31-10-2015

Columns van Harrie (Oktober 2015)


Met de groeten van Hack / Verkeer / 07-10-2015

Grote paniek op aarde volgens de andere kant. Snel ben ik in mijn TARDIS geklommen want er is geen tijd te verliezen. Onderweg ontvang ik instructies en die liegen er niet om. Ik krijg vrij spel en mag alle middelen inzetten om de paniek op aarde te helpen sussen. Sussen is niet echt de vraag. Oplossen moet ik dit probleem, voorgoed. Maar dat zal erg moeilijk worden, vrees ik. Ik ben inmiddels vertrouwd met dit soort problematiek uit andere Galaxies. Als er een ding wel moeilijk is om op te lossen dan is het ruis in communicatie. En hier is sprake van grote ruis. Hele grote ruis. En het zal ook weer eens niet op aarde zijn, waar de ruis zich afspeelt.

Ik word ontvangen door een chaotische man met een wilde bos haren en een grote, zeer grote glimlach rond zijn mond. Hij legt me het probleem verder uit. Met drukke handgebaren. Hij staat geen seconde stil en sjouwt met mij van links naar rechts. Daarbij pakt ie regelmatig amicaal mijn schouders vast. Rare man vind ik het. Hij draagt ook een raar pak. Helemaal niet aards. Voor Nederlandse (ik bevind me in Aalsmeer) begrippen al helemaal niet. Het is een bont pak. Een flinke grote kleurige ruit. Hij steekt enorm kleurrijk af tegen de grijze massa die de tribunes bevolkt. Ik bevind me in een koude kille studio.

Wat is nu het probleem precies. Ik word een beetje moe van de man die zichzelf voorstelt als Willem. Enfin Willem, wat is het probleem? Ik krijg een uiteenzetting over de laatste trends op het gebied van communicatie. Iets over internet, sociale media en andere ongein. Het schijnt dat door de exponentiële groei van dit gebeuren en de impact daarvan op communicatieprocessen, gezorgd heeft voor wanorde en wildgroei. Sterker nog, de wildgroei is zo uit de hand gelopen dat een aantal lieden besloten heeft zelf maatregelen te nemen om de chaos te verhelpen. Willem vertelt dat de ruis zo uit de hand liep dat de systemen die de communicatie mogelijk maakten allemaal plat kwamen te liggen. Omdat de mensheid op aarde sinds een tiental jaren alleen maar communiceert via internet en sociale media is een oplossing van de ruis cruciaal voor het voortbestaan van de aarde.

Maar wat is nu het probleem Willem? Dat is eigenlijk heel simpel. Het heeft allemaal te maken met Martine Hack. Met wie? Martine Hack, maar dat is een schuilnaam, vertelt Willem er meteen bij. Martine Hack is een meesterhacker die verantwoordelijk is voor de grote hack waar moeder aarde nu onder gebukt gaat. Alleen Martine is in geen velden of wegen te bekennen. Het schijnt dat ze zich terug heeft getrokken op een boerderij in de middle of nowhere. Dat is haast onmogelijk in het kleine Nederland. Er helpt maar een ding. Gehakt maken van die Martine. Dat is duidelijk. Ik weet genoeg en spring snel in mijn TARDIS. Ik programmeer snel een zoekprogramma op basis van de gegevens die ik zo juist van Willem ontvangen heb. Mijn TARDIS beschikt over een goede snoeifunctie en snel ga ik op zoek maar de juiste locatie. Onder in de akker zie ik tussen de mais een blonde vrouw zitten aan een klein tafeltje. Ze is druk bezig met typen op een tablet. Ze grijnst zodra ze me ziet aankomen. Maar ze rent niet weg.

‘Tsjop, tsjop!’, zegt en doet mijn TARDIS en weg is Martine Hack, weg ruis. Ik zoem nog even in op een klein papiertje dat zojuist nog op het tafeltje lag en door mijn maaimachine is weggeblazen. ‘Met de groeten van Hack’, staat erop geschreven, in een krom handschrift. Ik neem het mee als bewijsmateriaal. Je weet nooit of het nog ergens van pas komt. De rust is wedergekeerd op aarde. Missie volbracht. Ik keer weer terug naar de andere kant in afwachting van een nieuwe opdracht.


Matchfixing door de Andere Kant / Verkeer / 11-10-2015
Ik word nog een regelmatige bezoeker van moeder aarde. Meer specifiek van Europa. Nog meer specifiek van Nederland. De Andere Kant heeft me doorgestuurd om een dringend probleem te tackelen. En ik zeg tackelen, want dat is het meest treffende woord in deze. Met mijn TARDIS land ik op een groen plastic-achtig veld. Er staan wat grote blokken met plastic zitjes omheen en in de hoeken staan hele grote lichtmasten. Deze omgeving zal dus ook wel in het donker gebruikt worden, denk ik dan. Op het groene veld staan witte lijnen getekend waar ik geen touw aan kan vastknopen. Ook staan tegenover elkaar, zo’n honderd meter van elkaar verwijderd, twee rechthoekige dingen die overeind gehouden worden door een fijnmazig net. Te grote mazen om insecten in te vangen en te kleine mazen om ballen door te laten. Ja, ik heb me verdiept. Het schijnen grote ballenvangers te zijn.

