31-12-2015

120 Woorden December 2015

120 Woorden (120W) is een website gerund door vrijwilligers waarop ik kleine stukjes van exact 120 woorden plaats. Meestal aan de hand van opgelegde themawoorden.
Motto 120 Woorden: Er wordt veel te veel geschreven en daardoor veel te weinig gelezen. Weg met de breedsprakigheid. 120 woorden is precies genoeg.


Bedelen (01-12-2015) (Themawoord: Beeld)

Bedelen of bedelen. Het is een kwestie van klemtoon leggen. Je kunt bedelen met en om aandacht. Een voorbeeld. Bedelt Giel Beelen om of met aandacht? Een ander voorbeeld. Bedeelt Giel Beelen met of om aandacht. Een laatste voorbeeld. Behoort Giel Beelen tot de bedelenden, de bedeelden of de bedelenden?

Denk even in beelden. Beeldend dus. Waar kom je dan uit? Bij belendende beelden? Die kans zit er dik in. Bedelen of bedelen, het ene vloeit voort uit het andere. Of vloeit het andere allemaal voort uit het ene? Verwarrend hoor.

Als mensen bedelen, bedelen ze de ander met mededelingen dat ze verlegen zitten om bedeling. Ik neem bedelaars altijd bij de arm. Met arme bedelaars heb ik een band.


Tekstinvoer (02-12-2015)

Heeft u nog iets in te voeren?
Wat dacht u van woorden?
Op papier of in gedachten?
Beide!
Moeilijke of makkelijke?
Beide!
Dure of goedkope?
Beide!
Legt u ze dan maar eens op tafel.
Allemaal?
Allemaal.
Vooruit dan.
Oef, dat wordt flink tellen. De woorden in gedachten ontbreken. Kunt u die nog even opschrijven?
Daar vraagt u wat. Dat gaat wel even duren.
Ik heb de tijd.

Twee dagen later liggen er dertig A4'tjes op de grenstafel. Een complete dichtbundel. De rekening is snel gemaakt.

Dat is dan drieduizend euro.
Drieduizend?
Drieduizend. De moeilijke en dure woorden kosten vijf euro. De makkelijke en goedkope een euro. Per woord uiteraard.
Kan ik het overmaken?
Contant betalen graag.
Wit?
Zwart mag ook.


Beeld in tranen (04-12-2015) (Themawoord: Beeld)

Het bloed spat van de hamer af. De beitel klieft diepe groeven. Op het hoofd staat zweet. Mouwen worden opgestroopt. Het hoofd geeft niet mee. Rimpels verschijnen zichtbaar in het zachte marmer. Blauw- en roze-aderig laat het materiaal zich niet kisten. Het geeft nauwelijks krimp.

De kunstenaar schreeuwt het uit. Weerbarstig wil het beeld zich niet vrijgeven. Er wordt geknokt en gevochten. Een grote worsteling. Wat in het hoofd zit wil er maar niet uitkomen. De buste bolt vol verlangen onder het uitdrukkingsloze gezicht.

Heel, heel langzaam tekenen gelaatstrekken zich af. Het beeld huilt zacht. Met een zachte doek wordt het verdriet wat weggepoetst. Een traan rolt diep het decolleté in. Op zoek naar troost. Hamer en beitel blijven binnenkomen.


Duimpjes meer of minder (07-12-2015) (Themawoord: Afgang)

We tellen een januari 2016. Een rustig begin van het nieuwe jaar. De balans kan worden opgemaakt. Zestig miljoen euro’s de lucht in. Vijf miljoen minder dan vorig jaar. Een prettige afgang. Veel siervuurwerk, minder geknal. Favoriet zijn nog steeds de gillende keukenmeiden.

Dat geldt ook voor Jingle bells van Bing en de Sound of Music van Julie. Het grootste verlangen in 2015 bleef een witte kerst. Idem dito de voornemens en voorspellingen voor 2016, stoppen met roken en weer beginnen. Afvallen en weer aankomen.

Op Facebook kunnen we straks kiezen voor duimpjes meer of minder. Omhoog of omlaag. Naast goedkeuring nu ook afkeuring. De wereld in balans. Wel zo handig voor de zeven duimlozen, drie minder dan vorig jaar.


Afgaan als een ... (07-12-2015) (Themawoord: Afgang)

Het is winter. Hij weet wat dat betekent. Een paar maanden in de schuur of het hok in. Op zich niet zo’n probleem. Er zijn meer lotgenoten die eventjes geparkeerd staan. Niet zo belangrijk als hem natuurlijk. Hij zorgt immers voor groei, is broodnodig en onmisbaar. Een belangrijke voorwaarde om de winter goed te overleven.

Maar toch beklaagt hij zich. De afgang na de herfst had beter en zorgvuldiger gekund. Op zijn minst even een doekje om zijn schouder en over de buik. Gewoon om wat glans te bewaren. De sproeigaatjes even doorprikken kan ook geen kwaad. Zorgt voor een betere doorspoeling in de lente, wanneer hij weer nodig is. Voorlopig geen water, maar gevleugelde overwinteraars in buik en slurf.


Afgang verklaard (08-12-2015) (Themawoord: Afgang)

De man stond aan het eind van de dijk en zag toe hoe schippers op enige afstand hun goederen losten. De afdaling over de loopbrug verliep telkenmale voorspoedig. Gelukkig maar, de gang over het pad stond synoniem voor einde en heengaan, kortom de dood. Niet iedereen kon zwemmen. Niet iedereen was even moedig om tot redding over te gaan. Een man overboord was overkomelijk en inwisselbaar.

Van schrik liep menigeen na het eerste lossen naar het kleine huisje en aanschouwde met grote vreze het product van zijne stoelgang. Met de mond vol tanden vaak, vanwege een beschamende mislukking. Het losbranden van een vuurwapen viel erbij in het niet. Met de kanonslag uit de broek ging het daarna wel stukken beter.


Lettertransformatie (09-12-2015) (Themawoord: Afgang)

De man had veel moeite om aan de opdracht te voldoen. Hoe kon hij in hemelsnaam deelnemen? Hij was niet eens officieel lid van de club. Ondanks het feit dat hij al een flink aantal columns had gepubliceerd op de website. Maar deze opdracht, dit verplichtte themawoord was hem toch echt te moeilijk.

Als hij nu eens ophield om fonetisch te denken en te schrijven. Zou dat wellicht kunnen helpen? Wacht. Hij had een veel beter idee. Hij zou een machine fabriceren die zijn euvel kon verhelpen. Een machine die automatisch zijn nauwelijks uitspreekbare letter transformeerde in de juiste. Het werkte noh niet helemaal hoed. De man uit Hent stelde de machine bij. En voilà, weer een flinke afgang voorkomen.


Spanningzoeker (15-12-2015) (Themawoord: Spanning)

Het was erg donker in de volksbuurt. De lichten waren nog niet aan, maar het zou niet lang meer duren. Een late haan kraaide ergens in de middle of nowhere. Duiven koerden in de achtertuintjes. Er heerste een vreemde sfeer. Een prima setting voor een horrorfilm.

Wie niet bekend was in de volksbuurt zou er op dat moment niets willen zoeken. Behalve de spanningzoeker. Voor hem was dit de perfecte setting. Een beetje langs de huizen lopen. Verdacht, half gebukt, en dan ineens opspringen, vlak voor een verlicht raam. De handen omhoog gestoken.

De mensen aan tafel onder de tafellamp, schrokken zich meestal een hoedje. De spanningzoeker wist dat. Hij rekende erop. Hij trok dan altijd zijn beste zondagse gezicht.


De band loopt leeg (15-12-2015) (Themawoord: Spanning)

De band loopt leeg. Alweer. En hij is met geen enkele pomp meer op te blazen. Taai is het leer. De solutie is op. Vindt in deze tijd nog maar eens goede bandleden. Hoe geamputeerd een band kan raken? Het is al vaker voorgekomen. Fleetwood Mac, Crosby, Stills and Nash. Pardon, Crosby Stills, Nash and Young. Crosby, Stills, Nash, Young and Dylan, Creedence Clearwater Revival, Rolling Stones… de bandenspanning liep er regelmatig van op. Knalde uiteen. Met geen solutie meer te lijmen. Nu maar duimen dat de coverbands bij elkaar blijven. Stel je voor dat die leeglopen? Dan is het publiek zo vertrokken. Die banden mogen niet doorgesneden. Never nooit niet. Houdt het publiek op de juiste bandenspanning. En publique.


Ballonvrees (17-12-2015) (Themawoord: Spanning)

Bleu blies Bollejan zijn ballon in de juiste proportie. Totdat de ballon aan zijn vingers opraakte en bijna uit zijn hand schoot. Amper kon hij de ballon nog vasthouden. In zijn linkse duim en wijsvinger begon de kramp reeds toe te slaan. Om hulp kon hij niet roepen. In een dovencentrum heeft dat weinig zin.

Zwaaien, ja zwaaien, dat moest ie doen. Met zijn rechtse hand kneep hij de in bijna kramp geschoten duim en wijsvinger flink aan. De ballon mocht niet ontsnappen. De doven zouden zich een hoedje schrikken. Stel je voor dat de ballon in hun gezicht zou schieten? De spanning was van het gezicht van Bollejan af te lezen en van de ballon. Toch maar leeg laten?


Meneer Spanning (17-12-2015) (Themawoord: Spanning)

Meneer Spanning voelde zich wat slapjes en besloot voor de zekerheid even naar de dokter te gaan. Spanning, niet echt sterk van gestel, zat bibberend in de wachtkamer. Hij was nog lang niet aan de beurt. Met de minuut werd meneer Spanning meer en meer zenuwachtig. Hij kreeg het afwisselend koud en warm. Dat ging niet goed. Zijn buurvrouw had het snel in de gaten. Ze zag hoe meneer Spanning zich enorm opwond.
‘Gaat het wel goed meneer?’
‘Nou, ik heb me wel eens beter gevoeld.’
‘Hoe komt dat zo?’
‘Ik heb last van mijn stekker.’
‘Van uw stekker?’
‘Ja en de stroom is er ook nog eens af.’
‘Oei, dat is vervelend.’
‘Ja, dat vindt mijn vrouw nu ook!’


Er staat een kameel op de gang (19-12-2015)

Na veel moeite heb ik een groene boom in mijn woonkamer geplant. Die staat nu hartstikke vol. De ballen en de slingers passen er amper in. En ik heb iets vergeten. Shit de lampjes. Ik haal alle ballen en slingers weer uit de boom. Een lichtnet volstaat niet. Twee is ook nog erg armoedig. Bij drie ben ik pas tevreden. Ballen en slingers er weer in. Engelenhaar? Nee, dit jaar niet. Kerststal? Jazeker. Er komt een neefje en nichtje op bezoek. Alleen daarom al is het feest. Ik knip wat takken weg en plaats de stal. Ik pak iedereen uit. Jozef, Maria, de os en ezel, een handvol schaapjes, drie koningen, drie herders. Maar waar laat ik nou de kameel?

Vechtershart (21-12-2015) (Themawoord: Ontlading)

Mijn vechtershart wil zich ontladen. Het liefkoost, huilt en vecht, vanaf de vroege morgen tot de late avond. Zelfs tot diep in de nacht. De liefkozing is nog het moeilijkst. Die zit verstopt dicht onder de huid. Het hart pinkt traantjes weg en vecht zich stapel om het verdriet binnenhuids en binnenskamers te houden. Het bloed dat protesteert. Dat is te zien in bloeddoorlopen ogen, die waterig in de oogkas staan, overlopend van zoete zoute tranen. Waar laat ik mijn verdriet, waar laat ik mijn pijn? Mijn hart slaat tweehonderd slagen per minuut, weet met zichzelf geen blijf. Het slaat van binnen lomp om zich heen. Mijn vechtershart wil geen oorlog met zichzelf. Wil slechts ontlading van liefde, stil verdriet.


Serieus verzoek (22-12-2015)

Een serieus verzoek klinkt ernstig. Niets is minder waar. Als ik u vertel dat het een vertaling betreft van het Engelse serious request dan vallen zaken op hun plek. Op de eerste plaats een verwijzing naar 3FM dat in samenwerking met het Rode Kruis aan ons een oproep doet om kinderen in oorlogsgebieden vooruit te helpen. Door donaties in alle mogelijke vormen. Materieel en in gedachten. Ook gedachten komen binnen. Denk aan Zen. Dat serieus niet altijd bloedernstig hoeft te zijn laten de drie DJ’s, gasten en publiek in en rondom het Glazen Huis in Heerlen duidelijk zien. De uitbundige sfeer en gemeenschapszin bundelen kracht en gevoel. Keep them going! Niet op een, op twee, maar op alle plekken. Doneer!


Uit dag ING (24-12-2015)

De titel verknipt? Inderdaad. Zo ook een dag uit het leven van ING. Een uitdaging? Ik dacht het niet. Een dag als geen ander. En daardoor juist bijzonder. Less is more. In de beperking toont zich de meester. Maar geldt dat ook voor bankiers?

In zekere zin wel. Wie op de kleintjes let wordt immers rijk. Dat geldt overigens zowel voor je kinderen als voor je geld. De vraag is wat het meest verrijkt? Ik weet het antwoord wel. Money and children make the world go round. Not?

Maar mijn voorkeur gaat toch uit naar de kindjes. Hoewel Dagobert Duck daar waarschijnlijk een ander beeld bij heeft. Verder valt er weinig te melden over een dag ING. Over en uit.

Columns van Harrie (December 2015)


Pearls voor de zwijnen / Verkeer / 01-12-2015

Een vreemd fenomeen maakt zich meester van moeder aarde. Mijn chef van de Andere Kant maakt zich ongerust. Het fenomeen schijnt ieder jaar terug te keren in de laatste weken van de omlooptijd van de aarde rond de zon. In aardtijd gesproken, om en nabij 365 wentelingen rond de zon, in pakweg 24 uur tijd. Tot op de seconde schijnt die tijd te kloppen, voor zover dat mogelijk is. Alleen Chinezen en Romeinen geloven daar niet helemaal in. Maar dat zijn dan ook rare jongens. Zoals alle aardlingen dat eigenlijk zijn.

Het fenomeen heet reclame. Het neemt dramatisch toe in de laatste weken van omwentelingen rondom de zon. Het fenomeen wordt vooral waargenomen op het noordelijk halfrond. Diverse media zetten het op merkwaardige wijze in. Reclame. In de vorm van perpetuum mobiles proberen ze de krachten te bundelen. Misselijkmakend. Het draait consumenten een rad voor ogen. Ze worden niet wijs uit alle aanbiedingen. De markt wordt overspoeld.

De chef heeft mij op pad gestuurd. Om enkele reclames te toetsen. Om zijn zorg weg te nemen. Nu is het mijn zorg. Ik land mijn TARDIS voor een disco. De ultieme plek om een reclametoetsing te doen. In de disco danst helemaal niemand. Volgens de muziekencyclopedie die ik speciaal voor deze opdracht heb doorgelezen is dat not done. Hoe kan hier nu een reclame opgenomen worden? Nou het kan. Ik heb het geweten.

Een showbusinessmannetje met vlinderdas duwt mij het podium op en vraagt me vriendelijk zo vreemd mogelijk te dansen. Ik houd drie vingers voor mijn ogen en richt ze daarna op de camera. Ik wieg mijn heupen vierkant in het rond en spring omhoog, de benen gespreid. Ik land in een ziekenhuis. De arts die mij behandelt lijkt verrekte veel op een mannetje dat belastingpapieren invult in huize Lammers. Maar dan in een andere reclame. Ik draag mijn sokken links en rechts aan de juiste voeten. Dat is duidelijk te zien. De arts, annex belastingpapierinvuller, geef ik een gratis bril. De andere gratis bril houd ik zelf. Lekker puh. Mijn chef hoeft het niet te weten. Altijd handig zo’n extra brilletje.

