31-01-2015

Columns van Harrie (Januari 2015)


Ballade du printemps / Uitdaging van de maand / 06-01-2015

Het is mooi weer in mijn groen ontluikend bos. De zon strooit witgele zonnestralen door de vochtige ochtendlucht. De bomen en struiken vegen de winter uit hun oksels. Groene knoppen gedrenkt in natte dauw twinkelen van plezier. Met brede glimlach laten ze zien dat de natuur op barsten staat.

Ieder jaar is het weer lentefeest. Ook voor de beesten. De rosse eekhoorn krult van plezier zijn plumostaart en wrijft zijn handjes zenuwachtig en gretig over elkaar. Hij is klaar voor grote schoonmaak en wat seksueel plezier. Poetsen, neuken en beukennootjes eten. Wat is het leven toch verrukkelijk.

De roodborst piept zijn keel aan gort en voert zoete oorlog in brem en forsythia. Hij jaagt dofzwarte merels en grijsbruine mussen uit hun wollige winterpak, de veren rechtop in de nek. Kop op jongens, griss mich nich, bewaar voor heel even de lieve vrede, de lente is weer in het land.

De poes van de achterburen beziet haar nieuwe territorium met dromerige ogen. Zij is nog veel te traag voor vogeljacht. Loom likt ze haar poezenvacht. Kijk wat schattig, ietwat gapend strekt de eik al zijn takken lui en lijzig in de zoele lentelucht. Zijn schrale schorst kreunt zachtjes van geil genot. De wind waait alle bomenpelzen weldadig warm.

Mijn bos schudt de laatste sporen van de winter uit al haar ledematen. Het stemt mij oppervrolijk. Ik fluit spontaan, met getuite lippen, blinkend in de felle zon, goedgemutst en olijk, vivalderig en fugain, ‘printemps’, favoriet klassiek. Ik dans op blote voeten, tenen gekruld in het natte mos, in driekwartsmaat, een lieflijk lentewalsje. Merveilleux, la ballade du printemps.

Geschreven schrijfopdracht op ColumnX, van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
- Beschrijf in maximaal 300 woorden een vrolijke, gelukkige gebeurtenis uit jouw leven. We dagen uit tot 'mooischrijverij', dus wees vooral kwistig met de bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.
- Deze opdracht is een tweeledige. In februari volgt deel twee.



Effectbejag / Gein & Ongein / 11-01-2015

Mozes kriebel, griss mich nich, brizl djeu. Het zijn zo van die woorden. En ik heb nu gemerkt wat voor een aantrekkingskracht ze hebben. Ze brengen effect te weeg. Net zo als effectbejag. Wedden dat 90% van diegenen die deze column lezen op de titel en eerste woorden zijn afgekomen. Vooral effectbejag lokt de meest vreemde figuren. Een woord dat stamt nog uit de tijd van de Grieken en Romeinen. De oudheid zogezegd. Hoewel, ze weten er in de moderne tijd ook aardig wat van. Hoe het effect te bejagen? Vooral de Italianen weten er weg mee. Ze rukken op. Met methoden en praktijken vol effect. Gestoord. Maf. Compleet maf. In het Noorden van Europa zijn ze niet achterlijk. Daar raken ze zelden het Noorden kwijt. Kan ook niet anders. Ze wonen er nota bene. Maar toch. Zodra maffiosi zich ermee gaan moeien staat de wereld op zijn kop. Dan is het Noorden plots het Zuiden geworden en het Noorden weer het Zuiden. Och arme. Kunt u nog volgen?

We hoeven niet ver van huis om deze jagers van effect op te sporen. Ik ken er zat. Ze struinen hier regelmatig rond in mijn bos. Je herkent ze aan de argwaan. Een argwanend loopje vergezeld hen. U kent dat wel. Oortjes gespitst en zenuwachtig om zich heen kijkend. Denkend oplettend. Althans dat denken ze. Ze letten helemaal niet op. Ze stoten hun gespitst hoofd tegen iedere boom die ze tegen komen. Vooral op boomklopdagen is het druk in mijn bos. Ze komen dan met bosjes. De effectenjagers. Ze kloppen hun spitse hoofden bot en bol tegen de eerste de beste dennenboom. Ze keren kaal van boven en bold van binnen daarna huiswaarts. De stumperds. Volgepompt met effect vieren ze dan hun lusten kaal en bot op het eerste de beste mediaplatform dat ze voor handen hebben. Facebook, Twitter, Whatsapp, FOK en andere obscure weblogs. Ja u kent ze wel. De vlijtige schrijvertjes, de aandachtszoekers, de effectenjagers, de zeikerds. Ik doe er niet aan mee. Ik laat het rustig over me heen komen. Ik laat ze lekker zeiken. Ze kunnen (het) toch niet ophouden. Het heeft ook zo zijn functie. Het scheidt meteen het koren van het kaf. Niet te verwarren met het schijten in het koren op het kaf.


Steengoed / Uitdaging van de maand / 13-01-2015

Er zijn maar weinig momenten in het leven waarop een mens ultiem geluk ervaart. En als het zover is, als het je overkomt, dan moet je het moment koesteren. Ze zijn zeldzaam dit soort momenten. Ik neem er altijd uitgebreid de tijd voor en laat zo’n moment goed indalen. Zodat het kan verankeren diep in mij. Ergens tussen hoofd en hart. Vlakbij mijn keelchakra. Ja, dat is een goede plek. Tsjaka, de beste. Zodra het daar verankerd ligt is het ook weer eenvoudig op te roepen. Ik kan het moment dan meteen weer herbeleven. Belangrijk in mindere tijden, deze opslag en herbeleving van geluk, je wordt er vrolijk van.

Zo’n ultiem moment heb ik onlangs weer ervaren. Zo klein, zo schattig in al zijn grootheid. Het vervulde mij met warmte tot diep in de tenen. Het overviel me spontaan tijdens een korte wandeling in mijn bos. Ik ben blij dat ik het zag en kon ervaren. Nu ligt het voorgoed opgeslagen in mij. In mijn keelchakra. Een ultiem geluksmomentje. Waardevol. Ik wil het met u delen, lieve lezer. Ik zal proberen het te omschrijven. Brizl djeu. Dat valt niet mee. Het beschrijven van intens geluk. Gris mich nich.

Daar lag het, voor me op de grond, steengoed. Ik struikelde er bijna over. Het raakte me, puur en rechtstreeks, in hoofd en hart. Een kleine steen van steen, steengoed. Hij hoefde niets te zeggen, hij hoefde slechts te zijn. Steengoed, glanzend, stralend, vol geluk. Intrinsiek doorleefd en volmaakt gelukkig. Mijn ontmoeting met een kleine steen. Niet te klein, niet te groot, perfect in zijn omvang, binnen zijn inhoud. Zowel in zijn innerlijk als uiterlijk, groot en klein. Grote liefde, groot geluk, gevat in een minuscuul klein steentje. Je moet het zien. Willen zien. Het ligt voor handen. Intens geluk. Steengoed.

Geschreven schrijfopdracht op ColumnX, van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
- Beschrijf in maximaal 300 woorden een vrolijke, gelukkige gebeurtenis uit jouw leven. We dagen uit tot 'mooischrijverij', dus wees vooral kwistig met de bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.
- Deze opdracht is een tweeledige. In februari volgt deel twee.