Maar waarom sta ik hier nu met mijn TARDIS. Ik zal het u vertellen. Om even te ruiken aan een voetbalveld, om een bepaald landsbelang te dienen en om onderzoek te doen. Het landsbelang betreft dus Nederland. Dat land moet op een of andere manier rechtop blijven staan tegen reus Tsjechië. In iets wat heet een voetbalwedstrijd. Ik heb het opgezocht. Het schijnt een soort oorlog te zijn waarbij mensen vanaf de tribune en voor de televisie keihard schreeuwen, vloeken en tieren. Verbaast zijn, verwonderd, soms ook blij, maar meestal erg verongelijkt. Ik vergelijk het met de oude Grieken en Romeinen en hun arena-gevechten. Bloed aan de paal, wordt ook wel eens door het publiek gescandeerd. Nou, dat deden de Grieken en Romeinen ook. Volgens de overlevering en de geschiedenisboeken die ik aan de Andere Kant tot me genomen heb. Nou. Aangezien mijn opperbevelhebber aan de Andere Kant roots heeft met moeder aarde en specifiek met Europa en Nederland. Het schijnt dat ie een bloedband heeft met wat Amsterdammers is mij gevraagd om hulp te bieden bij een of andere belangrijke kwalificatie. Meer specifiek een voetbaluitslag te bewerkstelligen. Zo gezegd, zo gedaan. Mijn TARDIS wordt daarbij een belangrijk wapen.

Hij is onzichtbaar gemaakt voor aardbewoners en kan heel goed keepen en scoren. Een zeldzame combinatie van talenten. Matchfixing is een ander talent dat ik op zeer korte termijn geleerd heb. Ik hoef niets anders te doen dan in de wedstrijd Turkije – IJsland goed te keepen voor IJsland, maar nog belangrijker, goed te scoren tegen Turkije. In ieder geval een doelpunt meer voor IJsland, hoe dan ook. Nou dat moet niet zo’n probleem zijn. Mits ik de landen natuurlijk goed uit elkaar haal. Heb me dan ook al verdiept in de uit- en thuisshirts. Als ik goed naar het rumoerige publiek luister schijn ik ook te weten wie wie is.

Het is nu zondag. Ja ik kan reizen in de tijd. De wedstrijd is gespeeld. Turkije – IJsland 0-2. En ik heb er niet eens veel voor hoeven doen. IJsland was duidelijk sterker. Turkije erg zenuwachtig. En toch, toch heb ik enorm op mijn flikker gekregen van mijn opperbevelhebber van de Andere Kant. Of ik de tweede opdracht niet tijdig had ontvangen? De tweede opdracht? Ja, het inzetten van de TARDIS op vier fronten, door gebruik te maken van gelijktijdige transmissie en meerkleurigheid? Ik begreep er niets van. Waarom ik Nederland ook niet een handje geholpen heb. Hoezo? Nederland – Letland 0-0. Hoe is het mogelijk? Kunnen ze dan helemaal niets zelf. Het kan verkeren. Zonder aanleiding. Blind verkeren. Met gemak, met speels gemak had ik daar in de Arena ook wel een balletje in het net geschopt. Met mijn onzichtbaar Oranje TARDIS. Dju! Missie gefaald!


Stiekem duurt het langst / Verkeer / 27-10-2015

Ik heb een geheime missie ontvangen van de Andere Kant. Een hevige en ik durf hem bijna niet te delen. Maar ik moet, want het treft u allen. De aarde is namelijk in gevaar. In het huidige intergalacticum heeft het niet lang meer houdbaarheid. Niet door vertellen, want er wordt stiekem mee gegluurd vanachter de schermen aan de Andere Kant. Ze zijn daar veel wijzer en veel verder op velerlei gebied. Klokkenluiders en hackers vallen in het niet bij de oerkrachten van de Andere Kant. Ik mag deze informatie eigenlijk niet delen, maar doe het toch. Mijn geliefde aarde staat op het spel en alle medewerking en informatie die gedeeld wordt is welkom en gewenst.