Ik vlieg terug naar de Andere Kant en rapporteer aan mijn chef dat reclames banaal zijn. Maar ook lucratief. Hij hoeft zich er geen zorgen over te maken. Je kunt er leuke prijzen mee winnen en klanten. Vooral met bizarre reclames lukt dat. Met koeien die bommetjes doen in een zwembad en olifanten met een sterk geheugen, na Rolo-onthouding. Aan het einde van het jaar baren hooguit reclames over brillen en ondoorzichtige zorgverzekeraars zorgen. En die over uitvaartzorg of course. Yarg.


Popiejopie / Verkeer / 03-12-2015

Mijn chef is in de ban van aardse terminologie. Ik heb drie weken de tijd gekregen om zoveel mogelijk aardse terminologie te traceren en te duiden. Ter leering ende vermaeck. Ik besluit eerst maar eens te reizen naar de Middeleeuwen. De taal en terminologie die toentertijd gebezigd werd blijkt zeer hoofs te zijn. Ik denk dan. Hoofs, hoofs? Kan taal dan ook ergens anders vandaan komen? Uit de poeperd? Is de taal dan poeps? Bestaat er dan zoiets als hoofse en poepse aardtaal?

Met mijn TARDIS land ik op een megagroot plein. Het plein is omringd door gigantisch hoge zuilen. Ze staan in een een ovaal georkestreerd en zuigen mij als bezoeker richting een groot gebouw met brede trappen. Op de trap zit een oude man. Kaal met een klein wit petje op. Hij is gehuld in een grote tent. De tent zit om zijn middel vastgebonden met een touw. Om de man zitten een aantal mensen, diep gebukt, op hun knieën. Ik tik er eentje op zijn rug en vraag wat hij aan het doen is? Of hij iets zoekt misschien?

Ik aanbid, meneer.
Oh, en wie of wat aanbid je dan?
Nou, die man daar voor me.
Die man met dat witte petje?
Ja, Popiejopie.
Popiewie?
Popiejopie, zo noemen we hem, hij is onze popiejopie.
Wat een vreemde naam?
Het is een eigenlijk een koosnaam.
Een koosnaam? Hoezo, heet ie dan eigenlijk Koos?
Nee, het is een naam die we voor hem gekozen hebben.
Maar waarom Popiejopie?
Hij heet eigenlijk Poop, maar popie vonden we leuker klinken.
En waarom Jopie?
Dat is zijn naam in het aardse leven.
Hoezo aardse leven?
Nou, Poop staat voor Paus en dat is een naam uit de heilige wereld. Jopie staat voor Joop, de naam waaronder Poop op de aarde fysiek rondloopt.
Dus als ik het goed begrijp heeft die man met dat witte petje twee namen. Een heilige naam en een aardse naam. Poop en Joop!
Ja, u begrijpt het. En omdat we hem zo leuk vinden, noemen we hem met een koosnaam, een gekozen naam dus, Popiejopie.

Wat een vreemde naam. Ik brief de term plus uitleg meteen door naar mijn chef en reis verder in mijn TARDIS.

De volgende term die ik door krijg is Mozes Kriebel. Ik vang hem op in een bos gelegen vlakbij zee ergens in het noorden. Er volgen meerdere vreemde termen. Griss mich nich. Brizl Djeu. Ze zeggen me allemaal niets. Het is een vreemde man in een bruine pij die de termen bezigt. Hij lijkt wat in de war. Ik wil hem echter niet storen. Hij is te veel in gedachten verzonken. Zulke mensen kun je beter niet storen. Ik vlieg verder.


Letterverkeer / Verkeer / 07-12-2015

Ik zweef weer bovenaards. Loco loco. Boven een land vol landen. In een vreemde letterruimte. En het moet gezegd, ik raak er bekoorlijk van in de war. De letterborden zijn niet te volgen. Mijn TARDIS schikt de letters binnen en vraagt zich af. Zijn aardse woorden van elastiek? Ze springen alle kanten uit. Dat is zeker. Neem nu Oklahoma. Apen, moten, liesjes, ze duizelen voor ogen. Hoe transformeer ik die naar de Andere Kant? Naar mijn chef, een onverbeten letterbeet. Ach, hij moet mijn woorden in letters maar slikken. Gepuzzeld in willekeurige orde. Niet volgzaam, onspelbaar, vormloos in dictieregels. Prettig getiteld. Lets poog. Komtie.

In Oklahoma bezoek ik vaak mijn alkohoma
Zij is tachtig jaar en prettig mahaloko
Eet meestal hamakool met makaholo

Sinds kort is mijn alkohoma haakloom
Niet te verwarren met holokaam
Daarvan wordt zij behoorlijk lokahoma

Nee, nee, mijn alkohoma is niet homokaal
Ook al spreekt zij vaak wat lokohaam
Aan laakhoom doet zij niet

Vandaag kookt mijn alkohoma koolhaam
Homaloka zonder lookhaam
Voor een verdwaalde laakhomo en een aangespoelde kaalhoom

Mijn alkohoma is de liefste die er is
Zou haar voor geen oolmahak willen missen
Mijn alkohoma is een echte lieve aalmohok


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

Schrijfveren December 2015 (16 t/m 31)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice

16. Telefoontje van een oude bekende

Met verbijstering hoor ik het verhaal aan. Niet een echt consistent verhaal. Ik kan er geen touw aan vastknopen. Wat opvalt zijn de associaties. Ik betrap mezelf op het zoeken naar een rode draad. Totdat ik erachter kom deze er wellicht niet is. Maar het geraaskal komt me zo bekend voor dat mijn nieuwsgierigheid het wint van de vermoeidheid van het luisteren. Er zitten ook wel zinnen tussen die mij verbazen en mij terugvoeren naar een ver verleden. Nog steeds opent het geen deuren in mijn brein. Maar ik geef niet op. Een klein fragment dan maar. Voor zover ik me herinner.
Weet je wel die ene keer daar bel ik voor. Met Carnaval de benen buiten gestoken en daarna stomdronken op de piano gespeeld op het lege plein. Wat ik je vragen wil klopt dat dan niet helemaal. Dorien lang niet meer gezien weet jij waar ze is? Ja, die met dat mantelpakje die bij de slager oude kaas bestelde. En toen kwam die rare zwarte Piet voorbij. Ja, serieus. Hartje zomer. We zijn toen met zijn allen naar de bioscoop gegaan. Ik zal het nooit meer vergeten. Wil je iets voor mij doen. Heb ik Dorien gisteren ook gevraagd. Weet je echt niet waar ze is? Ben nog met je vader op zoek gegaan naar het vinden van het lot. Dat jullie toen kwijt waren. Heb me altijd al verbaast dat je vader altijd hetzelfde eindcijfer nam. Maar om nu een heel lotnummer van buiten te kennen en dan bij hoog en laag beweren dat de jackpot gevallen is op dat nummer en dat de loterij toegeeft dat dat klopt maar helaas niet kan uitkeren omdat het lot na lang nadenken in de broek van pa zat en de 40 graden bontwas niet overleefde. Dat doet pijn. Zelfs een bloemetje ging er niet af ...
De oude bekende ratelde maar door. Frustrerend dat ik niet meer op zijn naam kon komen. Het was iets met Piet, heel lang geleden. Maar wederom kwam ik er niet tussen. Uiteindelijk de verbinding maar verbroken. Leek mij wel wijs.

17. Alles was kakkerlakbruin

We sliepen in een tent. Dat hadden we dus nooit moeten doen. Niet in die jungle. Maar we hadden weinig keus. Ik waande me heel even op een onbewoond eiland. In een aflevering Expeditie Robinson. Alleen dan zonder wedstrijd en daarmee zonder strijd. Al dagen waren we de weg kwijt. Het was dan ook best wel een groot eiland. Het grootste in het Noorden. Op een zaterdag was de bom gevallen. Hij vaagde alles weg. Behalve ons. Vijf vrienden die heel eventjes schuilden voor het weer. De woeste wind en de felle regen. Ik verbaas me nog steeds dat de toren is blijven staan. En ook het licht dat draaide nog. Verbazingwekkend. Het wierp wel vreemde kleuren over het landschap. Alles zag bruin. Kakkerlakbruin. Vies. Smerig zag het eruit. Het maakte ook dat we geen enkele honger hadden. Dagen lang beten we op een houtje. Maar dat liever dan een hap nemen uit kakkerlakbruin. Nu was het tijd de tent af te breken en verder te gaan. Met een beetje mazzel konden we het eiland nu in een keer nemen. Het bood het meeste perspectief op redding. Tenzij de redding niet nabij was. Maar daar hadden wij natuurlijk niets over te zeggen. De envelop zouden wij nooit openmaken. Ammenooitniet.

18. Jojo

De zinnen kwamen al snel teruggerold. De woorden hechtten aan het touwtje. Gelijk een jojo. Maar dan in omgekeerde volgorde. Volgorde omgekeerde in dan maar. Jojo een gelijk. Touwtje het aan hechtten woorden de. Teruggerold snel al kwamen zinnen de.

Ik knipte de zinnen in het midden snel door midden. En herhaalde de oefening. Het jojo-effect kwam daarmee extra tot zijn recht. Hoe krom ook. Ik husselde de stukjes door elkaar en bouwde een nieuw verhaal. Maar wel met een vast concept. Aan herhaling had ik een gruwelijke hekel. Eigenlijk hield ik helemaal niet van gejojo. Maar een beetje structuur kon geen kwaad.

De zinnen. De woorden. Kwamen al snel teruggerold. Hechtten aan het touwtje. Gelijk. Maar dan in. Een jojo omgekeerde volgorde. Volgorde omgekeerde jojo een. In dan maar. Gelijk. Touwtje aan het hechtten. Teruggerold snel al kwamen. Woorden de. Zinnen de.

19. Wie geboekt heeft, moet verschijnen

De schrijver had eindelijk geboekt. Niet een boek. Nee, drie maar liefst. Het was hem uitstekend bevallen het boeken. Tegen het eerste boek had hij enorm opgezien. Maar het tweede rolde zowaar in honderd stukjes uit zijn pen. In het derde groef de schrijver zich autobio. Trots had hij de boeken voorzien van een mooie voor- en achterkant. Met naald en draad had ie alles aan elkaar gebonden. In zij. Euforie alle boeken aan elkaar. Dat was niet slim. Hij schaarde zijn boeken zachtjes van elkaar en begon opnieuw te naaien. Hij zorgde ervoor dat de boeken niet meer bij elkaar lagen. Het was wel een beetje lastig dat de bladzijden nu al gaatjes hadden. Het papier dat de schrijver had gebruikt was van lage kwaliteit en dus kwetsbaar. Met grote zorgvuldig- en voorzichtigheid moesten naald en draad door de bestaande gaatjes geregen worden. Een monnikenwerk. Maar het loonde de moeite. Iedere dag zorgde de schrijver voor een nieuwe oplage van drie. De drie-eenheid was heilig voor hem. Zo bracht de schrijver zijn boeken dagelijks naar drie boekenwinkels. Hij hoopte dan tevens dat er op de toonbank geen boeken meer van hem lagen. Dat was dan een goed teken. Die waren dan verkocht. Kassa. Of hij even mocht vangen. De schrijver was trouw aan zijn boeken en zijn boekenwinkels. Hij verscheen iedere dag.

20. Daar zou ik nooit over schrijven

Alle onderwerpen waren op. Wat nu? Hoe kon de schrijver in hemelsnaam verder met zijn vak. Waar moest hij over schrijven, zonder onderwerp. Taalkundig kon het al helemaal niet. Probeer maar eens een verhaal te schrijven zonder onderwerp. Dat gaat nergens over. En ergens moet het toch wel over gaan. Wie leest anders zij. Werk? Niemand toch? En schrijven doet de schrijver nooit voor niemand. Een schrijver schrijft aan od voor iemand. Altijd. Desnoods aan of voor zichzelf. Aan of voor anderen schrijven is natuurlijk honderd, wat zeg ik, duizend keer leuker. Maar dan moet het wel ergens over gaan toch? Lang, heel lang dacht de schrijver na. Hij pijnigde zijn hersens en kroop door alle holen en keek achter iedere deur in zijn hersenpan. Had hij daadwerkelijk over alles al geschreven? Dat was niet mogelijk. Op herhaling wilde hij niet. Een nieuw sausje over een oud verhaal ook niet. Dat was hem zijn eer te na. Maar wacht eens even. Wacht. Nee, dat ligt toch veel te simpel voor de hand? Het is niet waar? Maar natuurlijk. Ik moet nog schrijven over Daar. Helemaal vergeten. Het meisje dat laatst loos was, Daar.

21. De draak van de rouw

Hij brulde het uit van pijn. Wat een verdriet. Drakenverdriet. Nog nooit was de draak zo verliefd geweest. En nog nooit was de draak zo in de steek gelaten. Eigenlijk was zijn geliefde een draak van een draak. Maar hee, liefde maakt blind, toch? De draak stak zijn verdriet niet onder stoelen of banken, dat mag duidelijk zijn. Niet alleen kwamen er meterslange vlammen uit zijn neus, nee, ook zijn drakenstekels stonden loodrecht omhoog. Hoed u dan voor de draak, mesdames et messieurs, als drakenstekels op ontploffen staan dan zijn hemel en aarde te klein. Ik noem maar wat. U begrijpt wel wat ik wil uitdrukken, duidelijk wil maken. Zaak is het nu om de pijn weg te nemen van onze draak. Maar hoe? Het drakenmeisje waar hij zo verliefd op was was allang met de Noorderzon vertrokken. De maan scheen halfslachtig wat de stemming er niet bepaald beter op maakte. Intussen had de sluiswachter de sluis al botenwijd opengezet. Niet voor de boten maar voor de tranen die uit de drakenogen biggelden. Een overstroming kon het drakendorp op dit moment niet goed gebruiken. Het dorp maakte zich namelijk op voor het grote drakenfeest dat zevenjaarlijks gehouden werd. De stortvloed aan tranen zou het decor in gevaar kunnen brengen. En om in no time een nieuw kasteel te bouwen dat zagen de drakenbewoners niet zitten. Het drakenmeisje moest niet zo moeilijk doen en zich opofferen voor het feest. Acuut werd de snelste draak verzocht een brief af te leveren bij de Noorderzon. Het was nu wachten op een teken van berouw. Berouw van een drakenvrouw voor een drakenman in rouw.

22. Wie zou je bellen als je de loterij won?

Met de baas van Ziggo natuurlijk. Afhankelijk van het bedrag dat ik zou winnen uiteraard. Een miljard is tegenwoordig al haalbaar. Dan kom ik dicht in de buurt van overname. Uitkopen zou ik de baas en de hele Ziggo handel. En deze zou ik dan weer doorverkopen aan XS4all. Nadat ik eerst alle autoriteiten en waakhonden die mogelijk dwars kunnen liggen bij aankoop omgekocht had. Met oogverblindend geld en exclusieve biefstuk, van de haas desnoods.
Waarom? Gewoon omdat het kan. Hoe vaak ze mij niet hebben lastig gevallen. Die Ziggomonsters. Ik betaal ze. Met gelijke munt terug. Nou nee, niet met gelijke munt. Met veel minder munt. Ik krijg nog heel wat munten van hen terug. Voor al die momenten dat ik niet online kon gaan en geen verbinding kreeg. Ontmantelen die business en onderbrengen bij hun concurrent. En liefst meteen de beste. XS4all. Mee eens? Prima.

23. Ik schrijf niet omdat ...

Ik schrijf niet omdat. Dat zou veel te makkelijk zijn. Ik schrijf. Punt. Less is more. Waarom zou ik omdat moeten schrijven? Of nog erger niet omdat. Veel liever schrijf ik intrinsiek. Vanuit het schrijven zelf. Ik ben de gedachte. Ik ben het tooltje. Ik ben het middel. Ik ben de pijn, de liefde en de troost. Ik schrijf dus ik ben. Niet omdat. Nee. Gewoon. Ik schrijf. Punt. Waarom? Nee. Ook daar trap ik niet in. Net zo goed niet als in het niet waarom? En nee, een dubbele ontkenning is geen bekentenis. Een gat een holte in bekennen. Wie bekent loopt leeg. Wie ontkent houdt vast. Aan niets. Aan ont. Laten we het daar maar even op houden. Ophouden te bekennen. Ik schrijf niet omdat. Ik ben niet gek. Het waarom mag voor mij in mysterie blijven hangen. Intrinsiek. Onverklaard.