Bolhoedjes / Gein & Ongein / 18-01-2015

Raakhout is de laatste tijd behoorlijk de kluts kwijt. Hij ziet vreemde dingen in ons bos. Gris mich nich. Zo ziet hij regelmatig bolhoedjes door het bos zweven en hoort hij vreemd geblaf. Het maakt hem gek. Raakhout heeft het niet zo op honden, dat kan ik begrijpen. Het zien van bolhoedjes vind ik echter een ander verhaal. Dat zijn wel vreemde gewaarwordingen. Ik druk hem op zijn paddenhart dat hij mij, zodra hij deze vreemde gewaarwordingen weer ziet of hoort, even moet roepen. Hopelijk kan ik zijn gewaarwordingen dan duiden. Als wizzard zou ik dat toch moeten kunnen. Het zou hem in ieder geval enorm geruststellen. Ik heb Raakhout zelden zo in paniek gezien.

Zo gezegd, zo gedaan. Al snel komt Raakhout naar me toe. ‘Meekomen, nu!’, staat in zijn paddenogen geschreven. En verrek, ja zeg, nu zie ik het ook. Daar zweeft een bolhoedje door de lucht, vlak boven de struiken. We sluipen samen dichterbij. Ha, ha! De gewaarwording wordt onmiddellijk ontmaskerd. Onder het bolhoedje bungelt een klein mannetje met een snor. Hij kijkt een beetje droevig. Hij waggelt op een vreemde manier van zijn ene op zijn andere voet, gelijk een eend. Een zwarte eend. Het verklaart meteen het vreemde zweven van zijn hoedje. Maar … maar … wacht eens even … daar zie ik nog een bolhoedje … en nog een … en nog een. Het stikt ineens van de bolhoedjes. Raakhout kijkt me nu veelbetekenend aan, ‘zie je wel!’ Zeker zie ik wel. Ik word gewaar van wat ik zie. Wat een gewaarwording!

Achter ons klinkt nu ineens geblaf. Een intimiderend geblaf. Ik begrijp nu hoe opgejaagd Raakhout zich gevoeld moet hebben. We kijken om ons heen op zoek naar het beest dat dit geluid produceert. Het geblaf zwelt aan en in een keer staat er een wit hondje voor ons met grote flaporen. Hij staat rechtop op zijn achterpoten en draagt een vreemde bril. Intussen zijn alle bolhoedjes en de mannetjes die eraan vasthangen weggedoken. Ze houden zich verstopt tussen de struiken. Heel even houdt het hondje op met blaffen. Er verschijnt een tekstballonnetje boven zijn hoofd, precies tussen zijn oren. ‘Baasje gezien?’ Raakhout en ik vallen nu van de ene verbazing in de andere. ‘Ssssttttt … sssstttt …!’, klinkt het vanachter de rododendron. Een kaal mannetje met slechts een haar steekt zijn hoofd omhoog. Het hondje begint blij te kwispelen. ‘Baasje, baasje!’, verschijnt er in het ballonnetje. Blij springt ie in de armen van zijn baasje. Maar stilhouden kan ie niet. Een blijdschapsblaf ontsnapt uit zijn mondje.

Het lijkt een blafje van niets maar het effect is enorm. Alle bolhoedjes in de directe omgeving schieten twee meter de lucht in. Complete paniek. Ze zweven van schrik kriskras door elkaar. Raakhout en ik weten binnen no time waarom. Het baasje achter de rododendron is opgestaan en trekt uit zijn rugzak een aantal witte ballen. Met grote vlugheid en enorme precisie gooit hij een aantal bolhoedjes uit de lucht. Baasje is woedend, dat mag duidelijk zijn. De mannetjes van de bolhoedjes weten niet hoe snel ze moeten wegkomen. En dan vindt er een merkwaardig tafereel plaats. Alle zwarte mannetjes lijken ineens te verstijven en stijgen ‘en groupe’ op in de lucht. De bolhoedjes landen op hun hoofden. Sommige mannetjes dragen een grote groene appel voor hun neus. Waar ze die ineens vandaan halen, dat blijft een groot raadsel? Een kort moment blijven alle mannetjes heel even voor de maan hangen en dan zijn ze ineens verdwenen. Hondje blij, baasje blij, Raakhout blij. Nog weken later vind ik kleine wandelstokjes in mijn bos. Vast vergeten door de mannetjes.

Ik nodig baasje en hondje uit voor nadere kennismaking en koffie. Maar ze hebben geen tijd. Ze zijn op zoek naar een goede tekenaar. Liefst eentje met gevoel voor satire.


Rozen uit Athene / Gein & Ongein / 25-01-2015

Er doolt een geest door mijn bos. Een zware geest en hij is diep bedroefd. Gris mich nich. Zijn tranen vallen als zware waterdruppels uit de lucht, lichtjes vermengd met mascara, op de winterse paden in het bos. Raakhout krijgt zo nu en dan de volle laag, telkens als de geest overvliegt. Het kruis dat zwaar om de nek van de geest geketend zit, zwiert vervaarlijk onder zijn bont wapperend gewaad. Soms dreigt het zware lijf omlaag te denderen. Het kruis slaat dan wild om zich heen. Ik bekijk dit bijzonder tafereel vanaf een afstand.

De geest huilt en hunkert. In de vlucht richt hij zo nu en dan zijn zwaar behaarde borst omhoog, dansend als een wulpse walvis in een witte wolkenzee. Met zijn armen, krioelend vol haar, klopt ie vluchtig op zijn borst en blaast hoge kreten in de lucht. De walvis transformeert heel even in een grote orang-oetan. Hij slaat zijn grote ogen droevig neer. Helaas is mijn bos verstoken van gewenste goden. Goden die mijn grote vriend de weg moeten wijzen. Zijn land gaat gebukt onder grote schulden. Het land dat zich telkens blijft herhalen. In lichtblauw en in wit. In arren moede, in boete en in schuld. De vlag kan het kruis amper dragen. En de zware geest weet dat als geen ander.

Het enige wat de geest kan doen is uit volle borst zingen, diep vanuit zijn tenen, met wapperende haren en de zware billen dichtgeknepen. Zijn stem klinkt klokkend staccato vanachter uit de brede nek, als een mierzoete sirene, een waarschuwing. Maar ook de waarschuwing lijkt verdwaald. Hij komt niet binnen, al doet de geest nog zo zijn best. Bijna, bijna zou hij grijpen naar de fles. Ware het niet dat hij een aardse liefde ziet lonken. Vanuit mijn bos nota bene. Ik zie haar nu ook staan, verstopt achter de treurwilg. In een wit gewaad. Ze draagt een grote zwarte bril en kleine kuiltjes in haar wang. God wat was hij verliefd op haar, toen zijn brede torso nog uit vlees bestond.