Spits de oren, ik ga het nu vertellen. Mijn chef stuurde mij een intergalactische mail en verklaarde daarin dat ik naarstig op zoek moest gaan naar oudere, eigenwijze figuren met zeggingskracht, geknecht en geknuppeld door het aardse leven, en heel belangrijk, met een scherpe zienswijze en gezegend met een haarfijne en scherpe neus die zeer vaak oplossingsgezind werkt. In bezit van gevoel voor serendipiteit en sterk in het ‘out of the box’ denken. Die zich niet laten tegenwerken en de les lezen door de grote massa, en geen enkele sterke persoonlijkheid naast zich dulden. Mijn chef eindigt de mail met de melding. Het zijn karakters, geen echte personen en ze houden zich meestal op in lugubere settings. Ze zijn aan het papier toevertrouwd en getranscendeerd op filmrollen. Ik krijg nog het advies mee om vooral te letten op Scandinavië en IJsland. De film- en televisieproducties, de series die daar vandaan komen schijnen nogal veel karakters te bezitten die van wanten weten. Niet vreemd want het is in die landen vaak steenkoud.

Ik richt mijn schijnwerpers eerst op Noorwegen en kom via via meteen terecht in IJsland. Geen toeval want ik jaag op een karakter dat mij is ingegeven. In het echte leven luisterend naar de naam Sofie Gråbøl. Zij zou de sleutel moeten zijn naar het grote raadsel waaronder moeder aarde gebukt gaat. Het raadsel dat de oplossing biedt voor alle aardkwalen. Een sleutel voor de oplossing van alle smerige uitstoot en uitschot op de aarde. Achter uitschot staat ‘IS’ met hoofdletters. Vreemd, heel vreemd. Subjectief en objectief, alle invalshoeken moet ik inzetten. Want de chef maakt geen onderscheid. Het subjectieve heult met het objectieve en vice versa. Zover was de chef en mij al duidelijk. Daarvoor hoef je geen cursus aarde te volgen. Zodra ik Sofie Gråbøl heb ontmoet zal ik haar eerst haar trui moeten afleggen. Dat is een tip die ik heb meegekregen. Daarna zal ik haar het vuur aan de schenen leggen. Alle data die in haar hoofd rondspoken moet ik zien te downloaden en te encrypteren. Ik krijg daar twee weken de tijd voor. Moet lukken. Het eindresultaat is een zinsnede van pakweg tien woorden die zo’n impact heeft dat alleen het uitspreken van de zinsnede op aarde leidt tot de ultieme bevrijding van alle smerige uitstoot en uitschot, subjectief en objectief.

ik denk nog even na. Wil ik deze missie eigenlijk wel laten slagen? Als ik sla houdt mijn werk op moeder aarde op, mijn geliefde planeet. Dan maak ik nooit meer rondjes met de TARDIS rond de aarde. zal ik er ook niet meer landen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de chef. Ik voer het plan niet uit besluit ik. Niemand door vertellen hoor. Stiekem duurt het langst.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

120 Woorden Oktober 2015

120 Woorden (120W) is een website gerund door vrijwilligers waarop ik kleine stukjes van exact 120 woorden plaats. Meestal aan de hand van opgelegde themawoorden.
Motto 120 Woorden: Er wordt veel te veel geschreven en daardoor veel te weinig gelezen. Weg met de breedsprakigheid. 120 woorden is precies genoeg.


Retro Tull (01-10-2015) (Themawoord: Retro)

Mijn lange haren kriebelen langs de oren en blijven steeds hangen tussen mijn mond en het tuutje van mijn dwarsfluit. Sinds kort studeer ik klassieke dwarsfluit. Ben overgestapt van blokfluit want veel liever speel ik horizontaal dan vertikaal. De dwarsfluit biedt ook veel meer mogelijkheden qua klanklijn en muziekspectrum. Mocht het me niet bevallen kan ik de klassieke kennis altijd nog aanwenden voor jazzzzzz en rrrrrock en blueeezzzzz. Mijn grote voorbeeld is Ian Anderson. Doch niet voor zijn dwarsfluit talent maar voor zijn uitspraken en intellect. Wie kent hem niet? Ik ga even Retro Tull en zoek op Wikipedia zijn adagio en adagium. Het tempo waarmee Ian teksten lanceert is geniaal. Vertaald in muzieknoten smaakt het naar hazelnoot. Zonder dope.


Kijk - en luistergeld (05-10-2015) (Themawoord: Stethoscoop)

Ik schop de dokter nog net niet onder zijn… Wat is dat ding koud! Een afkoelingsperiode kan ik wel gebruiken, maar dit gaat wel erg ver. Ik zie dat de dokter rode oren krijgt. Zie ik het goed? Er komt zelfs een beetje stoom uit. Ik ben jaloers, liefst zou ik zelf even stoom afblazen.