24. Aan de hemelpoort

Hé Pé, laat me eens binnen!
Oh ... en wie ben jij dan wel?
Was ... ik ben toch dood?
Dat klopt.
Wat klopt?
Laat maar zitten. Mag ik even je ID?
Heb ik niet bij me, is dat nodig dan?
Nou, je bent hier wel bij de hemel.
So what?
Zonder ID kom je hier niet binnen.
Maar Pé, it's me, your buddy.
Sorry hoor, er gaat bij mij geen belletje rinkelen.
We hebben samen nog op school gezeten?
Oh ... en waar dan?
In Methusalem.
Methusalem?
Ja, op de ambachtsschool.
Wacht nu gaat er een belletje rinkelen.
Had u iets besteld Peter?
Nu even niet Tender, ik ben even in gesprek.
We zaten samen in de klas met Jozef, ken je die niet meer?
Met Jozef, ja, maar dat is lang geleden.
Dat klopt.
Onder welke steen heb jij geleefd?
Ha, ha, eentje uit de oudheid. Hoe heet zo'n ding ook alweer? Een menhir. Ik heb er later nog een obelisk uit gehouwen. Weet je wel?
We hebben het gezien ja hiero. We lagen dubbel. Wat een lelijk ding. Maar kom binnen jongen. Ben alleen even je naam kwijt.
Judas is de naam. Maar zeg maar liever Juul. Weet je, er is nog ooit een sport naar mij vernoemd. Naar het schijnt wordt ie binnenkort op aarde opgenomen als Olympische sport. Daar ben ik best fier op.
Dat mag. Maar kom, we gaan nu eerst een borrel vatten. Dat is lang geleden. Juul, wie had dat gedacht.
Je bent niets veranderd Pé, en nog steeds portier. Je ziet er goed uit.
Dank je.

25. Wat betekent spiritualiteit?

In het bezit zijn van een dubbele spirit. Dat is spiritualiteit. Alleen zijn ze de 'd' vergeten. De 'd' van dubbel. Erg slorig. Kijk, vrijwel iedereen is in meer of mindere mate in het bezit van spirit. Een drijfveer die ons beweegt. Een vat energie dat klaar ligt om aangeboord te worden. Alleen het wordt niet altijd gedaan dat aanboren. Waarom niet? Omdat sommige mensen het vat niet vinden en omdat sommige mensen die het wel vinden niet beschikken over de juiste tool om het vat te openen en te laten bruisen. Is dat niet dubbel? Wel vinden maar er niets mee doen? Zonde. Een dikke ton spirit die op springen staat niet aanboren? Wat houdt sommigen dan tegen? Ruwe diamanten onder het stof die maar geen plumeau weten te vinden. Rijkdom in armoede. Armoedig rijk. Hoe dubbel is de spirit. Hoe duaal. Duaal? Ja, je hebt er namelijk altijd anderen voor nodig om duaal te kunnen zijn. Want die anderen die kunnen duiden op een andere kant. Andere kant? Ja, andere kant. Alles heeft meerdere kanten. Of in ieder geval een andere kant. Welke kant je ook kiest, je hebt er ook kennis van de andere kant voor nodig. Niet volledig. Want dat zou te makkelijk zijn. In ieder geval heb je wel spirit nodig om het überhaupt te kunnen onderzoeken. Wellicht wordt het nu allemaal wat zweverig. Geen paniek. Ook dat hoort bij spiritualiteit. Het is een bijwerking. Voor sommigen aangenaam voor anderen onaangenaam. Zolang je maar met beide voeten op de grond de spiritualiteit aangaat en met beide handen aangrijpt kunnen er mooie dingen gebeuren. Sommige begrijpelijk. Andere onbegrijpelijk. Het vatten zonder te vatten. Dat is toch mooi? Het verrijkt de geest en bevrijdt geesten uit de fles. Wat ergens op de bodem borrelt bruist langzaam naar boven. Trigger spirit.

26. Hoogzomer

Hoogzomer, je zult het zijn. Ergens hoog in de bergen. Top. Wel hopen dat er iemand in de buurt is. Je wil het hoogzomer zijn immers graag delen. Het kan behoorlijk pijn doen. De euforie. Dan denk je terug aan het momentum dat vooraf ging. Dat bepalend was voor jouw toestand. Want een toestand is het. Of beter gezegd kan het zijn. Niet iedereen heeft er last van. Van hoogzomer zijn. Trek in haring, last van pollen. Dramatisch gedrag. Depressieve neigingen. Ongeloof. Het kan zo maar komen aanwaaien. Over de berg, door diepe dalen. Dan is het fijn om een hand te voelen. Op je schouders, op je buik. Zeker als de hoogzomer voeten krijgt. Vat op jouw. Je langzaam leeg vreet. Explodeert. Op het hoogtepunt van de hoogzomer komt het tot een uitbarsting. Gouden regen valt uit de hemel, de sluizen gaan open. Brugwachters staan aan de kant en steken duimen op. Wie wenst wie nu succes? De pijn is haast ondraaglijk, maar je perst de lippen op elkaar. Puft hufters is het gezicht. Hoogzomer zijn is niet fijn. Koorts kruipt op je voorhoofd. Zweet spat in de ruimte. Welke idioot had deze zomerwens? Je verlangt heel even terug naar de winter. Zou het liefst weer voor de kachel willen kruipen, op een berevel, samen met de liefde van je leven. Om samen weer opnieuw hoogzomer te worden.

27. (On)afhankelijkheid

Het kind zit op de vloer en speelt (on)handig met zijn speelgoed. Moeders houdt het in de gaten. De telefoon gaat. (On)doordacht neemt ze op. Ah, ben jij het. Ja, ik ben het. (On)willekeurig gaan haar gedachten over naar de zwoele nacht die zij gisteren had. Het was fijn. Ja, het was fijn. Wil je nog een keer afspreken? Ja graag. Wanneer? Het liefst (on)middellijk. Dat kan. Waar? Bij jou of bij mij? Kom maar naar hier? Zal ik wat te eten meenemen? (On)belangrijk, ik heb alles in huis. Tot zo. Tot zo. (On)dankbaar kijkt ze naar de kleine op de vloer. Waar moet ik dat joch nu laten? (On)mogelijk op zijn kamertje, het moet maar even. De bel gaat. Daar is ie al. Dat is vlug. (On)wijs snel dropt ze de kleine op de kamer en opent de deur. Vol (on)behagen vliegt ze hem om de nek en kust hem (on)behoorlijk van top tot teen. Heerlijk voelt het om zo (on)verwacht genomen te worden, midden op de dag. (On)wijs werkt ze hem af, de (on)gelikte beer. Haar huis staat van binnen compleet ondersteboven. Haar hoogtepunt dat moet nog komen. Luttele seconden voelt ze (on)wel. Van top tot teen (on)klaar. Haast (on)gelovelijk. (On)afhankelijk geluk.

28. Waar smaakt je favoriete muziek naar?

Mijn favoriete muziek smaakt naar meer. Ik lust er wel pap van. Of soep. Met lettervermicelli. In alfabetische volgorde: Anouk, Bach, CCR, Dylan, ELO, Focus, Glitter, Hozier, Iggy, Jett, Koop, Lennon, Monk, Novastar, Otis, Prince, Quincy, Randy, Satie, Tindersticks, Ultravox, Vicky, Winehouse, XTC, Yes, ZZ Top. Zoveel smaken, zoveel soorten. Van into the mood tot rock and roll. Van klassiek tot camp. Van jazz tot hiphop. Van Strauss tot Stones.

29. De zon ging prachtig onder

De zon zien ondergaan dat is een van de mooiste ondergangen die ik ken. Soms hangt de maan dan ook in de buurt. Maar die kan natuurlijk niet tippen aan de zon. Bescheiden hangt deze dan ook meestal in nevel gehuld of achter een roze wolk. Waar je ook staat in de wijde wereld het is en blijft een mooi schouwspel. Aan zee of in de bergen geeft natuurlijk een extra meerwaarde. Of wat te denken van de woestijn. Oeps, waar is ie nou zo snel gebleven? Voordat he het zand uit de ogen hebt gewreven staan de maan en de sterren al te pronken. Een ruimtelijk metamorfose in speedtime.
Onderwater de zon zien ondergaan is ook best bijzonder. Of op de Noordpool. Wie goed luistert hoort de zon dan sissen, zodra deze de waterhorizon aanraakt. Als een spiegelei glijdt ie dan de zee in. Met tranen in de ogen word ik het gewaar. De gele zinder die met mijn pupillen stoeit. Mij plagerig in de ogen schijnt. Het enige dat je daarna blieft is een groot glas bier of witte zoete wijn. Een sangria is natuurlijk ook niet verkeerd. Daarnaast is het verkeren in goed gezelschap ook niet verkeerd. Niets mooiers dan de zon te delen met je lief.

30. Wat miste je als kind?

Mijn handschoenen natuurlijk. Altijd zaten die rotdingen ergens opgestroopt verstopt in mijn mouwen. Aan zo'n klerentouw dat dwars door je jas was getrokken. Vergeet de muts niet. Hoorde je nog iemand roepen. Ga toch weg. Ik wil naar buiten. De sneeuw in met mijn sleetje. Sneeuw? Waar is die sneeuw dan? Maakt niet uit. Hoop doet leven. Desnoods schuif ik door het natte gras. Ergens achter mijn ellebogen voel ik de wollen wanten prikken. Mijn jas zou ik uit kunnen doen. Een idee. Maar ik kijk wel uit. Veel te koud. Veel liever blaas ik af en toe op mijn handen. Die handschoenen zijn ook altijd veel te groot. Daar kun je een slee niet goed mee vastpakken. Laat staan aansturen.

De sneeuw voelt wel koud aan. Zo met blote vingers. Net als het gras. Ik schat zo in dat ze over een paar minuten gaan gloeien. Rood worden ze dan. Vuurrood. En als ik dan niet snel naar huis ga, blauw. Roodblauw. Een keer heb ik dat laten gebeuren. Daarna nooit meer. Voor mij geen vingers meer op de verwarming. Ik moet er niet aan denken. Ik mis de winter en de koude vingers. Nog steeds. De wanten nooit. Volgens mij zitten ze nog steeds in mijn jas. Verstikt in veel te smalle mouwen.

31. Jaren die vragen stellen en jaren die antwoord geven

Het jaar is weer voorbij. Een van de velen. Ik laat het achter me. Laat een nieuw maar komen. Het voorgaande jaar stelde me weinig vragen. Het waren er zo weinig dat ze makkelijk te beantwoorden waren. Ben dan ook benieuwd of het komend jaar me voor meer vragen zal stellen. Het wordt weer eens tijd dat de balans de andere kant doorslaat. Meer vragen dan antwoorden. Dat zou fijn zijn. Dat houdt je bezig. Anders is het wanneer de jaren vol met antwoord zitten. Indien antwoorden de vragen overstelpen dan wordt het een zooitje. Zoek dan maar eens een passend antwoord. Sommige jaren verlopen wat dat betreft als een verkapt multiple choice. En dan niet een multiple choice met vier, maar met zes antwoorden. Vermoeiend. Wegstrepen lukt dan niet goed. Nee, geef mij maar zes vragen zonder antwoord. Een jaar vol cryptogram. Waar na veel gepuzzel bevredigende oplossingen worden gevonden. Onbetwistbaar en eenduidig. Al is het er maar een. Er moet ook wat te raden blijven. Anders is het leven maar saai.

16-12-2015

Schrijfveren December 2015 (1 t/m 15)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


1. Flessendrager

Vol trots stapte Joris op de fiets. Vandaag was een belangrijke dag. Dat voelde hij tot in zijn tenen. De laatste competitiedag zou hem nog lang heugen. En hem niet alleen. Zijn team moest en zou vandaag winnen. En hij ging daar persoonlijk voor zorgen. De hele week had hij al het internet afgestruind naar een goed recept. En gisteren had hij het dan eindelijk gevonden. Het was eigenlijk best eenvoudig. De ingrediënten had hij gewoon in huis. Een goede mix van een beetje Ajax en citroenwater en dat, om de te camoufleren, vermengd met basterdsuiker en een klein beetje ranja. Met bruine bastaardsuiker had dat ook gekund, maar die was helaas niet in huis.
Zorgvuldig had Joris de ingrediënten gemengd en zelf geproefd. Hij moest wel zeker zijn van de zaak. Hij proefde nauwelijks verschil. Acht flessen had hij gevuld en in de flessendrager geplaatst. Voorzichtig fietste hij met zijn toverdrank naar het voetbalveld. Bij het voetbalveld aangekomen ontsnapte een klein zeepbelletje zijn mond. De toverdrank werkte niet zoals hij had verwacht. Was de dosering dan toch niet juist geweest. Heel even twijfelde Joris. Een kwartier innemen voor de wedstrijd schreef het recept voor. Maar klopte dat wel? Iedereen nam voor de wedstrijd wel een slokje, zover was wel zeker. Maar met een zeepsmoel de wedstrijd beginnen, dat was niet wijs. Over bijwerkingen repte het recept niet. Hoe dan ook. Het zou en moest leiden tot een mooie en schone overwinning. Brandschoon.

2. Past je naam bij je?

Dat vraag ik mij af. Soms wel soms niet. In het eerste geval luister ik. In het tweede geval meestal niet. Tenzij het herhaaldelijk gebeurt. In sommige levensfasen is dat het geval. In militaire dienst en in je jeugd, thuis en op school, komt dat wel eens voor ja. Herhaaldelijk. O ja, en wellicht ook nog in de laatste levensfase. In het verzorgingstehuis. Dan zijn de oren juist gespitst. Dan past bijna iedere naam bij je. Je wil dan niet vergeten worden. Je let dan goed op. Hee, op die naam wordt niet gereageerd. Dan doe ik het. What the fuck. Ze zullen me horen, niet vergeten. 'Ja, Thea Meulenkamp, dat ben ik, hiero!!!'
De indianen zijn er goed in. In naamgeving. Ze zijn zeer inventief en hangen de naam vaak op aan de omgeving en situatie van conceptie. De meest poëtische namen zijn daaraan ontsprongen. Ik noem er een paar. Halve maan, Wilde stier, Groene cactus. Maar ook, Lelijke van Dalen achter de Rododendron of Lieve Tinus met de broek op de enkels. Wilde Harry die het verlaten van de kerk voor het zingen net niet haalde. Sommige namen zijn een compleet gedicht. Cowboys zijn er veel onhandiger in. Sue. Wie noemt zijn zoon nu Sue. Dat is bijna net zo erg en saai als Johnny. Daar kun je echt niet mee aankomen bij het gemeentehuis. Echt niet.

3. Gemengde gevoelens

Niets zo vervelend dan gemengde gevoelens. Als de haat in de liefde draait of de liefde in de haat. Als spijt verwarring geeft en trots naar je keel grijpt. Dat wil je niet meemaken. Twijfelen in zekerheid. Ook al zo verrekte lastig. Nee, het liefste hou ik gevoelens gescheiden. En bij voorkeur in de juiste volgorde. Eigenlijk wil ik er niet van weten. Van gevoelens. Ze komen vaak zo dichtbij. Ze roeren. Hoe dan ook. Daarvoor hoeven ze niet eens gemengd te zijn. Nee, het beste kun je gevoelens, en zeker gemengde gevoelens ontroeren. Anders nemen ze bezit van je. Dat is het laatste wat je wil. Dat gevoelens bezit van je nemen. Eenmaal ontroert keer je terug tot de werkelijkheid. Op aarde zogezegd. De gewenste volgorde wil ik hier ook nog even uit de doeken doen. Te beginnen bij geen gevoel. Ook wel ontkenning genoemd. Komt voor bij heftige ervaringen die aanvankelijk niet te vangen zijn in gevoel. Ook wel grote leegte genoemd. Verwarring kan ook. Verdwazing zelfs. Is de eerste verdwazing voorbij dan volgt vrijwel onmiddellijk de boosheid. Boos omdat je het wellicht niet begrijpt. Het gaat je verstand te boven. De ervaring. Na een poos volgt het verdriet. Tot tranen toe. De hysterie voorbij. Diep geroerd is het verdriet. Puur en diep. Het wil niet van vermenging weten. Niet meteen. Maar als de vermenging komt dan voelt het goed. Gedeelde smart is halve smart. Na het diepe pijnverdriet volgt lucht en en erkenning. Herkenning. Aanvaarding. Dit gevoel van erkenning, herkenning kan heel even verontrustend zijn. Ervaring valt op zijn plaats. Vluchten hoeft niet meer. Vechten ook niet. Hemels voelt dan plots de vaste aarde onder de voeten. Gemengde gevoelens verdienen het ontrafeld te worden. Back to basic. Het geeft rust. Maar alleen voor diegenen die er voor open staan. De worsteling aandurven. Afwachten heeft geen enkel zin. Zelfs een bloem heeft een eindigheid aan blaadjes. Wel of niet. Wel of niet. Ja of nee. Ja of nee. Blijven hopen op een oneven aantal, beginnend bij ja. Nee, willen we toch niet horen?