Maar ook de heimelijke hoofse liefde op de grond huilt dikke tranen. Ze weet hij is niet meer. En nu is het te laat. Ontastbaar is zijn zware lijf geworden. Het lijf met trotse ziel en gouden stembanden. De dikke nachtegaal is gevlogen. Forever and ever. De zware geest huilt nog even dikke tranen met haar mee. Brizl djeu. En zij ziet het. Langzaam verdwijnt ze uit het bos. Met haar hoofd vol met lied. Een laatste lied voor hem. Weiße Rosen aus Athen sagen dir: “Komm recht bald wieder.”, sagen dir: “Auf Wiederseh’n!” – weiße Rosen aus Athen’.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

Verslag dichtersfeest PoëzieClub Eindhoven 2015

Vrijdag 30 januari 2015 vond het dichtersfeest plaats in de Oude Rechtbank te Eindhoven.
Naar aanleiding van onderstaand bericht op de weblog van Digitale Stad Eindhoven (DSE), heb ik me opgegeven voor deelname. Hier volgt een verslag van mijn bevindingen.

Ik werd getriggerd door de gelegenheid die geboden werd om voor te lezen uit eigen werk. Waarom? Ik schrijf vanaf 2003 columns, korte verhalen, gedichten en andere schrijfsels en het leek me nu eens leuk om voor een onbekend publiek wat werk voor te dragen. Enerzijds omdat ik het leuk vind om voor te dragen, anderzijds om in te schatten hoe mijn schrijverij overkomt bij publiek.

Dat schrijven een andere discipline is dan voordragen heb ik aan den lijve ondervonden. Voor mij voelde het goed. Een waarachtig, leuk, spontaan en eigen voordrachtdebuut, voor een schrijverspubliek. Het is me alles meegevallen. Sterker nog, ik heb ervan genoten. Ondanks de zenuwen die (on)zichtbaar(?) aanwezig waren, ondanks de sluimerende verkoudheid / griep achter in mijn keel, het tussendoor naar adem happen, het heel even een stukje tekst kwijt zijn op mijn papier. Voor een twintigtal (amateur)schrijvers uit Eindhoven, Den Bosch, Helmond, ... mocht ik drie teksten voordragen. Vakantiepuzzel, Malversaties en Liefde in het bijzonder.

Ik had van te voren een selectie gemaakt uit (oude) prints die ik verzamel in een schrijfmap. Helaas kon ik geen recente teksten voordragen omdat mijn printer me in de steek liet. Ik had wel mijn laatst geschreven tekst (Mien korte verhalen met kleine grote waarheid (15): Goud in de benen), daterend 28 januari, nog op de valreep ingeladen als tekstbestand op mijn iPad. Het betreft autobiografisch werk waar ik sinds januari mee gestart ben. Korte beschrijvingen van situaties in mijn leven (deel 1 tot en met 15 beschrijven scenes uit de kindertijd, tot en met een jaar of negen). Maar helaas, vergeten voor te dragen. Eerlijk gezegd durfde ik na drie stukjes ook niet meer op te dragen. Het was tijdens de middag mooi om te zien met welk enthousiasme iedereen zijn stukken voordroeg en telkens vroeg: "Mag ik er nog eentje ..!?".

De voordracht van Vakantiepuzzel (waarom op vakantie gaan zo belangrijk is) werd goed ontvangen, met gegrinnik en applaus, dat volstaat. Zo ook mijn Malversaties (telefoonconversatie a la Herenleed). Met meer gegrinnik, gelach zelfs en iets luider applaus. Om te eindigen met Liefde in het bijzonder (over hoe en waar de liefde in bijzonderheid zich kan manifesteren). Een filosofisch en poëtisch stukje, geselecteerd vanwege het thema van de 'Week van de Poëzie 2015' getiteld 'Met zingen is de liefde begonnen'. Laat ik daar nu net een stukje tekst op papier kwijtraken en buitelen over een lastige zin. Had ik dan toch maar geoefend(?). Nee, de improvisatie ter plekke maakte het aangenamer, ook om er zelf van te kunnen genieten. Ademhalen blijft wel een aandachtspunt. Het laatste stuk kwam binnen. Er viel een korte stilte en daarna applaus.

Ik vond de middagvoordrachten van enkele deelnemers erg boeiend. Het smaakt naar meer. Toch ook maar eens gaan snuiven bij de Dichterskring te Helmond. De generale in Eindhoven was er eentje om te koesteren. Ook nieuwe mensen ontmoet. De dichters die mij met hun werk aanspraken (zonder overigens de rest te kort te doen): Marijke Strijbosch, Wim van Wijk, Gérard Vromen, Willem Adelaar. En niet te vergeten Herman Vos die als intermezzo telkens na afloop van een spreker een klein gedichtje bracht, humorvol!

Een dankwoord gaat uit naar Pierre Maréchal de inspirator, organisator en stalmeester van het geslaagde dichtersfeest. Fijn dat ik mocht deelnemen. De Oude Rechtbank, een mooie locatie om voor te dragen. Ik waande me op de bühne heel eventjes zowel dichter als redenaar. Mooi toch? Kortom voor herhaling vatbaar. Dank ook aan Ingrid en Vincent die tijd vonden om mijn debuut op te luisteren. Ik heb de middagvoordrachten tot 18:30 uur in foto's vastgelegd op mijn Lumix DMC-TZ6. Klik hier voor de foto's. Helaas kon ik het avondprogramma niet zien in verband met andere verplichtingen. Wie weet de volgende keer!


----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Dichtersfeest vrijdag 30 januari in de Oude Rechtbank Eindhoven

‘Met zingen is de liefde begonnen…’ Op Vrijdag 30 januari a.s. houden de dichters van de Poëzie Club Eindhoven in het kader van de ‘Week van de Poëzie’ hun dichtersfeest met gedichten en korte verhalen uit eigen werk. Op initiatief van Pierre Maréchal wordt sinds 2002 in Eindhoven een speciale dag voor gehouden.
Deze keer hebben zich tot nu toe een twintigtal dichters aangemeld Herman Vos, Nelligje Wagter, Lucille van den Berg, Marijke Strijbosch, Anne Karina Dijkstra, Angela Polderman, Theo Smith, Nicole Loeve, Wim van Wijk, Karla Witjens, Tjarco Duinstra, Gérard Vromen, Klaas de Graaff, Willem Adelaar, Marije Kos, Hans Marijnissen, Guusje Slegers, Derrel Niemeijer, Nasrin Hamidi, Jan van der Pol en Pierre Maréchal.

Er is nog gelegenheid voor dichters die willen voorlezen uit eigen werk!

In de avonduren, na 18.00 uur, treden op de singer-songwriter Stijn Charpentier Waarna de band AndersOok met zelf gecomponeerde muziek en zang op gedichten van Eindhovense Dichters zoals Lodewijk van Woensel, Joop Oversteegen en de Belgische dichter Alice NaHon.

Toegang Gratis ook toehoorders zijn welkom.

Waar is het podium van de dichters te vinden?
Waar: in de Rechtzaal van de Oude Rechtbank Stratumseind, 32, Eindhoven (Centrum).
Wanneer: Vrijdag 30 januari
Tijd: 15.30 uur tot circa 20.00 uur.