Ik mag mijn hemd weer dichtknopen. Ik blijk helemaal oké te zijn. Wat een teleurstelling. Ik had toch wel gehoopt op een heel klein beetje ziek zijn. Komop zeg. Ben ik helemaal voor niets naar de dokter getogen? Dat kan niet waar zijn. Of ik de tien euro contant wil afrekenen of wil pinnen? Ik pak de dokter bij zijn stethoscoop en draai langzaam aan.


Borstkijker (05-10-2015) (Themawoord: Stethoscoop)

Met een dun opgerold papiertje leg ik mijn oor te luister op haar linkerborst. ‘Sssstttttttiiiiiillllllll zijn’, fluister ik haar toe en leg mijn vinger op haar lippen. Dat vindt ze niet prettig. Het stil zijn. Ik hoor haar hartje zachtjes bonken. Het klinkt als Bachse pauken die met het juiste timbre resoneren. Haar borst gaat ook op en neer. Ik voel het papier langs mijn oor op en neer glijden. Het geeft een geil gevoel, dat ik onmiddellijk onderdruk. Zeg, ik ben haar dokter, dit kan niet, dit mag niet. Maar helaas, ik kan het amper onderdrukken, het gevoel glijdt langs mijn ruggengraat naar beneden. Mijn stethos vloept omhoog. Krijgt een scoop. Een stethoscoop. Snel laat ik haar borsten los.


Schoepstoot (06-10-2015) (Themawoord: Stethoscoop)

In de visserij is het heel gebruikelijk om nieuwe vissers op een ludieke wijze te verwelkomen. Zo ook in Vissersgat, een plaatsje gelegen in België, net voorbij Antwerpen. Vissersgat is vooral gekend van de bouw van grote schoepen. U kent ze wel, die dingen die water verplaatsen. Wel diezelfde schoepen zijn nu ook de inzet van de ludieke begroeting. Nieuwe vissers worden in Vissersgat verwelkomt met een schoepstoot. Hoe? Vier andere vissers stoempen met een kleine schoep lichtjes tegen de nieuwe visser. Die verliest dan meestal zijn evenwicht en valt dan in het water. Vissers krijgen namelijk in Vissergat geen vuurdoop maar waterdoop. Onlangs werd een huisarts tot nieuwe visser gedoopt. Via zijn stethoscoop werd hij nadien aan wal gehezen.


Schootpoets (07-10-2015) (Themawoord: Stethoscoop)

De faculteit Geneeskunde in Groningen is het helemaal beu. Het nieuwe collegejaar is amper bezig, of de nieuwe aanmeldingen komen alweer binnen. Maar het bestuur van de faculteit heeft een oplossing gevonden. Middels een prijsvraag, ja, een prijsvraag, het bestuur beseft heel goed hoe duur de opleiding is en hoe lang het duurt voordat de studieschuld is afbetaald, wordt een eerste voorselectie aan de poort gemaakt. Omdat de jonge potentials, de jonge peuten in spé, niet dom zijn en ongetwijfeld met grote getale het antwoord zullen vinden, wordt alleen degene met het meest ludiek omklede antwoord, beloond met de eerste prijs, een gouden stethoscoop. En dan nu de prijsvraag. Wat is schootpoets en wanneer werd het voor het eerst gebruikt?


State us cope (08-10-2015) (Themawoord: Stethoscoop)

Het was het moeilijkste woord dat tot dan toe op tafel was gekomen. Stethoscoop. Zoals altijd las ik eerst de antwoorden nog voor ik de vraag aan mijn tegenspeler stelde.
Hoe kwam de maker van Triviant überhaupt aan al die vragen? Welke critaria hanteerde hij bij zijn selectie? Ik besloot hem te bellen. Geen idee nog dat het hier een Engelsman betrof. Zijn telefoonnummer haalde ik van de doos. Meteen viel ik met de deur in huis.
‘Dear mister Triviant, how do you collect your questions? For example, what is a state us scope?’
‘Dear sir, are you kiddin’ me? Listen, I promise I’ll wear the state us cope next time we play naughty nurse. Does that answer satisfy you?’


Stethoscoop en troffel (09-10-2015) (Themawoord: Stethoscoop)

Een stethoscoop zonder dokter is als een metselaar zonder troffel. Maar wat als de metselaar nu eens de stethoscoop hanteerde en de dokter de troffel? Dan wordt het pas interessant.

De metselaar die luistert naar zijn stenen. Of ze nog goed ademen. Verstopt in de muur voelen zij zich vaak beklemd. Zo nu en dan lopen ze een flinke verkoudheid op. Zeler als ze staan naast een andere koude muur. Een kale muur, zonder isolatie met een winderige spouw.

De dokter die klopt en roert op de borst en rug van zijn patiënten om te kijken of alle cement nog hecht en zoekt naar losse voegen. Een lijf bouwkundig goed onderhouden vraagt om de juiste specie. Roodband schrijft ie voor.