4. De geur van een oud tapijt

Het dringt niet echt meer tot me door. De geur van oud tapijt. De geur van versleten sokken, gestold eten, gedroogde urine, beestjes die niet meer willen kruipen, niet meer kunnen kruipen, overgaan tot ontbinding, de laatste restjes as, bruine as, van een allang vergane hofnar, die ooit zijn voeten veegde aan een gloednieuw tapijt, lang, lang geleden.

Het dringt niet echt meer tot me door. De geur van oud tapijt. De geur van een veel te kleine ruimte, zonder ramen, zonder afzuiging, alleen een kleine spleet, onder in de hoek, die een klein beetje licht doorlaat, die heel, maar dan ook heel langzaam, zuurstof geeft, licht ververst, maar veel te weinig. De kleine ruimtegeur benauwt, voor eeuwig, tot de dood erop volgt, in een veel te nauwe kist. Hoe lang nog? Het witte satijn aan de zijkanten kan de geur van oud tapijt niet smoren, het mocht mee, gelukkig, in de kist, met voeten getreden, dertig jaar lang, voor de fauteuil. Ik koester de herinnering, nog tien minuten, op weg naar het hiernamaals.

5. Het grootste geschenk

Dat ben ikzelf. Het is me vergeven. In een donker verleden. Langzaam is de kindsheid er vanaf gestroopt. Ontelbare verpakkingen heb ik van me afgegooid. Verpakkingen die er laag voor laag stroperig en met flinke dwang zijn aangekleefd. De meest kleurrijke verpakkingen heb ik nog even laten zitten. Verstrikt in gouden strikken die klemden om de ziel, heb ik uiteindelijk alle trossen losgegooid. Om te kunnen varen dwars door wilde zee. Wetend dat het grootste geschenk uiteindelijk vanzelf zou komen bovendrijven. Na harde labour. Nu ik mezelf heb uitgepakt voelt het goed. Bloot en zacht. Als boter. Zo kan ik ook in handen zijn. Kneedbaar lief. Maar alleen omdat ik dat zelf wil zijn. Lief en kneedbaar. Lief voor mezelf en daarmee lief voor een ander. Verliefd mag ook. Op mezelf en op een ander. Iets mooiers bestaat er niet. Zelfs geen godsgeschenk. Ik ben van mezelf. Laat jij ook van jezelf zijn. Een groter geschenk kan ik niet geven. Bloot en zacht. Omdat het kan. Samen. Bij voorkeur. Niet alleen.

6. Opeens werd alles duidelijk

Half op weg wordt alles heel duidelijk. Ik heb tot nu toe slechts voor een kwart geleefd. De eerste helft was half. Mag dan de tweede heel zijn. Vol en compleet. Aan het einde van de eerste helft is een stukje van de helft geheeld. Met veel moeite. Toen werd alles duidelijk. Ineens. Informatie stroomde binnen. Met messen op de keel. Uit pure noodzaak. Het onderste uit de kan moest boven komen. In de put, diep in de put blijft alles donker. Stikdonker. Nu licht en lucht geklaard zijn kan de tweede helft beginnen. Rugzak om en bergschoenen aan. Goed gekleed en voorzien van voldoende proviand, beschut voor wind en regen, lavend in de zon, genietend van het zelf. De berg wordt vlak en de vlakte stijgt naar grote hoogte. Ik schud bergen van me af en wentel mij in zachte heuvelen. Ze voelen en smaken naar loof niet naar den. Ik zwem in Zen. Vloeibaar word ik. Een met de natuur. Ik heb geen vinnen, vleugels, armen, benen nodig. Draaglijk draagt de natuur mijn sporen. Ik vermenigvuldig als vanzelf. Opeens wordt alles duidelijk. Opeens werd alles duidelijk. Opeens zal alles duidelijk worden. Tijdloos.

7. Onverwacht bezoek

Mijn tante uit Marokko staat voor de deur. Geheel onverwacht en toch ook weer niet. Ze had zichzelf aangekondigd via de televisie. Alle zenders spraken ervan. De binnenlandse en de buitenlandse. Ze komen eraan. Onaangekondigd. Als een vlucht regenwulpen. En daar staat ze dan. Voor mijn deur. Mijn tante uit Marokko. Ik ben eventjes haar naam kwijt. Een paspoort heeft ze niet. Alleen een kleien rugzak en een mobiele telefoon. Helaas zonder beltegoed. Anders had ze zeker even gebeld. Hoe ze aan mijn nummer komt? Geen idee. Als ik doorvraag komt de aap uit de mouw. Ze heet Amatoekanimalis en ze komt niet uit Marokko maar Timboektoe. Het nummer heeft ze gekregen van de maffia. De Italiaanse vraag ik nog. Nee, de Russische. Dat verklaard. Onlangs ben ik nog gehackt.

Ik heet Amatoekanimalis van harte welkom, onverwacht. Ik schrik van mijn eigen toezegging. Totdat ik besef dat de buren het niet zal boeien. Die zitten sowieso op Thailand. Overwinterend. Nergens voor nodig eigenlijk, want hier in Nederland kent de winter inmiddels ook tropische temperaturen en nauwelijks regenval. Dat is in Thailand dan weer niet. Daar regent het taai en stug door. Al weken. Mijn tante mag geheel onverwacht op de bank liggen. Een extra bed ontbeer ik nog. Vanavond eten we stamppot. Bewust. Het is eten dat mijn tante kent. Aardappels en groente. Over een toetje twijfel ik nog.

8. Vulkaanuitbarsting

Heel stil lag de vulkaan te slapen. Dat deed ie al jaren. Hij maakte zich nergens druk over. Dat was niet het geval met de mensen die zich onder hem gevestigd hadden. Zij hielden dagelijks wacht en hielden de vulkaan scherp in de gaten. Iedere ademhaling werd nauwlettend opgetekend en in kaart gebracht. De gegevens werden opgeslagen in een database die voorzien was van een ingenieus rekensysteem. Ingewikkelde algoritmes voorspelden hoe de vulkaan in de toekomst mogelijk zou reageren. Let wel, mogelijk.

Het systeem bood geen honderd procent garantie voor juiste voorspelling. Alle bewoners onder de vulkaan hadden dan ook een dure verzekering afgesloten. Voor de zekerheid. Ze betaalden zich blauw aan premies. Maar waarom? Als de vulkaan zou uitbarsten konden zij de schade-uitkering niet innen. Vreemd, heel vreemd. Maar de bewoners onder de vulkaan hadden een plausibele verklaring. Ze hadden allen in hun polis een bijzondere clausule laten opnemen. Mocht de vulkaan uitbarsten en hun hele hebben en houden verwoesten inclusief eigen lijf en leden en lijf en leden van medeverzekerden dan zou de verzekeringsmaatschappij het geld schenken aan een goed doel. Het goede doel werd jaarlijks door een democratisch gekozen vertegenwoordiging van verzekerden bepaald.

Dit jaar werd voor de vijfennegentigste keer een doel gekozen. Ja, zolang sliep de vulkaan al. De verzekerden wisten niet meer zo goed welk goed doel ze het komend jaar moesten kiezen. Ze hadden alle goede doelen al ooit gekozen. Er moest een nieuw doel verzonnen worden. Maar welk? Ze kwamen er niet aan uit en besloten weer opnieuw te beginnen met het eerste goede doel waarmee ze vijfennegentig jaar geleden mee begonnen waren. Maar dat hadden ze nou net niet moeten doen. De vulkaan ergerde zich aan zoveel gebrek aan creativiteit en barstte in woede uit. Helaas was er niet op tijd een nieuw doel gekozen. Weg schade-uitkering. De vulkaan en de verzekeringsmaatschappij leefden nog lang en gelukkig. Van de bewoners is nooit meer iets vernomen.

9. Het leven is als een ...

Pluisje. Het waait met alle winden mee. Maar dan moet er wel wind waaien. Het voelt zich thuis in alle jaargetijden en op alle plekken op aard. Het heeft altijd goede zin en is nooit verkouden. Dat komt omdat een pluisje altijd de warmte bij zich weet te houden. Het heeft ook nooit last van stof. Zelfs niet bij het nadenken. Haar gedachten dwarrelen fris en vrolijk in haar brein. Een innerlijke vertaling van haar uiterlijk. Heerlijk toch. Frank en vrij dwarrelen van binnen en van buiten. Een harde kern heeft pluisje niet. Ze is de zachtheid zelf. Zij plooit zich in alle situaties en geniet van al dat is. Dat is nogal. Leven leven als een pluisje is verrukkelijk. Bij harde woorden vliegt het pluisje gewoon weg. Bij zachte woorden blijft het plakken aan de lippen. Het kietelt en het kust. Lief zijn is haar ware aard. Onbezorgd kan het zich nestelen in alle hoeken van de kamer. Ze is dol op licht. Bij alle lichtbronnen komen pluisjes pas echt tot leven. Dansen dartelend door de atmosfeer. Laten zich meevoeren in optimale sferen. Ooit een bozig pluisje ontmoet? Ik niet. Pluisjes weten ook van wanten. Prikkelen soms het gemoed. Na drie keer niezen komt dan uiteindelijk alles weer goed. Pluisjes zijn ook altijd pluis. Op pluisjes kun je bouwen. Een leven lang.

10. Schoenen die er niet bij passen

Iedereen heeft er wel eens last van. Van schoenen die er niet bij passen. Maar geen nood. Gelukkig is de omgeving meestal waakzaam. Een beetje omgeving spreekt zich uit. Ik heb het moeten leren. Dat niet alle schoenen overal bij passen. Zo draag ik in de sauna nooit meer laarzen. Noch kap- noch regenlaarzen. Voetbalschoenen heb ik ook ooit geprobeerd, om over mijn spikes maar niet te spreken. De mensen in de sauna reageerden in de sauna, stuk voor stuk geaffronteerd. Met bergschoenen aan het ontbijt, dat is ook bepaald geen mooi gezicht. Zelfs niet met mijn badjas dicht. Op naaldhakken aardbeien plukken. Dat is ook al zoiets. En wat te denken van fietsen op pantoffels. Je glijdt zo weg, daar is niets aan. Ik heb zo ooit eens uren voor een stoplicht gestaan. Gelegen liever gezegd. Ik had mijn toeclips immers aan. Gered ben i, toen door een held op sokken. Hij heeft me zachtaardig van mij fiets getrokken. Wat ik ook nooit meer zal doen dat is marcheren op crocks. Je gaat dan al na tien minuten van je socks. Op zwemvliezen naar je werk is ook niet slim. Achter het bureau dat kan nog net. Maar in de bedrijfskantine daar staat het pet. Schoendragers houdt je bij de leest. Wie de schoen past trekt hem aan.

11. De kleur van een auto

Het zal me werkelijk worst wezen welke kleur mijn auto heeft. Letterlijk. Figuurlijk wordt het natuurlijk een ander verhaal. Je kunt aardig voor worst staan als je met een foute auto komt aanzetten op, ik noem maar wat, de golfbaan. Doe dat niet met een tweedehandsje en ook niet met een oude roestbak. Ga met je Jaguar of Mercedes ook niet je uitkering ophalen. Met een hoerensloep naar de hoeren lijkt mij ook een slecht idee. Beter is te voet. En dan die kettinkjes en stickers aan de ramen. Sommige bestuurders zouden zich toch echt wel moeten schamen. Ik rem niet voor dieren, dat is er zo een. Stuur die maar met een defecte cabrio de Beekse Bergen in. Het dak gaat er dan af. Zeker weten. Met blindering heb ik ook veel moeite. Zeker als die spiegelt. De kleur van de bestuurder mag dan mogelijk onvoorspelbaar zijn, zijn gedrag is dat zeker. Ik heb dan altijd de wildste fantasieën. Een mooie vrouw op de bestuurderstoel, bloot tot op haar knieën. Geef mij maar een auto, transparant van kleur. Dan stel ik niemand en ook mezelf never nooit te leur. Toiletrol op de hoedenplank dat wel. En altijd een flesje water bij de hand. Ook de kleurrijkste auto moet wel eens naar de kant of staat langdurig in de file. Met mooie velgen of met vieze wielen, het maakt geen enkel verschil.

12. Iets belangrijks verloren

Hoe zou het nu met hem gaan? Dat vraag ik me af. Jaren geleden heb ik hem verloren. Mijne lieve maat. Mijn steun en toeverlaat. Wat heeft hij mij getroost. Overdag maar vooral 's nachts. Heel wat uren heb ik met hem doorgebracht. Totdat ie plots verdween. Zijn biezen pakte. Maar waar naartoe? Zal ik dat nog ooit te weten komen. Degenen die hem kenden zijn allang verdwenen. Niemand die het mij vertellen kan. Het enige dat mij rest is dat ik dan mijn lieve maat maar droom. Met alle risico's van dien. In mijn fantasie maak ik hem mooier. Wordt ie als vanzelf het beste paard van stal. Niemand kan meer aan mij maatje tippen. Hij is van onbesproken gedrag en niet te evenaren. Sterker nog, mijne maat weet mij weer opnieuw te bedaren. Hij is een lust voor het oog en ruikt ook nog eens lekker. Luisteren kan ie als de beste. Op knuffelen is ie dol. Hij geeft me liefde en ook warmte. Gratis en voor niks. Het lijkt wel of ie nooit is weg geweest. Maar dan besef ik plots. Ik leef hier in gedachten. Mooie herinneringen gaan nooit verloren. En toch, toch zou ik heel graag willen weten. Wat is er toch van jou geworden. Ik zie je zo nog staan, daar voor het raam. Pluizig bruin, lang op korte pootjes, met flapoortjes tot de grond en een heel kleine plastic neus. Het kraaltje dat ik zo graag koester. Waar ben je toch naartoe?

13. Leren timmeren

Mijn opa sloeg altijd spijkers krom. Op een oude werkbank in de schuur. Met zware hamer en rechte rug haalde hij dan uit. Heel, heel soms op zijn duim. Dan vloekte hij met schuim. Mijn lieve opa is niet meer. Een man van weinig woorden. Hij was een echte timmerman. Specialist in molens. Voor in tuinen en gazon. Vervaardigd zeer inventief, van lommerd en oud ijzer. Spijkers, schroeven, bouten, wieldoppen, oude fietswielen, alles kwam van pas. Het duurde uren en uren. Houtjes zus en houtjes zo en dan de finale. De grote wieken wit beschilderd, zijn lijf in het groen. Van opa leerde ik timmeren. Alleen al door te kijken. Metselen dat deed ie ook. Want de molen moest ook ergens op staan. Een grote steen die werd gegoten van harde cement. Een bezemsteel als kleine mal. Want daar moest later de ruggengraat van de molen in. Ook in zwaarden was mijn opa specialist. Ik had het grootste van de hele buurt. Totdat ik ze zelf mocht maken. Mijn allereerste mini Floris zwaard.