Nadere informatie: pmarechal@online.nl
Namens de PoëzieClub
Pierre Maréchal

29-01-2015

Mien korte verhalen (1 t/m 15) met kleine grote waarheid

Geschreven tussen 27-12-2014 en 28-01-2015

1) Het is een jongen (27-12-2014)

Hij werd geboren lang, lang geleden in een bakje met stro. Een levendig menneke, nee, bepaald niet dood. Dat kon ook haast niet anders, want stro, juist ja, dat prikt behoorlijk aan je blote kont. En dat is de waarheid. Klein maar groot. Groot in zijn waarheid. De grote vraagt rijst nu, waar is dat levendige menneke geboren en wie waren zijn ouders? Als ie die al überhaupt had.

Wie zal het zeggen? De schrijver? Hij weet het nog niet. Die is nog veel te veel bezig met de delen die gaan volgen. Voorlopig eerst nog maar eens een plot breien aan deze eerste kleine waarheid. Waar die verstopt zit? In zijn grootheid? Alleen het menneke weet dat. Alleen, wat spijtig nu, hij kan nog niet praten. Laat staan schrijven. Wat nu?

Gewoon de goden verzoeken. Goden met een hoofdletter. Het staat in hun Sterren en Hoofden geschreven. Het grote Plot. Maar vooralsnog gaan we eerst maar eens op zoek naar de kleine waarheid. De eerste kleine waarheid. In al zijn grootheid. Het is een jongetje. Ja, ja. Met alles erop en eraan.

Spannend? Niet echt. Onderhoudend? Wie zal het zeggen? Maar … Mocht het nog niet zo zijn … het kan nog altijd komen! Er ligt een uitdaging, de lezer te blijven boeien. Met korte verhalen, gevat in een biografie. Uit het leven gegrepen en kort door de bocht. Vanuit een foute auto, die de lezer zelf mag verzinnen. Die auto. Smaken verschillen immers. Net als beelden.

Een jongen is het dus. Die Mien. De eerste kleine grote waarheid. Hij gaat het opnieuw beleven. Zijn nog korte boeiende leven. In herbeleving, vastgelegd voor de eeuwigheid. Een zware dobber wordt het, voor zowel de lezer als de schrijver. Kleine grote waarheden, in minder dan driehonderd woorden. Tot het boek uit is.

2) Devil in disguise (30-12-2014)

Een jongen is het dus. Die Mien. De eerste kleine grote waarheid. Hij gaat het opnieuw beleven. Zijn nog korte boeiende leven. In herbeleving, vastgelegd voor de eeuwigheid. Een zware dobber wordt het, voor zowel de lezer als de schrijver. Kleine grote waarheden, in minder dan driehonderd woorden. Tot het boek uit is.

Ik houd een oranje gesluierde foto in mijn hand. Ze staan allemaal naast het kraambed. In grote verwondering. Ik herken ze onmiddellijk, het is familie nietwaar, twee broers en een zus. Mama houdt me stevig vast. Papa staat er niet op. Die staat achter de camera. Een spiksplinternieuwe Voigtländer. Veel te groot voor de portemonnee. Maar voor deze speciale gelegenheid heeft hij diep in de buidel getast. Op zoek naar kwaliteit. Voor zijn gezin het allerbeste.

De foto ademt een vermoeide sfeer. Weer een kleine erbij. Eigenlijk kan het niet, maar gods water stroomt nu eenmaal over gods akkers. En kijk toch eens. Wat is ie schattig en lief. De kleine Mien. Een trotse pap, een bezorgde mams, een dolgelukkig zusje en twee broers staan aan zijn zijde. Mien’s leven kan beginnen. Het enige dat nog ontbreekt zijn bomen en een hond. Maar ach, je kunt niet alles hebben. Vooralsnog ligt het geluk veilig opgeborgen, zowel in verleden, heden als in het verschiet.

Daar ligt ie dan. In moeders armen. Misschien wel met dank aan Reinier Paping. Gewikkeld in muziek express. Compact opgenomen op muziekcassette. Devil in disguise. Wat kan het leven toch mooi zijn, zelfs in stil verdriet. Wie wil er een cowboy als man? Mia, Ria? De buren vallen over hun eigen taalgrens. Ach, lass mein Herz nicht weinen, lass mich noch einmal in die Ferne. Ich bin kein Berliner. I have a dream. Een Porsche 911. Marijke wordt Christina. Alleman eet vlaflip. Zelfs kleine Mien.

3) Groeien als kool (02-01-2015)

Freddy Quinn galmt door de keuken: ‘Junge komm bald wieder’. Het maakt mijn moeder op een vreemde manier gelukkig. Net als Toon Hermans dat doet met zijn onemanshows. Het zal nog pakweg vijf jaar duren voordat Toon op zoek gaat naar zijn feestneus. Nog zeven jaren voordat Twee Pinten op de keukendeur schrijven: ‘het is niet altijd rozengeur’.

Maar ik weet al waar de feestneus ligt. Ik zie hem dagelijks voor me. Boven mijn wieg. Niet vreemd. Ik krijg het carnavalsmedicijn iedere dag met de paplepel ingegoten. Het stroomt door mijn bloed, slagaderlijk. Eigenlijk slagvaderlijk en slagmoederlijk. Mijn paps en mams lusten er pap van. Zij hebben geen feestneus nodig. Ze hebben mij. Slingers hoeven ze niet meer op te hangen. Maskers huilen, maskers lachen. Serpentines dwarrelen.

Met de rozengeur is het andere koek. Ook al ruikt rozengeur lekker, mijn babygeurtjes overstijgen alles. Schrijf dat maar op het behang. Het is nu zaak zo snel mogelijk te groeien. Ik eet alles wat los en vast zit en groei als kool. Ik begin er zelfs een beetje op te lijken. Op kool. Soms groen, soms rood, soms wit. Een mens is dat wat hij eet. Gelukkig is het eten in huize Mien kleurrijk.

Het duurt niet lang voordat ik in de gaten krijg dat een aantal zaken niet echt kloppen in huize Mien. Ook al besef ik ze niet ten volle met mijn nog lege babyverstand, het klopt gewoon niet. Ook de klok, die trouw naast de kamerdeur het huis bewaakt, maakt vreemd geluid. Hij tikt vreemde stiltes weg. Soms slaat ie over. Overschreeuwd door moederangst. Wat moet ik daar als baby mee? Het besef zal pas jaren laten doordringen. Een gelukkige consequentie van groei. Een logisch gevolg van het eten van kool. Groene, witte, rooie en savooie.

4) Stuyvesant (04-01-2015)

Het duurt niet lang voordat ik in de gaten krijg dat er een aantal zaken niet echt kloppen in huize Mien. Ook al besef ik het niet ten volle met mijn nog lege babyhoofd, het klopt gewoon niet. Ook de klok die trouw naast de kamerdeur het huis bewaakt maakt vreemd geluid. Hij tikt vreemde stiltes weg. Mijn moeder weet dat.

Iedereen is naar school of naar het werk. Zus naar de meisjesschool, grote broer naar de jongens en andere broer naar de kleuter. Pa wisselt werkdiensten in het ziekenhuis. Hij zit in de ontvangstcommissie. Altijd keurig in uniform, met pet, netjes en verzorgd. Hij heet alle mensen van harte welkom en maakt ze wegwijs. Vriendelijk en plichtsgetrouw. Dag en nacht. Vandaag heeft ie vroege dienst.

