpelijk. Zo'n droeve geschiedenis moet voor eeuwig worden vastgelegd. Mag nooit vergeten worden. Wie weet komt het daar ooit nog van. Dromen zijn lang niet altijd bedrog.

Paashaas Kip slaakt een diepe zucht en besluit over te gaan tot een voor haar inmiddels vertrouwde orde van een nieuwe dag. Ze zet haar beste apenmasker op en neemt het mandje met eieren onder haar linkervleugel. Ze opent het eerste tuinhekje dat ze tegenkomt. Waar zal ze deze eieren nu weer eens verstoppen? Vreemde eieren zijn het. Afzender onbekend.

Themacolumn geschreven voor ColumnX.
Thema: Het gaat ergens nergens over.
Verplichte woorden: column, paaien, schoenendoos, tante, vingerplant, zandkasteel.
Verboden woorden: ColumnX, CX, de, ergens, lente, nergens, voorjaar.

26-03-2014

Paaitante

Het paaien is begonnen. In deze column wil ik het hebben over mijn vrouw. Waarom mijn vrouw? Omdat ze mij altijd weet te paaien. Het is een echte paaitante. Een tante die het paaien verheven heeft tot een ware sport. Ik noem haar dan ook altijd tante Paai. Ik noem haar nooit bij haar voornaam. Ik zou het niet durven. Nee, dat ga ik echt niet doen. Ze zou me gigantisch op mijn flikker geven.

Mijn tante Paai hult zich het liefst in nevelen. Bij voorkeur in een camouflagepak. Als vingerplant. Waarom als vingerplant? Wel geachte lezer, voor u een vraag, voor mij een weet. Ik kan wel verklappen dat mijn tante Paai het liefst vertoeft in een regenwoud. Meer zeg ik niet. Verkleed als vingerplant is ze volledig in haar element en komt ook haar paaigedrag het beste tot zijn recht. Met haar groene brede lurven windt ze iedereen in no time om haar vingers. Het paaien is haar op het lijf geschreven.

Van haar heb ik dan ook het paaien geleerd. Het komt mij goed van pas. Het geeft me namelijk toegang tot veel deuren die normaal gesloten blijven. Met mijn gepaai raak ik overal binnen. Ik heb daar geen vingerplant bij nodig. Wel een schoenendoos. Zonder schoenendoos ben ik nergens. Die gaat dan ook altijd met mij mee. Nu zult u zeker denken als lezer, waarom een schoenendoos? Hoe komt ie daar weer bij? Wel een schoenendoos voorkomt dat ik zo maar wat aan mijn laars gelapt krijg. Hij beschermt mij tegen onverhoedse aanvallen van vreemde wezens die ik liever niet bij daglicht op straat tegenkom. Het is vooral zijn inhoud die mij beschermt. Mijn schoenendoos is namelijk het huis van mijn schoenlappersplant. En die schoenlappersplant die is het ultieme wapen tegen vreemde wezens die mij van alles aan mijn laars willen lappen. Begrijpt u?

Terug naar het paaien. Het paaien gebruik ik ook voor het binnen raken in mijn dromen. Heel belangrijk voor een goede nachtrust. Deze bijzondere kunstvorm van paaien heeft tante Paai mij ook geleerd. En ook daar ben ik heel blij mee. Ik slaap nu beter dan dat ik ooit heb gedaan. Sinds ik in mijn dromen binnen raak is er een wereld voor mij open gegaan. Een wondere wereld van zelfkennis. Ik weet sinds kort wie ik ben. En het moet gezegd. Het was voor mij een bijzondere gewaarwording. Ik dacht ik leef in een paradijs, maar het bleek een zandkasteel te zijn. Althans dat vertelde het zandmannetje, dat ik tijdens mijn ontdekking bijna omver liep. Hij lachte mij uit, die verrekte zandman. “Hee”, zij hij. “Ben jij niet … Ja, jij bent het hè.” Ik was benieuwd met welke ontmaskering het zandmannetje ging komen. “Ja, ja, ja, jij bent het, Adam hè, eerste man op Aarde.

Ik stond werkelijk waar perplex. Wat een ontdekking. Ik was Adam en voelde mij Sjaak tegelijk. Het ging eigenlijk over niets en over alles. Dit moest ik mijn vrouw vertellen. Waar was ze nu? Mijn tante Paai. “Patricia … Patricia … !!!”


Themacolumn geschreven voor ColumnX.
Thema: Het gaat ergens nergens over.
Verplichte woorden: column, paaien, schoenendoos, tante, vingerplant, zandkasteel.
Verboden woorden: ColumnX, CX, de, ergens, lente, nergens, voorjaar.