14. Vers van de pers

Het komt niet meer zo vaak voor. Vers van de pers. De pers is allang niet meer vers. Oudbakken media. Op zich helemaal niet erg. Doordat er een doorlooptijd zit op het nieuws dat van de persen komt kan er in de tussentijd goed na gedacht worden. Nadenken, een fenomeen dat ook steeds minder voorkomt. Haast gedachteloos wordt het nieuws gebracht. Een wedstrijd op topniveau. Secondenwerk vaak. Deed een nieuwsbericht er vroeger nog een middagje of een dag over om bij de mensen te komen, tegenwoordig staat het, alle spelfouten ten spijt na luttele seconden op Facebook, Twitter en Instagram. Pinterest, LinkedIn en andere mediatools volgen ietsje later. Het blijft wachten op een tool die nog sneller is. Stel je voor. Het nieuws is dan meteen oud als je het binnenkrijgt. Je kunt het nieuws dan inpakken in je oude smartphone en weggooien. Als rotte vis. Niets zo vervelend dan oud nieuws. Neem nu deze column. Is toch niet meer vers zodra je hem gelezen hebt. Ruik maar eens goed. Hij stinkt zelfs een beetje. Komop, wat dichter bij je neus. Sensorknop aan natuurlijk. De linkse. De geurbutton. Ja die met dat neusje tussen duim en wijsvinger. Ennehhh ... Stinken wa ...

15. Alleen de verbeelding is echt

Alleen de verbeelding is echt. Een titel die klinkt. Daar zou ik nou een mooi gedicht over kunnen schrijven. Ins Blaue hinein. Daar gaat ie.

Verbeeld je eens
Een beeld in ogen
Rank
Bloot

Verbeeld je eens
Een beeld in ogen
Luchtig
Vrij

Verbeeld je eens
Een beeld in ogen
Echt
Tastbaar

Gehouwen
Uit hamer en steen
Geborduurd
Met naald en draad

Ergens
Diep van binnen
Kokend
In een hersenpan

Onvoorstelbaar
Onbestelbaar
Onbehoorlijk
On

09-12-2015

Mien korte verhalen (40 en 41) met kleine grote waarheid

Beiden geschreven op 09-12-2015


40) Slecht nieuws vanuit een portiek

Ik slenter met twee vrienden wat rond in de stad. Zij lopen voorop en ik bungel er wat achteraan. Ze lijken druk in discussie en ik voel me wat buitengesloten. Altijd vervelend om niet deel uit te maken van een boeiend gesprek. Waar hebben ze het toch over? De sfeer bevalt me helemaal niet maar ik ben ook niet bij machte om er verandering in te brengen. Ik kan natuurlijk naast hen gaan lopen, maar dat voelt niet gepast. Iets in mij zegt dat ik dat even niet moet doen. Een vreemd voorgevoel maakt zich meester van mij.

Plots houden de twee vrienden halt. Vlak voor een portiek van een winkel in een zijstraat van de hoofdstraat. Het is wat stiller in deze straat en een van mijn vrienden neemt het woord. Hij trekt me aan mijn hand de portiek in. Hij wil me iets zeggen wat niet leuk is. Dat voel ik. Er flitst van alles door mijn hoofd. Waar gaat dit over? Toch niet over onze gemeenschappelijke kaartavonden? Willen ze ermee stoppen misschien? Vinden zij me niet meer leuk? Onzin. Waarom kom ik daar nu op? Hoe dan ook, iets voelt niet goed.

Het hoge woord komt eruit. Keihard. De vrienden willen niet meer met mij omgaan. Hoe vervelend zij het ook vinden, ze vertellen het mij, vlakaf in een portiek, in een verlaten stad. Recht in mijn gezicht. Haast als een gewone mededeling. Ik voel afwijzing en grote onmacht. Een klein beetje boosheid zelfs, verdriet. Maar die slik ik in. Ik laat me toch niet kennen. De redenen volgen nu. Ook deze komen keihard binnen. Ik ben te jong en sluit niet aan bij hun gedachtewereld. Ze vinden mij wel aardig hoor. Maar zij houden zich bezig met andere zaken en willen mij er niet meer bij hebben. Ze ervaren mij als ballast.

Ik vraag me onmiddellijk af, welke zaken? Durf het niet te vragen. Te overrompeld met het directe en slechte nieuws. Meisjes, denk ik, ze willen afspreken met meisjes en willen mij daar niet bij hebben. Ik heb ook nog niets met meisjes. Willen jullie dan ook niet meer kaarten met mij? Waarom niet? Is het misschien niet gezellig bij ons thuis? Daar kan ik me iets bij voorstellen. Op die stomme flat waar ik nu met mijn vader woon is het natuurlijk niet zo gezellig.

Het enige dat ik kan doen, is berusten. Mij ontbreekt de energie, de wilskracht en overtuiging om tegen het besluit, dat al dik beklonken is, in te gaan. In stilte lopen we met drieën verder. Mijn twee vrienden voorop. Ik erachter. Leeg en verdrietig. Het zijn mijn vrienden niet meer. De afwijzing komt hard binnen. Ik zou er graag met iemand over willen praten en toch ook niet. Zou sowieso niet weten met wie. Ik hou het voor me. Pijnlijk.

We fietsen terug naar huis. Mijn twee vrienden zwaaien uitbundig naar een groep jongeren die bij de ijssalon staan. Meer specifiek naar twee meiden waarvan ik weet dat zij ze beiden leuk vinden. De vrienden stoppen en haken aan bij de groep. Joviaal en duidelijk geamuseerd. Ik fiets door naar huis en gooi mezelf op bed, op mijn buik, en druk mijn gezicht in het kussen. Huilend, eerst zacht, dan hard. Niemand die mij hoort. Niemand die mij troost. Wie en wat mis ik toch? Na het huilen val ik in slaap. Wordt tegen de avond wakker. Alleen. Mijn vader komt zo thuis. Zal ik vertellen wat er is gebeurd? Ik kan en wil het niet. Mijn vader is ook zo alleen.


41) Flatontmoeting

De flat voelt nog niet vertrouwd. Een nieuwe woonruimte, een nieuwe kamer, een nieuwe omgeving, nieuwe mensen. Allemaal onwennig. Na school is er niemand thuis om een praatje mee te maken. Ik smijt de boekentas in mijn kamer op bed. In de keuken trek ik de koelkast open. Vind in zijn buik weinig troost. Dan maar een boterham smeren. De leegte moet gevuld. Wat nu? Ik heb verder nergens trek in. Huiswerk maken wil ik nog niet. Over een of twee uurtjes gaan we eten. Maar wat? Geen idee wat mijn vader op het menu heeft staan.

Zal ik even tegen de muur van de flat gaan tennissen? Heb kortgeleden een goedkoop tennisracket op de kop getikt. Een andere sport dan hockey. Maar wel eentje die ik alleen kan doen en die mij ook balvaardigheid leert. Sport werkt helend. Helend in de aanhoudende leegte die ik voel. Ik besluit met de lift te gaan. In de lift zie ik een meisje. Niet mooi en niet lelijk. Ze lacht me vriendelijk toe. Ik durf niets te zeggen. Weet wel dat ze me ergens leuk vindt. Dat voel ik. Maar ik weet er geen raad mee. Ik heb haar al vaker in de buurt van de flat gezien en vermoed dat ze hier ook woont.

Het tennissen tegen de muur lucht op. Ik daag mezelf uit en geef opdrachten. De bal mag maar een keer stuiten. Afwisselend moet ik links en rechts slaan. Rechts met mijn backhand en links met mijn forehand. Soms doe ik een stapje naar voor, soms naar achter. Liefst zo min mogelijk. Ook schuin naar links en rechts lopen doe ik niet graag. De bal goed raken en goed richten met mijn tennisracket heeft alle prioriteit. Heel even vergeet ik de wereld om mij heen. Nu probeer ik zonder te stuiten de bal vanaf de muur in een keer te raken. Ook de opslag zou ik graag willen oefenen, maar dat gaat niet goed. Is eigenlijk ook niet nodig. Het is geen slag die bij het hockeyen gebruikt wordt.

Aan de zijkant bij de flat zie ik onder een lantaarnpaal het meisje uit de lift staan. Zoekt ze nu contact met mij? Het lijkt er wel op. Het brengt mij in verlegenheid. Ze kijkt voortdurend mijn kant op. Heel af en toe keert ze haar hoofd. Ik weet me eventjes geen raad. Zal ik contact met haar zoeken, haar aanspreken? Ik durf niet. Weet niet goed wat ik moet zeggen. Zal ik jaar vragen of zij ook een tennisracket heeft? Dan kunnen we misschien samen tennissen. Zou ik leuk vinden. Maar het is misschien wel een rare vraag. Wil ze wel tennissen? Kan ze tennissen? Ze komt nu naar me toegelopen. Heeft ze een vraag voor mij? Waarover dan?

Het gesprek gaat stroef en onwennig. Ja, ik woon hier nog niet zo lang. Zij ook niet. Ze gaat naar een andere school dan ik. Heb geen idee hoe oud zij is. Van mijn leeftijd denk ik, hoop ik. Waarom? Geen idee. Vragen dan maar? Ik durf niet. Te verlegen. Dag. Dag. Heb ik nu stom gedaan? Had ik meer moeten vragen? Maar wat dan? Ik sla nog een balletje tegen de flat. In de lift omhoog laten de gedachten aan het meisje me niet los. Helemaal vergeten te vragen hoe ze heet. Dat doe ik de volgende keer dan maar. Als ik durf.


07-12-2015

Een vreemde gang van zaken

Toon was al jaren flessendrager. Hij wist niet beter. Hij droeg nu eenmaal graag flessen. In de buurt waar hij woonde noemden ze hem altijd Toontje Bottel. Het was een naam die bij hem paste. Sinds kort had Toon wat last van gemengde gevoelens. Ze ontstonden toen hij de geur van het oude tapijt van zijn pas overleden oma nog eens rook. Het tapijt was het grootste geschenk dat Toon ooit van haar gekregen had.

Toen hij de geur opnieuw rook werd opeens alles duidelijk. Alle puzzelstukken vielen op hun plek. De onverwachte bezoeken waarover zijn oma hem had verteld vlak voor haar dood, hadden bij oma geleid tot heuse vulkaanuitbarstingen. Nog nooit had Toon zijn oma zo hard horen huilen. ‘Het leven is als een …’, had oma nog geroepen en was toen languit op de vloer gevallen. Op het oude tapijt. In een foute bloemetjesjurk met schoenen die er niet bij pasten. Na tien minuten was ze weer opgestaan, alsof er niets aan de hand was. Een gemengd gevoel achterlatend bij Toon.

Kortgeleden had zijn oma nog bezoek ontvangen. Van een vreemde man. Die was met de auto gekomen. De kleur van de auto kon oma zich niet meer herinneren. De man had bij haar aangebeld omdat hij een week te voren op de gang iets belangrijks verloren was. Een houten beeldje dat hij had gemaakt toen hij als klein jongetje had leren timmeren. Vers van de pers had hij toentertijd het beeldje in elkaar gedraaid. Het stelde zijn opa voor. Volgens de vreemde man was alleen de verbeelding van zijn opa echt. Zijn opa was eigenlijk een nepgast, iemand die de boel graag voor de gek hield. Hij was vorige week overleden.

Tijdens het gesprek op de gang had de vreemde man een telefoontje gekregen. Een raar gesprek was het geweest volgens oma. Over een inboorling die een hekel had aan de kleur kakkerlakbruin. Het was een heel gejojo om de inboorling goed te verstaan. De inboorling was door een impressario geboekt voor een theatervoorstelling in Nederland. Hij zou binnenkort op het toneel verschijnen. Maar nu twijfelde hij. Hij had het theater gegoogled en alles in het theater was kakkerlakbruin. Het stuk waarin hij zou spelen was van Shakespeare. Een pas ontdekt stuk. Iets over varkentjes wassen, hoofden leegmaken en rouwverwerking. Daarover zou Toontje dus nooit schrijven. Maar Shakespeare blijkbaar wel.

‘De draak van de rouw.’ Zo heette het stuk. Niets voor Toon. Die zou veel liever een spannend stuk schrijven over iemand die de loterij won. Wie zou hij of zij dan allemaal bellen? En wanneer? Meteen? Toon schrijft niet omdat hij beroemd wil worden. Hij schrijft voor zijn plezier. Roem laat hij graag over aan roemjagers. Aan de hemelpoort is straks toch weer iedereen gelijk. Wat maakt een beetje roem dan uit? Mocht de hemel überhaupt bestaan natuurlijk.

De vreemde man had oma gevraagd wat spiritualiteit voor haar betekende. Mijn oma, in de winter van haar leven, vond het een impertinente vraag. Het was hoogzomer en ze wenste nog te genieten van haar onafhankelijkheid. Aan afhankelijkheid had ze een broertje dood. Ze weigerde de vraag te beantwoorden. ‘Waar smaakt je favoriete muziek dan naar?’ had de man vervolgens brutaal gevraagd. Wat een lef.

Oma was compleet overrompeld door zoveel openheid, zoveel directheid, zoveel vragen. Daar had ze dan gestaan, op de gang met een vreemde man. De zon was zojuist prachtig ondergegaan. Vlinders dwarrelden in haar buik. Helaas te laat om er nog van te kunnen genieten. Voor de voeten van de vreemde man was ze ingestort. Hij had haar gezicht bestudeerd. Onmiddellijk gezien hoe de voorbije jaren haar vragen hadden gesteld en tevens antwoorden hadden gegeven. Het stond allemaal in haar gezicht geschreven. Ze pasten als kleine puzzelstukjes in elkaar. Grijze groeven linkten alles aan elkaar.

Ondanks de wilde vragen had oma nog lang geluisterd naar de mooie vreemde man. Toontje Bottel bleef gemengde gevoelens houden. Was ie wel zo vreemd, die man? En wat had hij nog betekend voor zijn oma? De vragen en gevoelens bleven in het duister hangen. Zouden ze nog ooit het licht zien?

Geschreven n.a.v. 16e schrijfopdracht op ColumnX (december 2015), van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
- Oefen dagelijks met het schrijven van Schrijfveren.
- Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
- Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice
- Een schrijfveer houdt in dat je voor iedere dag een woord, zin of uitdrukking krijgt, waar je een kwartier lang associatief (zonder nadenken) op los mag gaan.
- Ik heb er voor gekozen om alle schrijfveren in een column te vatten. Het duurde wel iets langer dan een kwartier.
- De schrijfveren voor de maand december zijn:
1 flessendrager - 2 past je naam bij je? - 3 gemengde gevoelens - 4 de geur van een oud tapijt - 5 het grootste geschenk - 6 opeens werd alles duidelijk - 7 onverwacht bezoek - 8 vulkaanuitbarsting - 9 het leven is als een ... - 10 schoenen die er niet bij passen - 11 de kleur van een auto - 12 iets belangrijks verloren - 13 leren timmeren - 14 vers van de pers - 15 alleen de verbeelding is echt - 16 telefoon van een onbekende - 17 alles was kakkerlakbruin - 18 jojo - 19 wie geboekt heeft, moet verschijnen - 20 daar zou ik nooit over schrijven - 21 de draak van de rouw - 22 wie zou je bellen als je de loterij won - 23 ik schrijf niet omdat ... - 24 aan de hemelpoort - 25 wat betekent spiritualiteit - 26 hoogzomer - 27 (on)afhankelijkheid - 28 waar smaakt je favoriete muziek naar? - 29 de zon ging prachtig onder - 30 wat miste je als kind - 31 jaren die vragen stellen en jaren die antwoord geven

02-12-2015

Tekstinvoer

Heeft u nog iets in te voeren?
Wat dacht u van woorden?
Op papier of in gedachten?
Beide!
Moeilijke of makkelijke?
Beide!
Dure of goedkope?
Beide!
Legt u ze dan maar eens op tafel.
Allemaal!
Allemaal.
Vooruit dan.
Oef, dat wordt flink tellen. De woorden in gedachten ontbreken. Kunt u die nog even opschrijven?
Daar vraagt u wat. Dat gaat wel even duren.
Ik heb de tijd.

Twee dagen later liggen er dertig A4'tjes op de grenstafel. Een complete dichtbundel. De rekening is snel gemaakt.

Dat is dan drieduizend euro.
Drieduizend?
Drieduizend. De moeilijke en dure woorden kosten vijf euro. De makkelijke en goedkope een euro. Per woord uiteraard.
Kan ik het overmaken?
Contant betalen graag.
Wit?
Zwart mag ook.