Ik zit alleen met mams. En mams met mij. Een zoveelste kindje dat aandacht vraagt. Naast dagelijkse beslommeringen en rituelen, een verzoeking. Maar ze bieden wel structuur. Om het gezin en zichzelf op de rit te houden. Dapper houdt ze vol. Gelukkig kan ze teren op ervaring. Ervaring en vertrouwdheid maken het leven voor haar meer aangenaam, leef- en troostbaar.

Ergens weet en voelt ze het. Iets klopt er niet in huize Mien. Maar ze kan er niets mee. Rust, reinheid en regelmaat houden haar op de been. En Stuyvesant, goedkope Duitse sigaretten, in 1959 op de markt gebracht. Vernoemd naar Peter Stuyvesant, gouverneur van Nieuw Amsterdam, die in 1645 overzees Willem Kieft opvolgde. Alwaar hij succesvol indianen wegjoeg en het land uitbreidde.

Een pakje per dag rookt ze. Minimaal. Zie haar eens op de bank liggen? Ze heeft het nodig. Kindje gewassen, bedjes opgemaakt, huis gestofzuigd. Pauze. Ze heeft het verdiend. Gelukkig heeft ze haar pillen niet vergeten. Iets klopt er niet in huize Mien. Met haar. Maar wat? Zou ze er ooit achter komen?

5) Eat, sleep, rave, repeat (05-01-2015)

Het is te lang geleden. Voor iedereen, zo blijkt, als ik er later naar vraag. Maar wat doet het precies met mij? Wat doet het met blanco pagina’s in een leeg babybrein. Het blijft gissen. En dat zal ook altijd zo wel blijven. Ondanks dat ik er naar blijf zoeken. Accepteren dan maar. Moeder is een beetje ziek. Veel ziek. Ernstig ziek. Maar we vertellen het niemand. Veel te moeilijk. Waarom zouden we?

De gordijnen blijven vandaag dicht. Alweer. Het is hartje zomer. Bloedheet. Mams verdraagt het felle zonlicht niet. Het houdt haar wakker. Dat wil ze niet. Bovenal houdt het haar gedachten wakker. Die verdragen het daglicht al helemaal niet. Ik zou ze willen vangen. Haar gedachten. Ze geselen en beknotten. Ze opnieuw vormgeven. Verzachten en plezieren. Met liefde en warmte terugplaatsen als een zalvend medicijn. Maar ik weet het. Net als moeder. Het kan niet. Het is goed mis in huize Mien.

Koest houden is nu de zaak. Noodtroepen mogen niet worden ingeroepen. Het is een kwestie van volhouden. Eat, sleep, rave, repeat. Eat, sleep, rave, repeat. Telkens hetzelfde liedje. Ik raak er aan gewend. Net als mams. De verstilling, de fysieke afstand. In de droomwereld van mams is weinig plek voor aarden. Alleen dingen die moeten, ja die gebeuren. Tot daar gaat het en niet verder. Uit alle stopcontacten lijken geluiden te komen. Het maakt mijn moeder angstig. De angst vliegt rauw door de lucht en landt op de vreemdste plekken. Op lege pagina’s in babybreinen. Wat nu?

Mams rust nog even uit. De kinderen komen zo van school en de vroege dienst van paps is bijna afgelopen. Ze raapt zichzelf bij elkaar en zet haar dag minutenlang op een rij. Nog even snel een Stuyvesant. Peter helpt haar dingen ordenen, in de plaatsing van de dag.

6) Vrije val (08-01-2015)

Het is koud in mijn wieg. Gelukkig word ik er zo nu en dan uitgetild. Door mijn lieve zusje. Die is keiblij met kleine broer. Het liefst gaat ze met me op pad. Trots als een pauw toont ze me aan de hele buurt. ‘Dit is mijn kleine broertje. Is het geen schatje?’ Ik knoop de woorden en de beantwoording goed in mijn oren. Je weet nooit waar het goed voor is. Zo’n lieve woordenopslag. Het babybrein slaat dit maar al te graag op. Betekenis verlenen kan later nog. Zin en onzin laat zich vaak pas na een lang leven duiden.

En daar lig ik dan plots op de straat. Oeps. Zusje heeft de stoeprand niet gezien. De kinderwagen is omgekukeld. Vrouwen aan het stuur? Altijd oppassen. De degelijke kinderwagen heeft mij verhoed van ernstige kwetsuren. Mien kinderen worden altijd vervoerd in kleine wagentjes van kwaliteit. Met verschrikte babyogen kijk ik over het wollen dekentje waar ik stevig verpakt inhang en tuur over de straatstenen. Ik zet nu toch maar even de sirene aan.

Gelukkig woon ik in een dorp, in een buurt waar Erens en Gezelle over mij waken. Ik lig op een dichterlijk kruispunt. Een memorabele gebeurtenis in het nog prille leven van Mien. De gebeurtenis zal nog jarenlang uitvoerig beschreven en bezongen worden. De buurvrouw is toegeschoten en helpt mijn zusje de kinderwagen rechtop te zetten. Ik word opnieuw strak ingepakt en laat kraaiend mijn waardering horen. Daarmee pak ik de buurvrouw weer in.

Tijdens het avondeten zwijgt mijn zusje in alle talen. ‘Lekker gewandeld?’ vraagt paps tussen de soep en aardappels door. Ik denk en voel er het mijne van. Zou het liefst plaatsvervangend willen antwoorden, maar ben daartoe nog niet in staat. Eerst maar eens wat woordjes leren. Het blijft een lieve zus.

7) Wallie (09-01-2015)

De eerste woordjes die ik leer zijn niet ‘papa’ en ‘mama’, maar ‘stil’ en ‘rustig’. Ik heb ze snel onder de knie. Ook al passen ze niet echt binnen de sferen waarin ik geboren ben. Huize Mien staat voortdurend op zijn kop. Ik verstouw alle troubles in mijn babydromen. Herinneren doe ik ze niet, voelen wel.

Al op jonge leeftijd droom ik kleine nachtmerries. Ze vinden vaak plaats in het grote bed bij oma en opa. Net baby-af word ik daar regelmatig, samen met mijn broer, tijdelijk ondergebracht als het weer eens stormt rondom mams. Knuffel Wallie behoedt me dan altijd voor het kwaad. De speelgoedteckel waar ik alle avonturen mee beleef en deel.

Hoe vaak ik Wallie onder mijn neus duw is ontelbaar. Hij ruikt ook zo lekker. Naar mams, naar Eau de Cologne en naar een combinatie van andere wateren. Het zijn mysterieuze wateren, uit net zo mysterieuze kleine flesjes, die ik in een verloren moment over Wallie heb uitgegoten, voor het dressoir met klapspiegels, in de slaapkamer van paps en mams. Met de poeierdozen op het dressoir heb ik nog geprobeerd om Wallie te drogen. Maar het mocht niet baten. Wallie rook sindsdien naar eeuwigheid.

De geur herinner ik mij nog goed. Een geur vol troost. Wallie bood vaak een vluchtroute voor mijn neus. Voor de lucht van langzaam opdrogende urine die bijna iedere nacht mijn neusvleugels prikkelde. Weeë lucht die eerst lauwwarm aanvoelde en daarna ijskoud. Een kil gevoel dat werd versterkt door het koude natte bruine zeiltje dat aan het linnen onderlaken vastplakte. Wakker en met mijn hoofd links en rechts schuddend in het kussen, probeerde ik iedere avond de slaap vatten. De benen strak gespannen om maar niet nat te liggen. Hopend op nachtrust. Bang voor nare dromen die ongetwijfeld zouden komen.