Weekoscoop (10-10-2015)

Wat is dat nu weer? Een weekoscoop? Een nieuw woord opgenomen in de Dikke van Dale, laatste papieren editie? Een bioscoop die de hele week open is en waar voortdurend oude Polygoon-journaals vertoond worden? Een telescoop om de hele week onder de loep te kunnen nemen? Een stethoscoop om weke delen mee te beluisteren?

Wie zal het zeggen? Ik mag het nog niet verklappen. Binnenkort wordt het vertoond op de televisie. Op de televisie? Ja, op de televisie, niet op Facebook, dat is niet echt. Je kunt het bijna niet mislopen en al helemaal niet disliken. Die button bestaat niet op de televisie. Hou de televisie goed in de gaten. Kijk naar het beste idee van Nederland. De weekoscoop. SBS6.


Vertel me waar de bloemen zijn (12-10-2015) (Themawoord: Antwoord)

Ik sta bij het waterorgel en besef onmiddellijk, dit is niet de juiste plek. Het moet haast wel een fata morgana zijn, dat ik niet zie. Snel loop ik door mijn zelf gecreëerde sprookjesbos en ga op zoek naar een vliegend tapijt. Dat moet antwoord geven. En anders wel de tulpen. De tulpen die uit de Turkse aarde schieten. Zouden ze verliezen? Te mooi om waar te zijn. Wij zullen dan toch eerst moeten winnen. Bob en ik. We sjouwen verder in onze droom. Op zoek, ja op zoek naar wat? Naar antwoorden. Antwoorden op wat? Levensvragen in een pretpark. Een pretpark dat maar geen circus wordt. Het antwoord zal altijd ergens in de lucht rond blijven vliegen. Mooi toch?


Aant woord (12-10-2015) (Themawoord: Antwoord)

Hoeveel woorden ontlenen eigenlijk wel niet, wel dus, hun betekenis aan het Bargoens? Heul veul. Gestolen woorden zijn het eigenlijk, want ze worden gebezigd door dieven. De meesten stammen uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Nee, niet de dieven, de woorden. Maar eigenlijk nog vsn ver daarvoor. Uit het jiddisch.

Ik neem als voorbeeld het woord ‘antwoord’, voortgekomen uit ‘aant woord’. Voor het eerst uitgesproken ergens in de tiende eeuw, door Joden in het Rijnland. Om precies te zijn door een Jood. Die was zo lang aan het woord dat zijn omstanders vroegen: hoe lang blijf jij nog aant woord? Hij gaf onmiddellijk antwoord. ‘Heul lang!’ Sindsdien durfde niemand nog vragen te stellen. De Jood bleef aant woord.


Antwoorden bestaat (14-10-2015) (Themawoord: Antwoord)

Het ligt vlak naast Antwerpen. Hoe ik daar achter kwam? Ik ging zoeken op internet. Daar vindt je alles. Eerst naar Wikipedia. Daar kwam ik via Antwoorden terecht bij Antwerpen. Hoe? Door serendipity (ja, zoek dat maar op!).

Wat bleek? Antwerpen is afgeleid van Handwerpen. Ja, ze hakten vroeger je hand af en gooiden die in ’t Scheld indien je als schipper geen tol betaalde. Ze kunnen het verzinnen in België. Ik dacht. Zou Antwoorden dan mogelijk afgeleid zijn van Handwoorden? Ja hoor, met eenzelfde soort uitleg, maar net anders. Je hand wordt afgehakt als je niet het juiste wachtwoord (handwoord, antwoord) kent.

Naast Antwoorden vond ik ook Vragen. Dat ligt tussen Kontich, Aartselaar en Reet. Allemaal gevonden via Googlemaps.


Titel (17-10-2015)

Ik laat hem maar eens even staan. Titel. Best een komisch woord als je het een aantal keren snel achter elkaar uitspreekt. ‘Titel, titel, titel, titel, titel.’ Vijf keer volstaat.

Voel je de ‘l’ en de ‘t’ stuiteren in de mond. Het geeft een grappig mondgevoel. Alsof je op kookles bent bij Mastttterchef of Heelllll Holllland Bakttttt. Je kunt ze bakken, stomen, koken, stoven, frituren, sous videren, grillen, roken, en waarschijnlijk op nog wat andere manieren bereiden. De ‘l’ en de ‘t’.

Mijn voorkeur is roken. Dan smaken ze het beste. Goed roeren. Heel belangrijk. En er altijd bij blijven. Proeven ook, met regelmaat. Op het laatst nog even laten rusten en dan stevig kruiden. En klaar is de titel.


Els (19-10-2015)

Een prima boom, een els. Met alles erop en eraan kan hij er goed mee door. Bladeren, takken, stam, schors, noem het op, of hij heeft het. Hij verkleurt ook prachtig in de herfst. Niets zo mooi als een els.