Ook gepubliceerd op 120w

30-11-2015

Schrijfveren November 2015 (16 t/m 30)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


16. Gesmoorde geluiden

Ze huilen overdreven met groot kabaal. Draaien zich naar elkaar toe en wentelen zich in druipend vet. De tranen spetteren even later de pan uit. De kok heeft het niet in de gaten. Het drama dat zich in zijn koekenpan afspeelt. Hij is er met zijn gedachten niet bij. Zijn ogen turen over een plakkerige bladzijde van zijn kookbijbel. 'Houd de pan in de gaten en het vuur laag'. Te laat. De worstjes schreeuwen moord en brand en staan doodsangsten uit. Het vet spettert uit de pan op de hand van de onhandige kok. Maar dit keer is hij goed voorbereid. Snel stopt hij zijn hand in de wijnkoeler gevuld met Kellergeister, ijs en ijskoud. De hand sist heel even. Het vet stolt onmiddellijk en komt in bolletjes bovendrijven. Snel draait de kok met zijn andere hand het vuur laag. De worstjes komen tot rust en sputteren niet langer tegen. Van kwaadheid zijn ze zojuist uit hun vel gesprongen. Nu berusten ze in gebarsten huid. Zwijgzaam. Woede gesmoord.


17. Een inheems woord

De 'Bond tegen Vloeken' staat voor mijn deur. Er zijn zo van die momenten dat je liever niet de bel had gehoord. Batterij leeg. Zoiets. Maar nee. Voor me staat een klein vrouwtje in plissérok met grote ijzeren speld. Haar bruine regenjas hangt open en aan haar linkerarm, om precies te zijn, in de holte tussen onderarm en bovenarm bungelt een grote tas. Ze houdt haar hand in een knuist ter hoogte van haar platte borst stevig tegen haar lichaam geklemd. Ik was nochtans niet van plan haar tas af te nemen. Mocht ze dat denken. Ik vraag me af of ze in de gaten heeft hoe non-sexy ze aan mijn deur staat. Ze wil me iets verkopen dat is duidelijk. Maar dit is niet de juiste aanpak en aankleding. Bovendien ook niet het geschikte moment. Het is negen uur in de ochtend. En ik, ik ben geen ochtendmens. Ze steekt een folder naar me uit. Bond tegen Vloeken.
Ik vertel haar dat ik daar niets mee op heb. Vloeken lucht juist op. Zeker bij de inzet van krachttermen en vruchtvlees. Het vrouwtje trekt een zuur gezicht. Ik kom dus blijkbaar binnen en zet door. Kijk mevrouw, 'kut' is een inheems woord en daarnaast kort en krachtig. Het wordt door iedereen gebruikt. Al jaren. Nee, ik maak geen onderscheid in sekse. Mannen en vrouwen bezigen het voortdurend. Het is van alle tijden. Je kunt het in je mond prettig uitstoten. Het geeft aangename perslucht, voor in de mond en geeft ontspanning en een aangenaam gevoel op de lippen. Doet u het maar eens. Ja, een paar keer achter elkaar. En ... en ... lucht het op? Ja, hè. Ziet u wel. Nou, dag mevrouw. O ja. De buren slapen nog. Slaat u die gerust over. Prettige dag nog verder.


18. Zoveel manieren om een sjaaltje te strikken

De man stond op de stoel en wist voor een moment geen blijf met zichzelf. Hij hield een sjaaltje in zijn hand en vroeg zich af waarom? De man was blijkbaar in de war. Hij keek wat verdwaasd om zich heen. Leek om hulp te vragen. Maar er was niemand in de ruimte aanwezig. De zolder was niet bepaald een plek waar veel mensen kwamen. Stoffig en vol herinneringen pijnigde de man zijn hersenen en keek staand op de stoel nog eens naar het sjaaltje. Vervolgens tuurde hij de ruimte af, een beetje wezenloos. Totdat zijn oog viel op het plafond. Hij keek beurtelings naar het plafond en naar de hand die het sjaaltje droeg. Het was een open plafond. Je kon duidelijk de balkconstructie zien van de Franse kap. Het was een oud huis met een oude zolder waar de man zich bevond. Zelf was ie ook behoorlijk oud. Samen waren ze oud geworden. Het huis, de zolder en de man. Vroeger deelde de man het huis en de zolder met veel mensen. Nu voelden ze alle drie verlaten en eenzaam. Het sjaaltje had hij uit de oude klerenkast gehaald. Een mooi zijden sjaaltje. Nog eens keek de man naar het plafond, naar de grote eiken balk. Vroeger had daar nog een schommel gehangen. De tranen liepen uit zijn ogen. Hij frutselde wat aan de sjaal en vroeg zich nog eens af, hoe die sjaal nu het beste te strikken? In een keer.


19. Graanvelden

De onmetelijkheid van graanvelden fascineert mij telkens weer. Dat geldt ook voor de begrenzing. Vreemd eigenlijk die dubbelheid. Want hoe kan iets dat onmetelijk oogt toch een gevoel van begrenzing geven? Mijn hersenen raken in tweestrijd. Enerzijds maken ze een voorzichtige berekening. Tot aan de horizon reikt het graanveld. Maar hoeveel meters is dat eigenlijk? Iets in mij zoekt controle en meet afstand. Alsof de afstand bepalend is voor mijn controle. Ik schat zo'n tweehonderd meter. Het is een groot graanveld. Anderzijds dwingen mijn hersenen me het graanveld in te lopen. De begrenzing te doorbreken. Een weg te zoeken naar de horizon. Het is dan wel noodzaak de grensbewaking te doorbreken. Los te laten. Daar is moed voor nodig. En brood. Brood is broodnodig voor ieder onderzoekspad. Al is het maar om de weg aan te duiden. In een graanveld kun je immers makkelijk verdwalen. Daar sta ik dan met mijn dilemma's. Ach, was ik maar Klein Duimpje. Dan had ik door de hoge graanbomen het graanbos nooit hoeven zien.


20. Vitrage

Droevig tuurt de sanseveria vanachter de vitrage naar de straat. De vitrage ruikt muf geel. De mensen, de fietsers en de auto's die achter het raam passeren lijken allemaal vol geplakt te zitten onder vitragerag. In een fijnmazig net met hele kleine miniruitjes. De sanseveria kijkt kort op de klok die achter de bar hangt. Nog heel even en dan komt de vitragespin zijn buit bekijken. Althans dat hoopt de vitrage. Kijk hij zit al in de hoek van de vensterbank. Klaar voor zijn inspectieronde. Misschien neemt de spin vandaag weer wat tijd om een praatje te maken met de sanseveria. Het zijn dikke vriendjes met elkaar. Tot voor kort. Wat er eergisteren gebeurde heeft de vriendschap behoorlijk op spanning gezet. De spin had een vette bromvlieg in zijn net gespot. Omdat hij een enorme berenhonger had was hij in zijn haast wat onhandig over de vitrage gelopen. Zo hard dat de vitrage opwaaide en in de sanseveria was gevlogen. Daar was de vitrage blijven hangen. Precies op het puntig blad waar de ogen van de sanseveria zaten. Die kon daardoor niets meer zien. Hij was enorm uitgevallen tegen de spin. De spin was daar zo van geschrokken dat hij zonder zijn buit te plukken weer terug in zijn vensterbankhoek is gaan zitten. Twee dagen al had ie niet meer gesproken met de sanseveria. Dat was too much voor de sanseveria. Hij had zich dan ook voorgenomen om het vandaag goed te maken met de spin. De sanseveria telde de tijd langzaam af. In de spin zat geen enkele beweging. Leefde die nog wel?


21. Kamperfoelie

Mijn tuin houdt van kruiden en onkruiden. Het is een bijzondere tuin. De tuinman is er niet blij mee. Het onkruid overwoekerd alles. Wat te doen? Wel duizend boeken heeft de tuinman gelezen. Een complete letteren- en kruidenstudie heeft de tuinman erg belezen gemaakt. Nu wordt het tijd om het gelezene eens toe te passen. Maar het wil niet echt vlotten. De meeste boeken gaan over kruiden. De onkruiden worden op een of andere manier uit de boeken gelaten. Een onkruidcomplot lijkt hieraan ten grondslag te liggen. Maar een beetje tuinman geeft nooit op. Dat is nogal wiedes. Tijd om raad te vragen. Nou wil het toeval dat achter de tuin van de tuinman, die overigens behoorlijk diep doorloopt, mensen wonen. Omdat de tuinman wat schuw is heeft hij deze mensen nog nooit aangesproken. Dat is ook ingegeven door de melkman, die dagelijks als een van de weinigen in de kennissenkring van de tuinman een praatje maakt met de tuinman. De melkman heeft de tuinman gewaarschuwd voor zijn achterburen. Het zijn kampers. Maar nood breekt wet. De kampers hebben namelijk helemaal geen onkruid in hun tuin. En nu wil de tuinman wel eens weten waarom? Had die dat maar eerder gedaan. Het antwoord en daarmee de oplossing is zo simpel. De kampers, die uit Engeland kwamen, hadden een hele simpele tip. You know man. Kampers fool je niet. Put some kamperfoelie in your garden and everything will be all right. This herb herbs the worst onherbs. Look at our garden. Do you see any onherb? Daar hadden ze een punt. Er groeide werkelijk waar geen sprietje onkruid in hun tuin. Daarbij moet wel gezegd dat dat ook haast onmogelijk was tussen alle stoeptegels.


22. Wat staat er op je bureau?

Een aquarium met twee goudvissen. Ik kijk er iedere dag na en denk dan. Wat hebben wij het toch eigenlijk als mens goed. Ik zie de vissen almaar rondjes zwemmen. Soms wisselen dat af met afwisselend naar de bodem duiken en naar de waterspiegel. Dit doen ze kussend. Met hun oranje lippen zoenen ze beide oppervlakten. Het ondervlak en het bovenvlak. In het dalen en opstijgen geven ze het water de hele tijd kusjes. In het op en neer zwemmen eigenlijk ook. Het zijn echte zoenvissen, die goudvissen op mijn bureau. Hoe langer ik er naar kijk hoe meer jaloers ik word. Ik wil dat ook wel. De hele dag zoenen. Iets mooiers is er toch niet? Een beetje badderen in het water en de hele dag kusjes geven. Of zou dat op den duur toch saai worden? Aan de vissen is het niet af te lezen. Zij zoenen de hele dag alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. En dat is in een mensenleven natuurlijk niet. Daar moet geld verdiend worden, het huishouden gedaan worden, de kinderen opgevoed, de hond uitgelaten, dag in dag uit. Gen tijd voor kusjes. Nou, vooruit dan, bij het afscheid nemen in de ochtend en bij het thuiskomen in de avond, voor het slapen gaan als toetje. De vrouw en de kinderen dan. Niet de hond. Dat is vies. Hij wil wel. Maar mag niet. Een knuffel daar blijft het bij. Thuis hebben we ook een vissenkom. Nu begrijp ik ook waarom onze hond regelmatig voor het glas naar de vissen tuurt en zo nu en dan blaft. Pure jaloezie. Kussende vissen. Het blijft een genot om naar te kijken. Zelfs op kantoor.


23. Borstvoeding

Ik geef mijn borst regelmatig te eten. Zalfjes heeft ie het liefste. Daar houdt mijn borst van. Hij slurpt ze op. Nivea, dag- en nachtcrème, massageolie, jij kan het allemaal hebben. In de zomer aftersun in de winter soms een pakking. Gewoon omdat het lekker is. Mijn borst is het meest vertroetelde lichaamsdeel dat ik bezit. Fier ben ik erop. Hij is ook fier op mij. Dat laat ie mij regelmatig zien in de spiegel. Dan blaast hij zich extra stevig op, waarbij heel soms de tietjes ondeugend omhoog steken. Ze denken dat ik dat niet zie. Maar ik weet beter. Ze proberen zich te verstoppen in het borsthaar als ik te lang kijk. Maar ze ontkomen niet aan mijn blik. In het weekend ga ik er stevig met de borstel doorheen. Niet door mijn tietjes natuurlijk, maar door mijn borsthaar. Na het douchen maak ik er dan kleine krulletjes van. Die voelen lekker zacht. Een vers T-shirt aan en ik ben klaar voor de dag. Winterdag of zomerdag, het maakt niet uit. Altijd gekleed in een wit T-shirt met smal boordje. Ik heb een hekel aan T-shirts met een grote boord. Het is geen gezicht. Zeker niet met een blouse erover heen. Het borsthaar mag ook niet boven het T-shirt uitkomen. Ik scheer het dan ook altijd een beetje tot vijf centimeter onder de rand. Ik zorg goed voor mijn borstje. Dagelijks zijn portie voeding en zo af en toe een borstelbeurt.


24. Die keer dat je geen hulp bood

Ja, ik weet het. Ik ben hulpverlener. Bedrijfshulpverlener om precies te zijn. En ja, ik draag een hesje. Een oranje hesje met hele grote letters in fluo. BHV. Ik mag een keer per maand in de baas zijn tijd brandjes blussen. Dat is mooi meegenomen. Buiten de baas zijn tijd doe ik het ook hoor. Brandjes blussen. Met water, schuim en ook met deksels en zand. Gewoon een kwestie van een van de essentiële bronnen wegnemen. Zuurstof, brandstof of ontsteking. Ik houd dan ook altijd mijn adem in als ik mijn elektrische auto stekker. Gewoon voor de zekerheid. Als hulpverlener mag je nooit de hulp weglaten. Ik heb dan ook altijd een hulpje bij me. Die zet ik in bij de meest gevaarlijke situaties. In hoge uitzondering bied ik in de zware gevallen ook hulp. Maar dat doe ik alleen bij mensen die boven de 150 kilo wegen. Gelukkig zijn dat er niet zoveel. Al zeker niet op mijn werk. Twee om precies te zijn. Mijn hulpje en ik. Jammer maar helaas. Ik weet het. Ik ben geen goede hulpverlener. Niet echt geschikt voor de job. Maar ja. Niemand wilde op mijn afdeling. Helemaal niemand. Dan bied ik hulp. Dan spring ik in. Dan red ik de zaak. Mijn afdeling. Had ik het maar niet gedaan. Die ene keer. Maar ik deed het wel. Aan iedereen uiteindelijk. Behalve mezelf.


25. Daar zou ik nooit naartoe gaan

Naar het voetbal. Daar wil ik nooit naartoe. Ik houd er gewoon niet van. Al die idioten die zich als een malloot verkleden. Begrijp me niet verkeerd. Ik houd best van ballen. Maar niet die met de voet. Ik wil meer. Bij mij houdt het verkleden niet op bij de voet. Ja, ik weet het, er zijn genoeg manieren om een leuke of sexy sok of kous aan te trekken. Ik heb het een keer geprobeerd. Het was ook nog eens gemaskerd. Een gemaskerd voetbal. Nou, ik kan het je vertellen. Nooit meer. Allemaal van die flauwe liedjes ook. Seksuele hieling. Ik doe het niet meer. Het soks. Nee, geef mij maar ballen waarbij goed wordt ingepakt. Dan valt er ook veel meer uit te pakken, achteraf. Mijn favoriet zijn de gemaskerde ballen. Op zijn Middeleeuws. Dan kun je nog eens lekker onder de hoepels duiken. Korsetten ontrijgen. Pruiken snuiven. Veel meer uitdaging. Nee, een voetbal vind ik helemaal niks. Al helemaal niet als het ook nog eens een kinky voetbal is. Met roze maillots of gatenkousen. Bah. Niets voor mij.