8) Walhalla (12-01-2015)

Nog voor ik kan lopen en zelf de wereld leer ontdekken, maak ik op piepjonge leeftijd kennis met vreemde oorden. Walhalla’s van bezinning en plezier. Twee noem ik er in het bijzonder. Ze ruiken beiden naar rook. Het ene ruikt naar wierook, het andere naar sigaren- en sigarettenrook. Ze ruiken ook naar drank. Het ene walhalla ruikt naar wijn, het andere naar bier.

In beide walhalla’s wordt de bel met regelmaat geluid. Aankondigingen voor brood, drank en gebed vinden plaats in kerk en café. Het zijn heuglijke momenten voor walhallagangers. Mijn kinderwagen wordt bij beide gelegenheden als een klein paardje in de gang gestald. Dicht bij het altaar of dicht bij de tap. Dicht bij hemelse vuren. Waarbij het ene vuur wat warmer voelt dan het andere.

Voor beide walhalla’s word ik opperbest gekleed, in zondagse kleren. Ik mag en moet gezien worden. Met Carnaval word ik verkleed als boertje van buiten, met geruite zakdoek, rood geschminkte wangetjes en een klein blauw petje. Als baby word ik vroeg ingewijd, in religies van bezinning, licht en plezier. Ingewijd in rituelen van katholieke kerk en Carnaval. Geheel volgens Limburgse traditie. Voorlopig alleen nog met brood, vlaai en melk. Gelukkig maar.

Pa en ma geven hun geloof en de bijbehorende feesten aan heel het gezin door. Met hoofd, hart en paplepel. Totdat mams sterft, veel te jong, achtenveertig jaar. Niet geheel onverwacht, maar toch nog plotseling. Ze bezwijkt door ziekte, angst en zorg. Ik ben dan negen. Geen enkel gebed, religie of feest biedt daarna nog troost. Carnaval, Pasen, Kerst, Oud en Nieuw, ze zullen nooit meer zoals vroeger zijn. Net als huize Mien. Diepe droevenis daalt neer. Maar niet voor mams. Zij is op weg naar haar ultiem Walhalla, naar welverdiende rust. Weg uit een wereld die voor haar totale chaos was.

9) Balkonscène (15-01-2015)

De zomer is dit jaar bloedheet. De avonden koelen nauwelijks af. Ik zit vastgeplakt op het balkon en niemand ziet me. Weggescholen in een hoekje achter de balkontralies probeer ik niet te zijn. Ik druk mijn rug stevig tegen de warme muur. Eigenlijk moet ik in bed liggen, maar ik kan de slaap niet vatten. Niemand, maar dan ook niemand mag weten dat ik nog een stukje avond meepik. In gedachten ben ik samen met de rest van de familie die beneden op de plaats de hete zomeravond stuk slaat.

Ik geniet van de merels die hun hoogste lied fluiten en van het buurtgeroezemoes dat in de lucht hangt. Waarom moet ik toch zo vroeg naar bed? Mijn broer is toch ook nog op? Waarom hij wel en ik niet? De jongste hè. Ik duw mijn neus voorzichtig door de spijlen van het balkon en zie de zinken teil waarin ik de hele middag gespeeld heb, samen met mijn broer. De geur van natte stoeptegels dringt weer door in mijn neus. Een warme natte zomerlucht.

Wat hebben we samen fijn gespeeld. Emmertjes water vlogen door de lucht. Het water droogde vliegensvlug op de stoep, in steeds kleiner wordende vlekjes. De hete tegels deden ons spontaan hinkelen, met de zinken teil als koude landingsplaats. Stilzitten was niet mogelijk. Vervelende vliegen plakten op onze rug. Niet weg te slaan met natte handdoeken. Handdoeken die we strak om onze bovenbenen naar boven oprolden, tot tulband. We waanden ons dan Arabier. Totdat de handdoek op ons hoofd weer uit elkaar viel.

Het hart slaat in mijn keel. Ik ben gespot. Ik zie mijn vader beneden op de plaats naar binnen lopen. Snel duik ik in bed en verstop me onder het laken. Ik hoor paps onder aan de trap staan. Oogjes dicht dan maar.

10) Poppenspel (17-01-2015)

Er bestaan fasen in een mensenleven waarin kleine jongetjes net meisjes zijn en vice versa. Verwarrend soms voor ouderen maar zeker ook voor de kleintjes zelf. Het lijkt allemaal van te voren bepaald te zijn. Roze is roze en blauw is blauw. Punt uit. Gelukkig bevestigen uitzonderingen de wereld.

Ik slaap mijn eerste jaren bij mijn zus op de kamer. Mijn zus vindt het gezellig en leuk. Ik ook. Na twee broers ben ik haar gedroomde kleine zusje. Ik mag dan ook met haar poppen spelen. Wat lief. Ik krijg van haar een zwarte pop. De blonde houdt ze voor zichzelf.

In mijn armen ligt een schattig negerpoppinnetje. Ze kijkt me met grote bruine pretogen aan. Ik doe eerst de draaiproef. Benen, armen en hoofd, ik draai ze allemaal rond. Vervolgens draai ik armen en benen kruislings op haar rug en gooi ze daarna over haar schouder. Het kost me veel moeite om haar weer in originele positie te brengen. Dat moet. Mijn zus heeft me uitgenodigd voor een verkleedpartij.

Helaas passen de jurkjes van haar pop mijn negerinnetje niet. Ze is een beetje lomp en groot geschapen. Wat nu? Kammen heeft ook weinig zin. De zwarte krulletjes laten zich met kam noch borstel plooien. Ik geef het op. Veel te snel volgens mijn zusje. Maar hee, ik begrijp het meteen. Meisjes bepalen altijd de keuze. Daar breng je als kleine jongen niets tegen in. Voor mij is het moeilijke zwarte popje zonder kleren. Ik leer snel denken. In blauw.

Mijn zus is al gauw toe aan Ken en doktertje spelen en ik aan een nieuwe kamer. Het was wel altijd gezellig op de kamer met mijn grote zussie. Totdat ik haar spaarpot leegplunderde, met een stopnaald. Toen waren de rapen gaar en mijn pap woest. Terecht.

11) Eerste communie (20-01-2015)

Glimlachend gooit de zon zijn stralen naar beneden. Vandaag doe ik mijn eerste communie. Ik zie er picobello uit, om door een ringetje te halen. Korte crèmekleurige broek, lichtblauw overhemd, kleine oranje gestreepte stropdas, suède sandalen, brandschone witte sokken en een linnen jasje.

De rest van de familie is ook tot in de puntjes gekleed. Het heeft slechts twee oorlogszaterdagen bij de C&A gekost. Uiteindelijk is het allemaal gelukt. We mogen gezien worden. Voor de kerk vindt nog een kleine keuring plaats. Goh, kijk toch eens, die van Janssen hebben niet eens de moeite genomen om zich netjes te kleden?