Je kunt er ook mooi gereedschap van maken. Alles wat uit een els voort komt gaat jaren mee en ligt ook prima in de hand. Met het juiste handvat kan een els van grote betekenis zijn. Net als een eik behoort hij tot het edel ras van bomen en gereedschap. Er mag dan ook nooit iets van els omtbreken in een bos of gereedschapskist.

Een els is de ruwe diamant, de Mercedes onder de bomen en gereedschappen. Scherp en puntig.


Priemel (19-10-2015) (Themawoord: Priem)

Ik heb de laatste tijd vleselijk last van mijn priemel. Dat komt omdat het winter wordt. En die is meer nabij dan gedacht. Ik ben er al mee naar de dokter geweest. Maar die stuurde mij snel huiswaarts.

Ik had er veel te veel mee gespeeld vertelde de dokter. Daar kon mijn priemel niet tegen. En dat wist ik verdomde goed. Eigenwijs dat ik was wilde ik mezelf niet laten kennen. Voor wie? Mijn priemel laat mij niet los. En zeker niet op commando.

Nu heeft hij even vakantie. Ik gun het hem. Ieder jaar weer moet ie hard werken. Nu heeft hij rust. Totdat de winter voorbij is. Dan begint al het gepriemel weer opnieuw. Wanneer het voorjaar lonkt.


Radhakishun (19-10-2015) (Themawoord: Priem)

Wie? Wat? Hoe? Prem Radhakishun. Ik noem hem voor de gein altijd Priem. Doet het een belletje rinkelen? Een tafelheer van De Wereld Draait Door. Tot gisteravond. Omdat het priemen van Prem toch wel eventjes doorschoot. Je zult hem maar in je rug krijgen. Zo’n priem. Dat is bijna net zo erg als een koude douche bij Radar. Excuses de volgende dag of weken alom. Er moet iets rechtgezet worden. En toch, het laat altijd diepe wonden na, zo’n priem. Een favoriet gereedschap, wat zeg ik, wapen bij de Grieken en Romeinen. Goede timmermannen kunnen er nog mee overweg. Maar leen ze niet uit aan advocaten, columnisten en andere woord- en rechtkunstenaars. Dan mag je niet meer meedoen aan tafel.


Weekwoord (20-10-2015)

Een grappig woord als je het langzaam uitspreekt. Een week woord. In een zinnenspel van honderdtwintig woorden al helemaal. Een weekwoord moet gebruikt worden in het spel van de knikkers. Daarmee zou de naam van het woord, het naamwoord misschien beter sterk kunnen zijn of nog beter, stevig. Kortom een stevig woord. Stevigwoord. Moet wel binnen een week opgesoupeerd worden, maar dat mag geen probleem zijn. Laat de fantasie vieren, zoek de wikipedia’s af of doe gewoon normaal en gebruik het in de bedoelde betekenis. Maar… sleep het er niet bij. Daarvoor zijn weekwoorden toch te stevig. Misschien een uitdaging voor het volgende steekwoord (kan ook nog). Maak een verhaal bestaande uit een zin en gebruik daarin het weekwoord. Hevig!


Als ogen vuur spuwen (25-10-2015) (Themawoord: Priem)

Ogen die priemen. Wie kent ze niet? Vooral donkere en hele helle blauwe kunnen dat. Priemen in de zin van intens observeren, maar ook in de zin van oordelen, veroordelen. De hel blauwe ogen zijn zo mooi en lief dat deze binnen de eerste categorie vallen. Je kunt er zelfs verliefd op worden. Dan worden ze in plaats van helblauw hemelblauw.

Maar de tweede categorie kan bij intens gebruik schadelijk werken. Zeker als het voortdurend voorkomt. Minachting, boosheid, verachting ligt er in opgesloten, in die donkere kijkers. Het raakt de ziel van de ontvanger. De zwartkijker heeft het misschien niet eens in de gaten. Hoe zijn ogen vuur spuwen. Maar hij zal er toch iets bij voelen. Haat en liefde.


Rariteiten uit de kast (27-10-2015) (Themawoord: Kabinet)

Een schaaltje bananenschillen, met zorg geconserveerd. Het gipsen hoofd van Yreia, gezondheidsgodin (miniatuur). Pakje kauwgom, Stimorol. Drie kleine schaaltjes met bloemenblaadjes. Een vreemd insect in een glazen flesje, dood. Een klein Eiffeltorentje, naast een toren uit Pisa, scheef. Een plastic piramide, transparant, met daarin een kleine globe, moeder Aarde. Een luciferdoosje. Kurkentrekker. Puntenslijper. Pennenbakje. Olifantje van hoorn. Nietszeggende boeken. Klein Delfts blauw beeldje van een jong paartje dat elkaar zoent, met de handen op de rug. Spitting image achtige poppetjes van leden uit de Tweede Kamer. Klavertje vier van roze plastic. Dinky toy. Kleine kerststal uit Egypte. Medaille van de avondvierdaagse Biggekerke. Telefoonhouder met telefoon. Lamp Art Nouveau. Ik haal ze heel voorzichtig uit mijn kabinet en stof ze af.