26. Helm

Dat vind ik nou zo mooi. Helm. Zeker in de duinen. Ook erg handig. Je kunt er niet genoeg van meenemen. Van helm. Groen, blauw, rood. Het maakt niet uit. Het helpt tegen gierende wind. Het beschermt de oren en ogen. Tegen zand. Tenminste als je de helm een beetje gebukt houd. Helm heeft ook een erotische werking. Zeker las je het heel zacht en fluisterend uitspreekt. 'Helm, helm, helm ....!' Onweerstaanbaar zwoel klinkt dit woord. Ik kan er uitermate opgewonden van raken. In helm kun je ook makkelijk kledij verbergen. Nadat je vol overgave natuurlijk eerst het woord een aantal keren zwoel hebt uitgesproken. Zorg dan wel dat je in de buurt van een pan bent. In helm en pan kun je je uitstekend verbergen. Zelfs uitstekende voorwerpen worden hierin goed verborgen. Desnoods steek je ze in het zand. Als de nood echt hoog wordt. Zorg ook altijd dat je voldoende zonnecrème bij je hebt. De zon kan je zomaar overvallen in helm en pan. Je wil echt geen panne krijgen aan je lijf en leden op het moment suprême, echt niet. Helm. Iets mooiers bestaat er niet.


27. Opgesloten in de lift

Heeft u dat nu ook. U zit in de lift en ineens heeft u er genoeg van. Genoeg van in de lift zitten. Veel liever begeeft u zich op de begane grond. U weet wel, met beide voeten. Op de grond ja. Oké, de opwinding ban het in de lift zitten heeft natuurlijk ook zijn charme. Maar het put ook uit. U weet namelijk niet waar uw lift eindigt. Waar is de horizon? Waar is het plafond? U kunt boven uw lift uitstijgen en wat dan. Dan wordt mogelijk uw kop afgehakt. Boven het maaiveld. Weet u wel. Niet doen zeg ik dan. Retourtje begane grond bij voorkeur. Desnoods laag bij de grond. Ik bekijk ook altijd het aantal verdiepingen, zeg maar hindernissen die ik moet nemen, als ik in de lift zit. Voor je het weet wordt je op handen gedragen naar de bovenste etage en zit je zo aan je plafond. Niet leuk. Saai. De verveling neemt toe. En de angst. Angst? Ja, angst. Om weer te dalen. Waar dacht je dat die lift je naartoe bracht dan. Naar het einde misschien? Niet doen. Gewoon retourtje begane grond. Houdt het zweven vanzelf op. Wordt je veel gelukkiger van.


28. Een lijstje van metaforen voor 'zonsondergang'

Ik wil het niet meemaken. De ondergang van de zon. Veel te dramatisch. Waar moeten we dan van leven? Ik wil niet dat de zon ondergaat. Ik wil de zon ondergaan. Eeuwig. Maar hij mag dat zelf niet doen. Dat ie dat maar uit zijn hoofd laat. Als de zon ondergaat zijn we overgeleverd aan de maan. Wie wil dat nu? Altijd maar verblijven in het donker. Het is een schemerlamp vergeleken bij de zon. Laat de maan maar ondergaan. Ik koop zelf wel een paar lampen. Voor dat stukje nacht en duisternis. Nee de zon mag nooit niet ondergaan. De maan wil ik desnoods wel ondergaan. Dat schijnt romantisch te zijn. De liefde bedrijven in de maneschijn. Maar het is niet echt. Toch? Het is maar schijn. Veel liever verblijf ik onder zonnegloed. Een zonsondergang wil ik never nooit niet meemaken. Ook niet op de foor. De zon zien ondergaan op een foor is het meest dramatische wat er bestaat. Met de zon gaat ook de foor ten onder. Metadramatisch. Metaforisch. Niet doen zon. Ik wil je graag nog even bij me houden.


29. Zwarte sokken

Ik heb ze geteld. Vijfhonderdduizend paren heb ik al gesleten. Voor mijn gevoel dan. Ik ben een echte gevoelsteller. Sorry hoor. Ik draag ze zwart omdat ze overal bij passen. Net als mijn ondergoed. Behalve bij een witte doorschijnende broek. Kort of lang maakt dan niet uit. De broek bedoel ik. Het schijnt dan door de sokken en de onderbroek. Geen gezicht. Het ziet uit als een vale zebra. Ik heb het een keertje gedaan. Gekleurde sokken gekocht. Lichtgrijs waren ze. Maar nee hoor. Het voelde niet goed. De hele dag liep ik aan de lichtgrijze sokken te denken. Zou iemand het zien? Ik voelde me heel bloot. Bij de Zeeman heb ik toen onmiddellijk nieuwe zwarte sokken gekocht. Tien halen, vijf betalen. Ik moest wel zelf in de bak de linker- en rechtersokken bij elkaar zoeken. De juiste maten ook nog. Ben bijna drie uur bezig geweest met zoeken en passen. Tijd is geld. Ik heb dan ook bij de kassa geld terug gevraagd. Hoeveel ik in gedachten had? Nou mijn uurloon is tachtig euro. Ik heb ze gematst. Heb maar twee uur doorgerekend. Ging ik toch mooi naar huis met tien sokken en honderdzestig euro. Zwart geld. Wat moet ik ermee?


30. Ontsnappen

Niets zo vervelend dan winderig zijn in gezelschap dat opgevoed is met etiquette. Ontsnappen lukt eenvoudig niet. Het is namelijk not done om van tafel te gaan tijdens de maaltijd. Ik besluit het toch maar even bespreekbaar te maken. Dat lucht in ieder geval op.

Beste mensen, mag ik even uw aandacht. Freule Stoeterwaal van Derrière valt bijna van haar stoel. Wie durft hier onaangekondigd aandacht te vragen? Hoe brutaal? Dat is toch alleen aan haar? Ze wipt vlug op het puntje van haar stoel richting rugleuning. Affront, hopelijk ziet niemand het.

Ik zit met een klein probleem. Het kan twee kanten op en het heeft alles te maken met ontsnappen. Ha, ontsnappen, een raadsel, zie ik een hoop mensen denken. En nee, het is geen spelletje Cluedo. Er is niemand vermoord. Nou ja, niemand. Hooguit de mosselen die ik zojuist gegeten heb. En daar zit juist mijn kleine probleem.

Ik wordt een aantal blikken gewaar van freules en baronnen die in ieder geval nooit de oorlog hebben meegemaakt. Gepoederd wereldvreemd kijken ze afwisselend naar elkaar, naar het plafond en naar mij. Zegt u het maar. Roept de freule aan de andere kant van de tafel. Ze houdt een koehoorn tegen haar rechteroor. Luid graag.

Nou kijk. Er zijn twee zaken die op dit moment willen ontsnappen. Ik in zijn geheel en daarnaast een tijdelijke gedeelte in mij. Een hoopje zogezegd. Het vervelende is dat het hoopje klaar ligt om mijn lijf te verlaten. Met andere woorden als ik niet in zijn totaliteit heel even mag ontsnappen, dan ontsnapt een gedeelte van mij. Met een vleugje wind zogezegd. En ik vind. Dat er in deze lastige situatie een uitzondering gemaakt moet worden op de etiquette. Ik zie zelf geen andere uitweg. Aan u de keuze.

Gaan, gaan, gaan. Roept het gezelschap in koor. Te laat. Gone is the wind.

Columns van Harrie (November 2015)


IS en ZIJN / Verkeer / 03-11-2015

Ik ben op zoek naar het land van IS. Voorzichtig parkeer ik mijn TARDIS in een grote bak met zand. Het schijnt dat zand nogal kan opwaaien. Dat kan dan in de ogen vliegen. Mensen met zand in de ogen ogen verstrooid. Dat is wat zand kan doen. Verstrooien. Zeker in de grote zandbak waarin ik ben geland is dit aan de orde. Dagelijks. Aan mij de taak om de verstrooiing op te heffen. Een ijdele zaak, aldus mijn chef aan de Andere Kant. Hij heeft me dan ook veel succes gewenst.

Eerst maar eens de weg vragen. Ik zie een man met achter zich een raar groot harig beest en twee afgezakte bulten op zijn rug. Het beest dan. Zelf draagt de man een geruite doek op zijn hoofd. Vanwege de zon waarschijnlijk. Die is onnoemelijk heet in de woestijn. De zon dan. Hij heeft nog nooit gehoord van een land IS. Het komt niet voor in zijn geologisch vocabulaire. De man blijkt een wetenschapper te zijn, een wiskundige, een filosoof. Ik heb heel even moeite hem te verstaan. Moet vreselijk wennen aan zijn gebrabbel, dat van diep achteruit de keel naar voren rolt. Ik schakel voor de zekerheid mijn translator in.

De man is een musliman. Ik snap nu ook zijn gebrabbel. Hij vertelt nogmaals dat hij geen land kent dat IS heet. Hij kent het woord wel als een uitgang van het werkwoord ZIJN. Aha, naast wiskundige en filosoof ook een taalman. Alfa meets beta. Dat mag ik wel. We belanden in een interessante discussie over taal en wiskunde. De musliman draaft wel door merk ik. Dat is niet te zeggen van het harig beest achter hem. Die kauwt zich helemaal sappel met de ogen dicht. Het beest stinkt ook. Het ruikt bepaald niet aangenaam. Gelukkig staat er een windje en ik vraag de musliman of hij met het harig beest een kwart slag wil draaien. Maar daaraan blijkt de musliman een broertje dood te hebben. Aan draaien. Daar houdt hij helemaal niet van. Volgens hem is er maar een weg. En die is rechtdoor. Vreemde man. Hij heeft het ook voortdurend over een zekere Alla. De enige weg. Ik snap er niets van. Ik denk, alla, laat maar even gaan. Ik weet bij god niet waarover hij het heeft. Vast iets filosofisch.

In mijn oor krijg ik nu wat instructies ingefluisterd. Het interdigitaal contact met de Andere Kant bevalt mij geenszins. Mijn chef zegt dat ik alles met betrekking tot Alla even moet mijden omdat het tot zinloze discussie lijdt. Ik moet mijn eigen pad volgen en verder op zoek gaan naar IS. Ik neem afscheid van de musliman. Zeer tegen zijn zin in. Het harig beest achter hem spuwt gemeen op de grond. Raar stel, die twee.

Aan de horizon klinkt gedonder. Daar moet ik zijn. Het is een teken. Vast. Het land van IS schijnt in oorlog te verkeren. En waar donder en rook is daar is vuur. Omdat de horizon verder is dan ik dacht en niet in een fata morgana valkuil wil vallen besluit ik nog een stukje te reizen met mijn TARDIS. Al snel beland ik in strijdgewoel. Ik zie een hele hoop mannetjes in jurken en hoofddoekjes als bezetenen met hamers en bijlen indrukwekkend grote gebouwen bestormen. Grote torens slaan en hakken ze in puin. Gelijk zandkastelen storten ze in. De gebouwen dan. Ik vraag aan een van de mannen waar hij mee bezig is? Waar hij oorlog tegen voert? De man kijkt me verwilderd aan en antwoord fel.

Tegen Zijn. Ze voeren oorlog tegen ZIJN. Ze kunnen het niet verdragen. Al dat ZIJN. Ik begrijp er even niets van. Is dit dan het land van IS? Ja, dit is het land van IS. Het voert oorlog tegen ZIJN.

Het gaat mij nu even boven mijn pet. De muslimannen hameren en hakken oorlogszuchtig verder. De gebouwen van ZIJN houden niet lang stand. Op iedere ingestorte hoop zand plaatsen de muslimannen een grote vlag. IS. De enorme zandbak die zich voor mij uitstrekt staat er vol mee. Ik ben aangekomen in het land van IS. Een land vol grote witte wapperende windmolens. Zo lijkt het. Mensen kom ik niet meer tegen. Alleen maar lichamen en hoofden. Ik moet enorm huilen. Het zand is besmeurd met bloed. Ik begrijp nu ook ineens de verstrooiing. Hoe haal ik in vredesnaam het zand nu uit de ogen? Het zand uit de ogen van muslimannen die verkeren in blinde woede. Er is geen beginnen aan. Goede gesprekken helpen hier niet meer. De rede is in de woestijn allang vermoord. Hamers, bijlen, geweren en kanonnen regeren. Stukken mensheid zijn verdwaald. In tijd en zand. Zand- en landlopers, ze zijn op hol geslagen. Kon ik de gaten maar dichten in de zandlopers. Maar, helaas, ik heb alleen maar stenen van Sisyphos tot mijn beschikking. Geslepen zand glijdt tussen vingers. Ik kan alleen nog maar hopen, op vrede tussen IS en ZIJN.

Mijn TARDIS en ik worden terug geroepen naar de Andere Kant. Het is trop tard, non de dieu!


Brabants licht / Verkeer / 08-11-2015

Het is laat in de avond en al behoorlijk donker. Voor november ongekend warm. Het komt niet door de vreemde lichtobjecten die hier rond mij gloeien. Maar het blijft een vreemde gewaarwording. Al dat licht in november.

Ik ben op pad gestuurd door mijn chef. Hij werd geïntrigeerd door lichtflitsen die van de aardbal stuiterden. Een echte klus voor mij. Mijn TARDIS flink gas gegeven en in no time ergens midden in Brabant geland. De Brabantse kempen. Je moet er maar op komen. Ik moet altijd aan hanen en vechten denken, bij kempen. En een beetje aan boeren natuurlijk. Dat volgt als vanzelf. Gelukkig heb ik altijd goed opgelet bij aardgeschiedenis en wist ik van de hoed en de rand.

Daar liep ik dan vol verwondering. De stad waarin ik mij bevond liep leeg. Met aan boodschappentassen vastgeklonken mensen. Waar was ik ook alweer naar op zoek? Naar lichtflitsen gekatapulteerd richting ruimte, om precies te zijn, richting intergalactica. En ik vond ze. Maar pas na lang zoeken. Iedereen was het paadje kwijt.

Waar loopt nu toch die route? Die gigantisch mooie lichtroute? Dat was wat de mensen zich afvroegen. Ze zagen gewoonweg het licht niet meer. Waren het kwijt. Jarenlang liep het licht als lopend vuur over dezelfde weg. Maar nu niet meer. De kerk als centrum van licht dat zou een goed startpunt zijn geweest. De kerk die dit jaar, naar ik vernam, niet in 2 maar in 3D genomen was. Vanuit het treinstation had ik mij graag verrast willen zien. Maar dat was ook dit jaar geen optie. Er stond geen enkel lichtobject voor het station. Vreemd. Heel vreemd.

Architectuur en natuur waren de drijfveren die dit jaar lagen onder de route. De route? Over welke route hebben we het nu in hemelsnaam? Maar het werd me al snel duidelijk. Een plattegrond leidde me dwars door aaneengeklit, ongeduldig dringend mensenvlees, door stad, tuin en park. Op vele plaatsen was koek en zopie voorzien. Chic, dom en best lastig als je pakweg honderd mensen tegelijkertijd bij een pleisterplek, espresso wil serveren. Is daar over nagedacht? Nee. Dat doen we in het intergalacticum wel beter. Daar serveren we gewoon DE koffie. Een betere bestaat er niet. Gelukkig had ik een goedgevulde thermoskan bij me.

Nou, ik heb de lichtflitsen uiteindelijk gevonden. Het waren er veel. Heel veel. De indrukwekkendste gaf vuur. Echt vuur. Meters omhoog gezwiept door ventilatoren en benzine in een grote circuswand van plastic. Spectaculair. Daarvoor moest je wel eerst een bos betreden in de vorm van een kathedraal. De zijbeuken van het schip bleken warempel echte beuken. Knap hoe hier het huis van een lieve heer met licht tot leven werd gewekt. Helemaal filosofisch werd het bij de paardenbloemen van plastic. Naar ik mij liet vertellen waren er pakweg 70.000 plastic flesjes aan gespendeerd. Eerst gefileerd en daarna zorgvuldig uit elkaar geknipt, daarna in het licht gezet. In bolvorm op een stokje. Mooi. Ik kan niet anders zeggen. Maar dat onze chef daar nu wakker van ligt is mij een raadsel.

Langs het water in het park schoot ik even vol van lichtgolven. Ze spiegelden in het water en maakten iedereen stil. Het vormde een brug in stilte tussen alle aanwezigen. Dan maak je indruk. Op publiek en op het gemoed. Ook deze lichtflits was niet besteed aan mijn chef. Heb er toch maar een foto van gemaakt. Ter inspiratie. Streepjes licht voor en achter in vierkante vlakken hangend tussen bomen riepen herinneringen op aan oude televisies en testbeelden. Nachtelijke regenbogen maar dan horizontaal. Het geklapper van de linten gaf het licht een nieuwe dimensie. Het prikkelde aangenaam in ogen en oren. Die aardlingen wisten toch wel van wanten. Dit wist mijn chef zeker te waarderen.