De dienst duurt veel te lang. Best eng om zo helemaal voorin de kerk te moeten zitten. Alle godsdienstlessen worden nog eens opgelepeld. Ik lispel de woorden die er zijn ingepompt langzaam voor me uit. Tijdens de communie word ik zenuwachtig. De pastoor legt een voor een de hosties op de tong bij mijn voorgangers. Ik kan alleen maar denken: ‘Wat als ik hem nu per ongeluk bijt?’ Gelukkig gaat het goed.

Bij de uitgang wordt nog snel een foto gemaakt. Mijn moeder naast me is trots en gelukkig, net als ik. Thuis is het feest. Met alles erop en eraan. Familie, vrienden, koffie, vlaai, kaas, leverworst, zilveruitjes en augurk, bier en moezelwijn. Op de tafels, glaasjes met sigaretten. Caballero zonder filter, Stuyvesant met.

Het bezoek druipt binnen. Van mijn tante krijg ik een chocoladereep met vijf guldens erop geplakt. Van oma een kinderbijbel, ‘Groot nieuws’. Maar het mooiste kado komt van pa en ma. Eigenlijk weet ik al wat het is. Zou ie mooi zijn? Ik word niet langer in spanning gehouden. Stiekem heeft mijn vader hem de plaats op gereden. Een spiksplinternieuwe blauwe minifiets. Het feest gaat verder zonder mij. Dolgelukkig fiets ik op mijn nieuwe fiets.

12) Onderste Molen (22-01-2015)

Het is zaterdag en hartje zomer. De hele familie maakt zich op voor een dagje waterpret bij natuurbad ‘Onderste Molen’. Mams en zus zijn al vroeg in de ochtend bezig met de voorbereidingen. Ze persen gekookte aardappels en soepvlees door de gietijzeren draaimolen. Zilveruitjes, wortel, augurken en mayonaise worden later toegevoegd. Onder de koude schotel komt nog wat sla.

Een grote pan koude thee wordt overgegoten in twee thermoskannen. Witte boterhammen, dik belegd met gebakken ei, rolletjes King en Rang en een pak Mariakoekjes verdwijnen in de tas van mams. Mijn broers hebben handdoeken, luchtbedden en een strandbal opgeduikeld. De gele opblaaskano en voetpomp mogen niet vergeten. Alles wordt achterop de fiets, stevig onder snelbinders vastgebonden.

Ik mag bij mams voorop in het kinderstoeltje. Het is tien uur en al bloedheet. Aangekomen bij het zwembad liggen we binnen vijf tellen in het water. Het is lekker koud en ruikt naar modder. De modder plakt tussen onze tenen. We spelen en ravotten de hele dag. Mijn grote broer en zus wisselen het spelen af met lezen. Mams doet de catering en zucht onder de hete zon. Ze geniet onbezorgd met volle teugen van ons kinderspel.

Rond een uur of twaalf voegt papa zich bij ons. Hij komt uit de vroege dienst. Na een familieduik in het groene water zoekt hij onder de bomen verkoeling en valt in een diepe slaap. Ik kruip op de buiken van dikke dames die liggen te zonnen, op zoek naar snoepjes en wat aandacht. Ik kraai van plezier en verdwijn twee weken later in het grote familiefotoboek, met dank aan Kodak. Bij thuiskomst genieten we allemaal nog even na. Van het lekkere softijs van een kwartje, hese luchtpijpen en roodverbrande ruggen. Insmeren met koude Nivea biedt gelukkig wat verkoeling.

13) Koekkoek (24-01-2015)

Al op jonge leeftijd doe ik flink mijn best. Met alle spelletjes die maar mogelijk zijn. Enthousiast, fanatiek en gedreven. Waar gewin is, is een wil. Waar een wil is, is een weg.

“Eén …!” Ik spring snel naar voren en land met mijn benen in spreidstand. Mijn linkerbeen staat naar voren en mijn rechter naar achteren. Ik wankel. Ik krijg mijn lijf erboven met geen mogelijkheid stil gezet. Het moet. Ik heb nog twee seconden. “Twee …!” Mijn armen helpen niet echt, ze zweven in de lucht. Mijn lichaam zwaait op en neer en ik val bijna voorover. Met de grootst mogelijke inspanning verbijt ik lijf en leden en sta doodstil. Net op tijd. “Drie … Koekkoek!”

Het meisje aan de overkant van de weg ontdooit. Ze staat met de rug naar ons toegekeerd en draait haar hoofd supersnel weg van de gekruiste armen die tegen de muur hangen. Drie seconden lang zat haar hoofd daarin verstopt. Het tellen leek een eeuwigheid te duren en is ineens voorbij. Op straat staan vijf bevroren kinderen in vreemde poses. Stiekem kijk ik of mijn buurman niet beweegt. “Ja, ja, Mien, kleine Mien, jij bewoog. Drie passen terug!” Alweer ik. Dat is niet eerlijk.

Het touwtje springen gaat me beter af. Ik mag het touw vasthouden. Kan er ook niets misgaan. Met al mijn kracht breng ik het touw langzaam in beweging. Het duurt even voordat ik hetzelfde ritme draai als het jongetje aan het andere eind van het touw. De meiden die in het touw springen kraaien van plezier en zingen in koor: “In spring, de bocht gaat in; Uit spuit, de bocht gaat uit!” En ik … ik denk alleen maar: ‘Wanneer mag ik nu eindelijk?’. Helaas te laat. “Jongens, komen jullie eten!” Ja, ho eens even. En de meiden dan?

14) Wolwegen (26-01-2015)

De ruwe vloerbedekking prikt aan mijn billen. Ik geef geen kik. Mama slaapt op de bank in de kamer. Ik mag haar niet wakker maken. Beter van niet. Mams maakt vreemde geluiden in haar slaap. Soms, als het slapen mij te lang duurt, kruip ik heel voorzichtig naar haar toe en ga dan op de grond zitten, vlak bij haar hoofd met mijn rug tegen de bank. De warme adem die ze snurkend uitblaast glijdt dan over mijn gezicht. Dat voelt fijn.

Vanmiddag is het weer zo’n saaie middag. Ik verveel me stierlijk. De autootjes waarmee ik de tijd dood, zijn al jaren grijs gespeeld. Tot aan het aluminium is de verf eraf gesleten. Met dank aan mijn broers, de vroegere bezitters van het speelgoed. Voor de tiende keer leg ik een nieuw parcours aan. Nieuwe wegen knippen gaat niet meer. Mijn wegenwol is op. Voorzichtig trek ik wat wegen los van de vloer. Waar zal ik ze nu eens neerleggen?

Ik reik naar achteren om nog een woldraad aan de buitenkant van het parcours weg te trekken. Die heb ik nodig voor een laatste verbinding. De draad ligt te ver weg en ik val achterover. Van schrik slaak ik een kreet, een deel van het parcours plakt op mijn rug.

Mams vliegt woedend van de bank en komt op me afgerend. Ze houdt een van haar pantoffels, hooggeheven in de hand. Ik spurt rondjes rond de tafel. Het parcours plakt nu ook aan mijn voeten. Al snel geeft mams de achtervolging op en smijt de pantoffel naar mijn oren. “Rotjong!”, roept ze nog. Het hart klopt in mijn keel. Wat heb ik toch misdaan? Mams kruipt terug op de bank en slaapt de middag verder rond. Ik vermaak mezelf, totdat de rest van de familie thuiskomt. Vers speelvolk, eindelijk.