Kabinet redt toerist (27-10-2015) (THemawoord: Kabinet)

Gabriel zit in een kano en houdt de oever van de Okavanga goed in de gaten. Hij voelt zich bespied door in- en uitheemse ogen. Zijn vakantie zit vol toeristen en enge beesten.

Aanvankelijk dacht hij veilig in de boot te zitten. De inboorling die de kano peddelde met een grote stok wist wat hij deed en oogde zelfverzekerd en stoer in zijn donkere spierenvel.

Lui achterover liggend, liet Gabriel zijn hand in het water mee glijden met de stroming. Dat had ie niet moeten doen.

‘Hap!’, zei een grote platte groene bek met hele scherpe tanden.

‘Watch out!’, riep de inboorling. ‘It’s a Kabi, very dangerous!’

Gelukkig lag er een Kabinet in de boot. Kabi’s zijn veel geld waard.


De zomer is weer heen (28-10-2015)

Ik kijk uit mijn raam
Bruin, blauw, zalm en oranje
Een herfstige chaos zonder franje
Bladeren bijna dood, sterven langzaam

Geworteld in de koude grond
Houdt een boom zich rechtop
Zacht wiegt wind zijn takkenkop
Noot spuwt zuurstof, heel gezond

Groen gras blinkt plastic strak
Tafel, stoelen, bankjes vol mos
Vogels zijn gevlogen, allen los
Uitgezonderd mussen op het dak

Regendruppels glijden van het glas
Halen elkaar wat hakkelend in
Heimelijk gespot door hangende spin
Aan een draad van vlas

Finish op een natte stoep
In mijn vijver geen gedonder
Kikkers, padden, ze duiken onder
Niet te vinden zonder loep

Rook dwarrelt uit de schoorsteen
Sliertig in grauw grijs blauw
Planten bezwijken onder zware dauw
De zomer is weer heen

Schrijfveren Oktober 2015 (16 t/m 31)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


16. Hoe zou je het liefst willen sterven?

Een vraag die iedereen zich wel eens stelt. Bezongen in vele liedjes, gedicht in dito dichtjes, gefilmd in gedachten en op locaties, origineel en doodgewoon. Doe mij maar per ongeluk. Nee, niet in bed, ver in de tachtig vredig in slaap. Dat is zo saai. Ik denk gewoon in de supermarkt. Struikelend over nonchalant weggegooid fruit of groente, door je voorganger. Je kent dat wel. Haastig op zoek naar plastic zakjes die altijd op zijn, nog nadenkend wat er nu precies op het briefje staat. Sinaasappelen of perssinaasappelen? Ongeduldig wachtend op al die voorgangers die treuzelen bij de weegmachine. En dan. Ja, je was het vergeten. Kiwi's. Snel loop je terug, nadat je het winkelwagentje veilig geparkeerd hebt op een plek waar het niemand in de weg staat maar die je wel gemakkelijk terug kunt vinden. Je loopt. Nee, je rent half want je hebt haast en dan voila je gaat onderuit. Over een schil op de vloer. En je weet, beseft, dit is het einde. Een leven flitst voorbij in luttele seconden. Het wordt wit voor je ogen. In de verte de ingedachte tunnel. Wat is ie groot. Wat gaat het snel. Veel sneller dan in je dromen. Wat een leven trekt aan je voorbij. Hoogtepunten en dieptepunten en punten tussenin. Die was je even vergeten. Maar ook die doen er toe. Sterker nog. Die blijven op je netvlies staan. De dag dat je voor het eerst naar de kapper ging. Niets bijzonders. Totdat de kapper bijna je oor eraf knipte en je kennismaakte met een gek soort blokje ijs. Zo voelde het althans. Je kunt niet op de naam komen. Weer niet. En je hebt nog maar zo kort te gaan. In gedachten. Wacht daar komt iemand op mij toegelopen. Wie is dat? Verrek. Mijn moeder. Toch? En dan in oplopende volgorde al die stervelingen die eerder gingen. Ze heten mij welkom. Welkom waarin? Welkom waarvan? Is het hier een feestje? Ben ik in de hemel? Het voelt oké. Maar ook een beetje vreemd. Ik dacht namelijk dat ik nog aan het sterven was. Dan ben je nog niet dood. Het zij zo. Ik neem slechts waar. In mijn eigen film. In mijn eigen leven. Ik neem op. En langzaam, heel langzaam, glijd ik weg. Met de lichten aan. Onder supermarkt-tl's op een doordeweekse dag. En het voelt goed. Zo wil ik sterven. Het hoort gewoon bij het leven. Dus niet moeilijk over doen.