Tot slot het klapstuk voor het stadhuis. Mocht je niet op vakantie kunnen naar zonnige oorden dan is een bezoek absoluut aan te bevelen. Op het plein is een raamwerk van exotisch wandtapijten van licht opgetrokken dat de vormen aanneemt van een Oosterse stad. Een feestelijke sfeer wordt gecreëerd door een Brabantse crooner die zijn tophit vertaald hoort in alle talen van de wereld. Wet twintig minuten lang. Ja, ik weet het, het is een lange zit. Maar daarna weet je voor eeuwig, in Brabant daar brandt nog licht.

Met een gerust hart nam ik afscheid van de lichtshow en meldde mijn chef het goede nieuws. De lichtflitsen waren allen zeer milieuvriendelijk en roerend en duurden nog slechts zeven nachten. Wie ligt daar nu wakker van? Aldus sprak Dr. Glow.


Tumbleweeds / Verkeer / 16-11-2015

Het zand waait door mijn ogen en ik probeer de trein te volgen. Een bijzonder vervoersmiddel in een woestijn. Zorgvuldig wordt de trein geïnspecteerd door een vrouw op een kameel. Zij is op zoek naar wat. Wat is niet onbestemd. Iedereen is wel op zoek naar wat.

Ik ben op een bijzondere missie en mijn chef wil dat ik direct rapporteer. Hij is zeer geïnteresseerd in het wat. Niet in het waarom. Dat vindt ie veel minder interessant. Het wat daar draait het om. Dat heeft te maken met zijn onbedwingbare behoefte aan duidelijkheid en directheid. Een diep intens consumptief verlangen. Zo noem ik het. Ook het wie vindt hij nauwelijks interessant. Hij wil weten wat er speelt, niet wie en waarom? Ja, ik weet het, ik heb een vreemde chef. Een tumbleweedje, noem ik hem wel eens schattig.

Het zandcentrum bevindt zich op moeder aarde. Dit keer in geslepen vorm. Vervelend spul dat zand. Met verstrooide ogen speur ik de einder af. Ik draag een folder bij me van de Efteling. Mijn chef vertelde mij dat de aarde een groot pretpark is en duwde mij vlak voor vertrek een folder in de handen. Het mooiste en beste pretpark van moeder aarde. Daar moet ik het mee doen. Als richtingwijzer. Ik sla de folder open op bladzijde dertig en zie een sprookjesbos voor mij. Een fakir die door de lucht zweeft op een vliegend tapijt. Vreemd heel vreemd. Moet ik daar naar op zoek?

Aan de einder van de zandbak waarin ik mij bevind zie ik nu ook een fakir rondzweven. Zijn tulband trilt los op zijn hoofd en ontspint zich als een grote vlag. Die wappert blauw, wit en rood door de lucht. De kleuren wapperen in de verkeerde volgorde. Althans, volgens mijn folder van de Efteling. Toch?

Een huilende kameel staat plots achter mij. Hij weent zoute zandtranen. Op de kameel zit een vrouw met een grote filmcamera. Zij maant mij even stil te staan. Ze kijkt gefascineerd naar mijn kleurrijke sjaal. Ik vraag haar waarom de kleuren die als een vlag boven de horizon waaien in de verkeerde volgorde staan. Hoezo verkeerde volgorde? Ik geef haar mijn folder. Ze begint te lachen.

De kleuren van de vlag in de folder wapperen boven elkaar en niet achter elkaar, zo legt ze uit. En ook nog eens omgedraaid. Dat is de reden van mijn verwarring. De kleuren in de lucht staan voor vrijheid, gelijkheid, broederschap. Van links naar rechts, in die volgorde. Blauw, wit en rood. In de folder ligt de broederschap bovenop de gelijkheid. Bijna verstikkend. De gelijkheid duwt de vrijheid dan weer compleet tegen de vlakte. Ik probeer het te verbeelden en moet nu ook lachen. Van links naar rechts duwt de vrijheid de gelijkheid richting broederschap, dat is veel fijner.

Aan de einder zie ik de fakir nu van zijn kameel vallen. Spiernaakt loopt hij op ons af. Hij geeft zich volledig bloot, wat best raar is voor een fakir. Meestal houden deze zich gehuld in groot mysteries. Maar deze niet. Hij lijkt lichtelijk in paniek te verkeren. Ook al vreemd. Meestal is een fakir de rust zelve. Ga heen, ga heen, roept ie ons toe. Ga heen. Waarheen vraag ik me af. Naar wat? Waarom en naar wie laat ik even aan me voorbij gaan. Op advies van mijn chef.

De vrouw met de filmcamera is weer op haar kameel gestapt en filmt de fakir in vol ornaat. Dat gaat tegen zijn religie in en snel houdt hij zijn handen voor zijn heiligdom. Helaas kan hij nu niet meer gebaren. Ik versta dan ook niets meer van wat hij zegt. De vrouw op de kameel lijkt niet meer bij te komen van het lachen. Ik ga er vanuit dat het op een of andere manier lachwekkend is wat de fakir verkondigt. Hij lacht nu ook. Zijn tanden bloot. Mooi.

Tumbleweeds rollen intussen keihard door de woestijn. Zij zijn op dit moment mijn enige richtingwijzers. Zij laten achter wat niet nodig is en nemen alleen datgene mee dat noodzakelijk is, voor een goede reis. Symbolisch dan, heel Zen. Moeder aarde verkeert in Zen, aldus de laatste berichtgeving die ik binnen krijg via radio Galactica. Alle windrichtingen schijnen er baat bij te hebben. Bij Zen. Eveneens de regio’s die eraan verbonden zijn. Maar van welk standpunt uit gezien dan? Vanuit het centrum? Vanuit de buik? Vanuit de buik. Dan is het goed.

Ik neem afscheid van de fakir en de filmvrouw. Zij hebben elkaar gevonden. En ik, ik ga verder met mijn missie. Op zoek naar wat. Wat waar is. Want wat is altijd waar. Dat rapporteer ik naar mijn chef. Wat is daar, waar wat waar is. Tastbaar. Dat vindt hij fijn. Voor luttele nanoseconden ben ik heel even zijn wie en waarom, ook al boeit hem dat niet, blijvend op zoek naar wat. Voortdurend op reis, onrustig en speels, als een tumbleweed. Stuiterend in het zand en zuigend als een spons. Nieuwe ervaringen stromen binnen. Ze vullen mijn verse reiskoffers met luchtspiegelingen en zandkastelen. Ik weet niks. Gelukkig maar. De fakir lacht. De vrouw filmt.


Stof tot nadenken / Verkeer / 22-11-2015

Ik land met mijn TARDIS op een nieuwe planeet. Mijn chef van de Andere Kant had hem gespot en ik mag op verkenning uit. De planeet is niet rond. Althans niet volgens het plaatje onder de microscoop. Onder de microscoop? Ja, onder de microscoop. In de minimicros tussen glasplaatjes heeft mijn chef nieuw leven ontdekt.

Leven? Wat is leven? Iets met pootjes, iets wat beweegt? Zwemt, vliegt, loopt of kruipt? Iets met organen, een hart, longen? Of iets met een ziel misschien? Plant, dier, ding? Happend naar zuurstof of andere ijle gassen? Iets met honger? Naar eten of avontuur?

Ik wil het hem allemaal vragen. Maar geen tijd. Er is haast geboden. Wat mijn chef tussen de glaasjes spot maakt hem erg ongerust. Ik twijfel heel even aan zijn gezondheid. Zijn ongerustheid is apert en latent. Het vreet aan hem en vraagt om nader onderzoek. Het gaat tot op zijn bot. Dat is niet goed. Het snijdt dwars door zijn vlees. Roze. Wordt dun, haast vloeibaar. Spam!

De micros tussen de glasplaten is nogal zweverig. Met niets te vergelijken. Al mijn kennis en ervaring verdwijnen in een groot gat en worden betekenisloos. Hoe maak ik hier verslag van? Hoe duid ik wat ik zie? Beschrijven lijkt nu verschrikkelijk ouderwets. Ik kan het opnemen met mijn Galacticus 7.0, maar wat zie ik dan?

Tussen de glasplaatjes verlies ik al het begrip en besef van ruimte. De TARDIS en ik worden opgenomen in een vreemd soort vacuüm waarin het moeizaam bewegen is. De lucht, voor zover daar sprake van is voelt plakkerig en stroef. Het kleeft aan mijn ruimtepak dat ik voor de zekerheid toch maar even heb aangetrokken. De helm knelt op mijn hoofd. Is mijn pak gekrompen of ben ik gegroeid?

Eerst maar even verkennen waar de begrenzing van deze bijzondere minimicros ophoudt. Niet dus. Eindeloos lijkt hij. Tenzij ik rondjes loop. Is ie dan toch rond? Begrensd? Als een punt? Aangezien ik niet kan duiden wat ik zie met fysieke middelen, ogen, oren, huid, mond en neus, besluit ik mijn omgeving te verkennen met verstand en gevoel. Vaag. Ik weet het. Maar nood breekt wet. Ik bedenk en voel dat de micros waarin ik mij bevind niet echt vriendelijk is. Vierkant vijandig eerder.

Iets heeft mijn chef aangetrokken in deze minimicros maar wat? Het is zaak dat ik het snel vindt. De glaasjes lijken steeds harder te drukken op de vloeistoffen en gassen die ook nog eens in rap tempo lijken te stollen en vervliegen. Veel tijd heb ik niet meer. De verbinding met mijn chef, die ik via de oortjes van mijn Galacticus 7.0 heb, is dun. Heel dun. Ik heb nog vijf minuten. ‘Ga naar rechts’, hoor ik in mijn oortjes.

En daar vind ik dan eindelijk de sleutel, de code van het mysterie van deze maffe micros. Een getallenreeks. Hoe kan het anders? Nu begrijp ik ook de fascinatie van mijn chef. Hij denkt dat alles is op te lossen met nulletjes en eentjes. Ik denk daar anders over. Een en nul, in de juiste volgorde achter elkaar gezet, is altijd nog tien. Van een tot tien tellen geeft mij de tijd om de code te decoderen. Er bestaat duidelijk meer tussen hemel en aarde, tussen een en tien.

Ik pak mijn tienzijdige dobbelsteen, gooi en gok. Zeven. Wedden? Ik hoor in mijn oortjes mijn chef keihard lachen. Tien! Een dubbeltje op zijn kant. Wie niet weg is is gezien.

Ik zit weer in mijn TARDIS en ben een behoorlijk stuk van mijn reis en onderzoek kwijt. Gelukkig heb ik nog de beelden op mijn Galacticus 7.0. Beelden hebben altijd gelijk. Nu maar hopen dat de beelden te duiden zijn. Tussen de glasplaatjes zag het er allemaal maar vaag en onduidelijk uit. Beklemmend ook. En dat kwam niet alleen door mijn helm. Eigenlijk zag, hoorde, voelde, proefde en rook ik helemaal niets. Was er dan wel iets tussen de glasplaatjes? Ja. Stof tot nadenken. Dat rapporteer ik naar mijn chef. Maar of ie daar blij mee is? Ik betwijfel het. Het is vast niet wat ie zocht. Mijn chef vangt dit keer bot, spambot, roze. Voortaan moet ie maar een goed geoutilleerde whizzkid mee op pad sturen. Als stagiaire. Mijn oude wiskundekit volstaat niet meer, laat staan mijn TARDIS.


In de ban van hoge torens / Verkeer / 26-11-2015

Zweven is het liefste dat ik doe. Sterker nog, ik heb er mijn beroep van gemaakt. Heel aards. Want daar komt de term beroep vandaan. Er wordt vaak een beroep gedaan op mijn vakkennis. Als meesterzwever heb ik al heel wat erkenning verdiend. Het liefste zweef ik in situaties en ruimtes die een twijfelachtige geschiedenis kennen. Dat is mijn specialiteit. Dubbelheid een plek geven. Ambiguïteit klaren. Ik doe dat lang niet altijd beroepsmatig. Nee, het is tevens een hobby. Ook al zo´n aards woord. In de spaarzame vrije tijd die ik heb doe ik vaak de meest interessante ontdekkingen.

Dan vlieg ik met mijn TARDIS door de ruimte en laat me inspireren door mysterieuze zaken. Afgelopen week raakte ik volledig in de ban van torens. Eerst vloog ik langs het midden van de aarde. Een prachtige toren lokte mijn aandacht. Hij gloeide fier in de juist ondergaande zon. Dat zag ik goed, waakzaam zoals ik altijd ben. Vlak voor de toren zag ik een naambord staan. Minas Anor stond erop. Doorgestreept. En vlak daarachter stond geschreven, Minas Tirith. Alsof de eerste naam niet goed was. Dat zie je ook wel eens op aardse toiletten. Doorgestreepte namen. De namen stonden geschreven in graffiti-schrift. Toen de zon was ondergegaan hulde ik mij heel even in duister. Maar niet voor lang. Plots verscheen aan het linkerraam van mijn TARDIS nog een toren. Het was blijkbaar mijn lucky day.

Deze toren was van een geheel andere orde. Hij verrees voor een prachtige wassende maan. Als een duvel uit een doosje. Het leek wel black magic. Ook hier zag ik een naambord staan voor de toren. En ook hier weer twee namen waarvan eentje doorgestreept. Minas Morgul en Minas Ithil. De eerste naam was doorgestreept. Ik beschik niet over een talenknobbel maar voor mij was wel duidelijk dat Minas moest staan voor toren. Maar waarom waren nu de namen doorgestreept?

Ik vloog verder met mijn TARDIS, nog nagenietend van wat ik zojuist had gezien. Ik begaf me nu boven een rotsachtig woestijngebied. Mijn boordcomputer gaf Jordanië aan. Mijn oog viel wederom op een vreemde toren. Hij stond fier omhoog, midden op Petra. Conway stond er bijgeschreven, op een naambord. Dit keer een bord zonder doorgestreepte naam. Was ik verdwaald? Bij mijn weten lag Conway in Wales. Ja, ik had goed opgelet bij aardgeologie. Weet je wat? Ik check het even. Onderweg bleef ik bijna haken achter een brug. Een brug tussen twee torens. Een van de torens maakte ontzettend veel lawaai. Staccato sloeg een klok met een ontzettend grote klepel de tijd. Acht uur. Tijd om weer eens naar huis te vliegen.

Ik besloot om over de grote oceaan, richting het westen naar huis te gaan. Ik wist dat daar ergens aan de overkant ooit twee torens hadden gestaan die een merkwaardige geschiedenis kenden. Niemand wist wat er precies gebeurd was met die torens. Ik noemde ze altijd voor de gein, de tweelingtorens. Omdat ze zo dicht bij elkaar stonden en als twee druppels water op elkaar leken. Hoewel de ene wel wat hoger was dan de andere. De torens waren zo sterk met elkaar vervlochten dat ze elkaar ook altijd imiteerden. Droeg de ene een vlag, dan moest de andere ook een vlag hebben. Vloog er tegen de ene toren een vliegtuig, dan vloog er tegen de andere ook een vliegtuig. Op een of andere manier had de architect van de torens de vliegtuigongelukken voorzien. Dit pikte ik op tijdens een interessant college aardbouwkunde. Daar werd verteld dat hoge torens die in extreem dichtbevolkte gebieden worden gebouwd altijd voorzien zijn van explosieven. Mocht een hoge toren dreigen in te storten (om welke reden dan ook), dan gaan bij een zeker break-even-point, automatisch de explosieven af. Dit ingenieuze systeem is gepatenteerd door Alcada, een hightechbedrijf gespecialiseerd in toepassingen van explosieven. Nadat de vliegtuigen in de tweeling waren gevlogen zijn de torens keurig ingestort. Hetzelfde gold voor de omringende gebouwen. Het blijven toch slimme mannetjes, die architecten. Ik wilde op de terugreis even kijken hoe ver de aardlingen nu waren met de herbouw. Busjes van Alcada stonden op het plein. Die verdienden natuurlijk weer goud geld.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.