23-03-2014

Trekhaaksmurf

“Nog een klein stukje kruipen en dan kun je omhoog komen Kees.” Wat is het spannend en wat duurt de kruiptocht lang. Kees heeft best schrik maar laat dat niet merken. Hij wil niet onderdoen voor zijn grote vriend en vijand, Sjakie. Maar kan hij Sjakie wel vertrouwen? Sjakie loodst hem nu onder de kolenwagen door. “Kan ik al omhoog komen?” Kees hoort niets en begint te twijfelen. Omkeren kan niet meer, maar hoe lang duurt het nu nog? Het lijkt wel een eeuwigheid. Het hart klopt in zijn keel.

“Ben ik er al Sjakie?” “Nee, nog effe Kees!” Maar Kees houdt het niet meer. Hij is ongeduldig en ziet plots weer wat meer licht onder de donkere kolenwagen doorschijnen. Hij denkt dat ie er is en kruipt onder de kolenwagen uit, met zijn hoofd omhoog. Dat had ie niet moeten doen. In een flits van een seconde lijken er in Kees zijn hoofd een aantal dingen te voltrekken. In een soort droom, een waas van acties. Hij voelt een pijnlijke steek wat wordt gevolgd door een wattig gevoel in zijn hoofd. Het lijkt alsof Kees wordt voortbewogen door iemand anders, door vreemde wezens.

Sjakie kijkt met bevreesd gezicht naar zijn vriendje Kees. Hij ziet hem onder de kolenwagen omhoog kruipen en zijn hoofd stoten tegen de trekhaak van de kolenwagen. Ai, dat doet pijn. Hij ziet Kees naar zijn hoofd grijpen en hij ziet ook boosheid en paniek in de kleine blauwe ogen. Het lijkt alleen niet tot zijn vriendje door te dringen. Een hoofdbotsing met enorm bloedverlies. Het bloed gutst uit Kees zijn hoofd. Sjakie kan niet anders dan wegrennen. Uit paniek, uit onmacht, uit schuldgevoel. Wie zal het zeggen?

Kees grijpt met twee handen zijn hoofd vast. Het bloed sijpelt door de vingers langs zijn oren op de schouders. Zijn groengrijs geblokte hemd kleurt in een mum van tijd rood. Hij ziet Sjakie wegrennen, de lafaard. ‘Wat moet ik doen, wat moet ik nu doen?’ Op de automatische piloot loopt Kees langs de garageboxen naar huis, dikke rode vette bloedstappen achter zich latend. ‘Wat zal mams schrikken en boos zijn.’ Dat is alles wat Kees kan bedenken.

Tijd voor uitleg is er amper. De paniek slaat ook bij mams toe. Ook haar piloot reageert automatisch en alert. Gelukkig maar. Een theehanddoek wordt over het hoofd gegooid van Kees. Zonder troost. Korte commando’s volgen. “Houdt vast. Stevig op je hoofd. Drukken en niet loslaten.” Moeder rent naar de telefoon. “Ja, hier met mij, Kees heeft een gat in zijn hoofd en bloedt ontzettend, wat moet ik doen? … Hij heeft zijn hoofd gestoten onder een kolenwagen … Ja, daar kroop ie onder … Wat? … Je komt eraan … Alvast naar de dokter … Oké.”

“Dat is een groot gat mijn vriend, hoe heb je dat gedaan?” Er komt geen woord uit Kees. Bang kijkt hij naar de dokter, wat gaat er nu gebeuren?
De dokter heeft een schaar in zijn hand en grapt dat hij voor kapper gaat spelen. Daar ziet Kees de lol niet van in. Hij heeft een hekel aan de kapper. En met een groot gat in zijn hoofd vreest hij voor het ergste. Maar gelukkig is de knipbeurt snel voorbij. “Zo, dat is gepiept!” roept de dokter. “En nu gaan we nog even een oliesheik van je maken vriend.” Het hoofd van Kees wordt ingezwachteld met een grote rol verband. “Kijk maar even in de spiegel Keesje, en nu niet meer onder kolenwagens kruipen hè, volgende week terugkomen, oké?” Paps en mams nemen Kees weer mee naar huis. “Wie kruipt er nu ook onder een kolenwagen, jongen, jongen toch!” Ze zijn net zo hard geschrokken als Keesje zelf. Maar die heeft even geen boodschap aan het commentaar van paps en mams.