15) Goud in de benen (27-01-2015)

Vandaag is een spannende dag. De spanning zindert boven pakweg 13.500.000 hoofden, in gans Nederland. Voor wie een auto heeft is er nog een laatste kans. Aan de grens staan grote files. Nog zo’n twaalf uur te gaan voor late beslissers. Elektronicawinkels doen goede zaken. De kleurentelevisies vliegen de deur uit. Zo ook eentje richting opa en oma. Een hele grote. Een echte Grundig.

Vandaag is de grote finaledag. Wekenlang heb ik op straat met voetbalvriendjes alle wedstrijden nagespeeld. Samen ruzie gemaakt over wie wie mocht zijn. Het is zondag 7 juli 1974. Ik hoef mijn voetbalschoenen niet zwart te poetsen, de strepen niet wit met Vim. Vandaag gaat familie Mien naar opa en oma. Om de WK-finale te zien. Die gaan we winnen, zeker weten.

Opa glundert achter zijn sigaar. De dames doen de drankjes en borrelhapjes, de mannen zitten gekluisterd aan de buis. We kennen alle namen van buiten. Arie, Ruud, Jan en Johnny, Rob, twee Johans en vier Wimmen, op de bank Rinus en de wissels. We kennen zelfs de Duitsers bij naam. Der Sepp und Berti, Rainer, Uli, Wolfgang, Jürgen, Hans-Georg, der Paul und der Franz, Gert und Bernd, op de bank Helmut und Günter.

75.000 Supporters schreeuwen hun longen uit, allen gekleurd in oranje, wit of zwart. Taylor blaast op zijn fluit. Binnen één minuut danst onze Johan naar de goal en wordt gevloerd. Penalty! De finale kan niet meer stuk. De Duitsers ook niet. Der Paul und Gert schoppen onze droom in duigen. Duitsland heeft goud in handen, de Nederlanders goud in benen.

Ik kan het niet geloven. Met tranen in de ogen glij ik met mijn neus over het beeldscherm. Ik ben boos en verdrietig tegelijk. Het leven is niet eerlijk. Dit hebben we niet verdiend. Een jaar geleden is onze mams overleden. Het doet nog pijn.

21-01-2015

Knakworst, frites en mayonaise

Hete zonnestralen zinderen door de lome lucht en branden op mijn blote rug. Ik durf de zon niet aan te kijken. Bang dat hij verblindt richt ik mijn blik naar beneden. Ik zie overal voeten om me heen. Af en toe schuiven ze een klein stukje naar voren. Wat in de voeten staat schuift mee. Het zijn blote lijven. Ze proberen mij te pletten. Ik geef niet toe.

De lijven waar ik tussen sta ruiken naar zout en zonnebrandcrème. De geur vermengt zich in mijn neus, samen met de geur van hars die uit de dennenbomen waait. Heel eventjes knijp ik in mijn hand en voel of de muntjes er nog inzitten. Ze gloeien en ik hevel ze voorzichtig over in mijn andere hand. Ze mogen niet vallen. Mijn timing is perfect. Zodra ik de muntjes heb overgeheveld wurmt een man, een kartonnen doos boven zijn hoofd dragend, zich los uit de vleesmassa. Het gat dat ontstaat wordt meteen ingenomen. Ik probeer het nog te voorkomen door mijn borst en armen breed te maken. Maar ik ben te klein. Ik zal nog even moeten wachten.

Intussen vangt mijn neus de heerlijke geur die ontsnapt uit de kartonnen doos. Het ruikt naar knakworst, frites en warme mayonaise. Het water loopt me in de mond. De vleesmassa voor me wijkt heel even en ik spring er snel tussenin. Het is now or never. Ik schiet door en bots bijna met mijn gezicht tegen de toonbank van de friteskraam. Plots word ik door iemand opgetild. “Hier, help deze kleine maar eerst, volgens mij heeft ie honger!” Om mij heen wordt hard gelachen. Even later sta ik met een knakworst en een klein frietje in mijn handen, glunderend in de zon, de mayonaise druipend over de vingers. Hoe gelukkig kan een klein mensje zijn?

Geschreven n.a.v. 5e schrijfopdracht op ColumnX (januari 2015), van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
De opdracht voor januari 2015 is een vrolijke:
-Beschrijf in maximaal 300 woorden een vrolijke, gelukkige gebeurtenis uit jouw leven. We dagen deze maand uit tot 'mooischrijverij', dus wees vooral kwistig met de bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.
-Deze opdracht is een tweeledige. In februari volgt deel twee.

10-01-2015

Wereldnieuws

De postbode doet zijn ronde. Hij biedt ons dagelijks nieuws. Soms goed en soms slecht nieuws. Stipt op tijd dropt de postbode zijn werk in alle brievenbussen. Het zijn tijden waarop mensen de klok gelijk zetten. Vaak zelfs achter de voordeur liggen. Naast hun hond. Op wacht.

Vandaag is een bijzondere dag. De postbode kan het maar niet geloven. Tassen vol post wachten op hem. Het lijkt wel of zijn hele wijk vandaag post ontvangt. Hij pakt zijn stratenlijst met alle huisnummers erbij en krabt zich achter zijn oor. Krijgt nu werkelijk waar iedereen in zijn wijk post?

Wat de boel nog vreemder maakt is dat bijna alle post hetzelfde is. Het zijn geen twee maar zes zakken die hij bezorgen moet. De postbode zweet peentjes. Oranje peentjes. Precies de kleur van de post die in overvloed op de sorteertafel ligt. Kleine enveloppen, allemaal beschreven in hetzelfde minutieus en klein geschreven handschrift. Wat wil deze afzender duidelijk maken? Wat voor nieuws is hier in de wijk voor iedereen bestemd?

Voor het eerst in zijn 40-jarige postcarrière rijst er twijfel bij de postbode. Voor het eerst voelt de postbode een onweerstaanbare drang zijn beroepsgeheim te schenden. Het zijn nota bene allemaal handgeschreven enveloppen. Geen reclame, geen belastingblauwe, maar kleine oranje enveloppen. Wat wordt hier in hemelsnaam de wereld in gestuurd? Dit heeft de postbode nog nooit meegemaakt.

In een kleine steeg waar niemand hem ziet opent hij een envelop. Een geborduurde geboortekaart glijdt door zijn vingers. ‘Met grote vreugde geven wij bekendheid aan de geboorte van onze zoon. Zeven pond schoon. We noemen hem Mien en verkondigen het wereldwijd. U bent van harte welkom dit met ons te vieren. Graag beschuit en muisjes zelf meenemen. Voor drank wordt gezorgd. Lieve groeten van pa, ma, zus en broertjes Mien.’

Geschreven n.a.v. 5e schrijfopdracht op ColumnX (januari 2015), van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
De opdracht voor januari 2015 is een vrolijke:
-Beschrijf in maximaal 300 woorden een vrolijke, gelukkige gebeurtenis uit jouw leven. We dagen deze maand uit tot 'mooischrijverij', dus wees vooral kwistig met de bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.
-Deze opdracht is een tweeledige. In februari volgt deel twee.