“Jongens, jongens … Nee, nee, geen grapjes vandaag. Dit is Keesje. Hij heeft gisteren een klein ongelukje gehad. Zijn hoofd gestoten onder een kolenwagen. Hij is heel erg geschrokken maar nu doet het geen pijn meer. Hè Kees?” Daar staat Keesje in de schoolgymzaal. Met een groot wit verband om zijn hoofd. De hele klas buldert van de lach. Behalve Sjakie. Die staat een beetje achterin en duikt weg achter de jongen die voor hem staat. Op die manier ontwijkt hij de boze blik van Kees. Kees stroopt met zijn ogen de klas af naar zijn boosdoener. Naar zijn vriend en vijand, naar Sjakie, die hem nu ook weer in de steek laat. “Smurfje, smurfje”, joelt de klas nu. De juffrouw krijgt de klas niet stil. En eigenlijk, eigenlijk moet ze zelf ook een beetje lachen. In zijn blauwe trainingspak en met het grote witte verband om zijn hoofd lijkt Kees daadwerkelijk op een kleine smurf. “Keesje, je hoeft vandaag niet mee te doen hoor. Ga jij maar op het bankje zitten!” proest de juf. Keesje gaat zitten en denkt bij zichzelf. ‘Ik ben geen smurf, ik ben een sheik.’

17-03-2014

Varen over de baren

De gemeenteraadsverkiezingen staan weer eens voor de deur. In het voorportaal is het nog even dringen geblazen. Welke bollebozen mogen straks het pluche bekleden? Met hoeveel strekkende meters zullen de landelijke partijen de collegezalen bezetten? Hoe groot zal de verontwaardiging zijn bij de oppositie, de local heroes? David versus Goliath. Zal David Goliath opnieuw bezingen? Al is het maar voor één dag?

In zinderende nachten die volgen op de gemeenteraadsverkiezingen worden nieuwe slotakkoorden bedacht. Die moeten leiden tot actieplannen en nieuwe regelgeving. Het laarzenlappen wordt al snel verkozen tot het leukste favoriete speeltje. Aan de knikkers denken daarin heeft nog niemand zin. Eerst de partijprogramma's overboord. Een nieuw schip gaat nieuwe zeeën bevaren. Op woelige baren, met alle hens aan dek. Hoge golven van bezuiniging en miserie slaan hard tegen de boeg. Reddingsvesten worden voor de zekerheid alvast aangesnoerd. Er lijkt vooralsnog, nog niemand in dit slechte weer, het tij te kunnen keren.

Binnen in de kajuit worden rap de nieuwe kapiteins gekozen. De hoge heren zitten graag droog. Het steekspel kan beginnen, met het gezicht op poker. Helaas zijn de kaarten slecht verdeeld. Ze zitten niet op één hand. Het zwartepieten kan beginnen. Wie heeft in hemelsnaam de harten aas in handen? Alleen hij kan heren, boeren, dames en het kleine spul in toom houden. Althans dat denkt de harten aas. Maar aan zijn stoel wordt reeds gezaagd. Nog voor het schip de wal bereikt lijkt het al verdronken en gezonken.

Daar is geen eb of vloed voor nodig. Het getij dat ligt al jaren vast.
Over vier jaar zien ze elkaar weder. Een tijdsbestek dat in de snelheid van het huidige bestaan eigenlijk niet meer volstaat. Zodra de raad is geïnstalleerd viert politieke oorlogvoering opnieuw hoogtij. Het is in deze strijd waarin het volk geloof en hoop moet blijven koesteren. Ook al is het met de handen in het haar. Lettend op de kleintjes en de groten.

13-03-2014

Tintelende vingers

Een schrijver liep gebukt onder zijn eigen logge lome lichaam. Volgevreten van bijwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voorvoegsels, lidwoorden, tussenvoegsels en ander onnodig woordbeleg, was hij op zoek naar inhoud. Onlangs had hij zich nog te goed gedaan aan een paar hoofdstukken van Dale en wat paragrafen Taaladvies, gewoon voor de oefening. Maar helaas tevergeefs. Ook daarin was geen enkele inhoud te bespeuren. De schrijver was het moe om telkens woordtechnisch- en tactisch te opereren. Ook het verzinnen van nieuwe woorden gaf geen vreugde meer. En de inhoud bleef maar aandacht vragen. ‘Het moet ergens over gaan!’ Dat riep de innerlijke stem, die met grote passen ijsbeerde tussen de oren van de schrijver. ‘Het moet ergens over gaan!’

De schrijver kreeg steeds meer gezondheidsklachten. Hij bezweek bijna onder de ballast van het taaie writersblock, dat almaar groeide achter in zijn nek. Zijn vingers, polsen, ellebogen en schouders protesteerden. Ze werden het lange wachten op de output uit het hoofd moe. Zonder aanvoer van output was er geen noodzaak tot het maken van schrijfbewegingen en raakten de gewrichten langzaam op slot. Het hoofd op zijn beurt kon maar geen consensus vinden tussen linkse en rechtse gedachten. Het slaagde er niet in om de voortdurende gedachtebrij te vatten in een helder verhaal. Kortom zowel het hoofd als lijf en leden gingen gebukt onder het writersblock. Moedeloosheid en complete uitval lagen op de loer. Ook de zintuigen trokken zich langzaam terug. De ogen werden dof, de lippen droog, de neus raakte verstopt. Alleen de tast, die bleef intact. Ook al voelden de handen klam aan, ze waren nog immer op zoek naar warmte. Er was nog hoop.

Met een laatste, uiterste inspanning, wisten beide handen elkaar te vinden. Ze streelden elkaar en wreven elkaars witblauwe knokkels rood. De tinteling die daardoor ontstond gaf een fijn gevoel. Het bloed begon weer op een aangenaam tempo te circuleren. Wat had het bloed toch lang en stroperig zich door de aderen heen gezwoegd. Het was heerlijk om nu weer even te stromen. De tinteling werd door het bloed voortgestuwd en landde uiteindelijk ook in de ogen. De kleine volgelopen bloedvaatjes gaven de ogen sprankeling en zorgden ervoor dat de ogen weer wat groter de wereld inkeken. Gelukkig maar. Het fysieke herstel had onmiddellijk effect op de psyche. De gedachten konden zich het niet langer permitteren om te blijven bakkeleien. Ze werden opgehitst door het fysieke geweld dat zich innerlijk in de schrijver roerde. Het pulserend bloed dwong de gedachten tot het overgaan naar actie. En dat terwijl de schrijver zich al bijna had neergelegd bij het niet bereiken van consensus tussen zijn linkse en rechtse gedachten. ‘Het moet ergens over gaan!’, riep de stem nog steeds, inmiddels twijfelend ijsberend tussen de oren. ‘Een onderwerp wil ik, links, rechts, in het midden, het maakt me niet uit. Ik wil het nu!’

Intussen jaagde de zwelgend hete bloedstroom onrustig door het lijf van de schrijver. De aderen zogen al het bloed naar binnen, het gezicht van de schrijver trok langzaam wit weg. Dit gaat niet goed dacht de schrijver nog. Maar het was al te laat. Een flinke bloedprop raasde door zijn hoofd. Hevig geschrokken door de ernst van de situatie probeerde de stem de bloedprop nog tegen te houden. Maar de inhoud van de bloedprop was nu toch echt te groot geworden. Ruw duwde de bloedprop de stem aan de kant en explodeerde. Hoofd, lijf en leden vielen gelijktijdig om. De schrijver stierf in zijn harnas. Stram en stijf. Alleen een handvol tintelende vingers wisten het verhaal nog op te tekenen. Maar zonder inhoud. Helaas. Het zij zo.

01-03-2014

Verhalen

Waarom zou ik dat in hemelsnaam nog doen? Er is al zoveel van te voren vastgelegd, bestemd, bepaald. Veel beter is het om je erbij neer te leggen. Het is gewoon onoverkomelijk, onvermijdelijk. Het zit in de genen. Achter de oren. Onder je knieën. Het eigen gelijk. Ja, zelfs dat van een ander.

Het heeft geen enkele zin, verhalen. De waarheid ligt ergens in het midden. Voor sommigen diep, diep verstopt in een grot. Doch evenwel bereikbaar. Maar je moet het willen zoeken en vinden. Ergens in het midden.

Verhalen. En als het dan even niet lukt, dan gaan we ze gewoon verzinnen. Opdat het toch een mooi en sluitend verhaal wordt waarin iedereen zich weet te vinden. Laten we toch eerlijk zijn, ja we, niemand uitgezonderd, we lusten er allemaal pap van. Van de waarheid.

We bakken er zoete broodjes van en smeren het zelfs op de boterham. En niet alleen op witte boterhammen. De waarheid smaakt voor iedereen verschillend. Naar honing, jam, vlees of kaas. Naar zoet of zout. Naar chocopasta, hagelslag of pindakaas. Of gewoon naar nog iets anders.

De waarheid is voor velen onverzadigbaar en onverteerbaar. Sommigen proppen zich er tot de nek toe mee vol. Om het vervolgens in kleine of grote brokken weer uit te spuwen. En dan komt het verhaal. Want iemand zal toch moeten boeten. Voor de waarheid die maar slecht verteerd.

We blijven hem zoeken, omarmen, koesteren en kietelen. Onze eigen waarheid. Wat een geluk voor degene die hem dan toch uiteindelijk weet te vinden. Ergens diep van binnen. In grotten en spelonken van het oerverlangen. Verhalen hoeven niet langer verhaald.

Geschreven als Vaste Columnist van ColumnX (01-09-2013 tot en met 31-08-2014)