17. Wraakzucht

Wat haat ik haar. Verschrikkelijk. Het doet ook zo verrekte pijn. En diep, diep van binnen weet ze dat ook. Ze maakt mijn hart gek en laat mijn bloed koken. Maar pas nadat het eerst stevig is opgewarmd. Hoe kan ze in hemelsnaam mijn vraag onbeantwoord laten? Hoe kan ze mij de rug toekeren? Ik haat het.

Hoe kan ik haar toch overhalen? Of is het al te laat. Nee, het is nooit te laat. Ik vecht voor mijn laatste kans. Het is niet de eerste keer dat ze me in de steek laat. Maar dit keer ga ik er een stokje voor steken. Ik haal mijn hele trucendoos open. Ik ga hier niet weer een blauwtje lopen. Al is ze van adel, het interesseert me niets. Ze zal hiervoor boeten. Zeker weten. Ik zin op wraak. Want zo kan ik haar het diepste treffen. Het is een vakgebied waarin ik niet gekend ben. Het stoot me tegen de borst. Het is niet mijn aard en niet mijn handelswijze. Maar nood breekt wet.

Ik verzin een list. Hoe kan ik haar het beste verleiden? Ze mag het niet weten, want dan wapent zij zichzelf. Ik ken haar zo langzamerhand. Dat kreng. Nu ik een list bedenk ga ik steeds minder van haar houden. Maar ze ontkomt er dit keer niet aan. Niet aan mij. Mijn wraak op haar is onverbiddelijk en nietsontziend. Uitroken ga ik haar. Ik zal ze krijgen. Die verrekte liefde. Ja, het is de liefde waarover ik wraakgevoelens koester. Eerst maakt ze me hartstikke gek en dan, dan trapt ze het af.

Haten doe ik niets en niemand. Nog nooit gedaan. Maar die wraakzucht die wordt bijna sterker dan mezelf. En toch. Ik heb er zoveel plezier aan beleefd. Aan die liefde. Het mag geen naam hebben. Velen malen trad ze mijn leven binnen. Liefde voor de vrouw, liefde voor muziek, liefde voor de hobby, liefde voor het werk, liefde om de pure liefde. Puur, zoet, zuur, zout, zilt, tastbaar, lief, stout. Ze maakt me zo af en toe gek. De liefde.

Maar hoe, hoe kan ik ooit de liefde wreken? Onbestaanbaar. Gewoon niet doen. Ondergaan die liefde. Het gaat vanzelf weer over.


18. Verbroken beloftes

Elke morgen beloof ik het mezelf weer. Maak nu eens beloftes? Beloftes aan jezelf. Aan die van een ander begin ik niet meer. Geloven is ooit beloven geworden. Heel, heel lang geleden. Maar toen die geloftes gebroken werden ben ik overgestapt op beloftes. Nou dat is heel andere koek hoor.

Ook de beloftes leerde ik al snel breken. Vooral die aan de ander. Ik dacht de eerste keer, ach ik probeer het eens. Ik beloof iets aan een ander. Maar het kwam er nooit van. Het beloven dan. Want als ik iets beloof, dan kom ik het na. Zeker weten. Althans, zo dacht ik er vroeger over. Nu is het anders.

Meer gerijpt en vol ervaring weet ik hoe zeer beloftes een valkuil kunnen zijn. Met name beloftes aan een ander. Toen ik daar achter kwam heb ik voor het eerst geprobeerd om eens beloftes aan mezelf te stellen. Jaren geleden. Het is maar dat u het weet lieve lezer. Ik beloofde mezelf een ding. Val nooit in herhaling. Nou, ik heb het geweten. Het is een vloek gebleken. Die belofte aan mezelf.

En nu doe ik het weer. Nu breek ik die belofte weer. Het houdt nooit meer op. Ik zou de verbroken belofte kunnen wreken. Net als de liefde. Maar ook dat gaat te ver. En zo zit ik niet in elkaar. Belofte maakt schuld. Nou, dan draag ik die schuld maar. Samen met de boete. Schuld en boete, door al die beloftes die ik aan mezelf en aan een ander maak. Hoe dom kan een mens zijn? Ik doe het dan ook niet meer. Ik beloof het bij deze. Maar aan wie?


19. Twee treinen die op volle snelheid op elkaar afrazen

Ik sta te bibberen op het treinstation. Het is winter en ik ben weer eens veel te vroeg. Wat ik kan doen is me dicht naast andere mensen vleien, maar dat is veel te intiem. Ik ben geen vies mannetje en ik heet niet Hekking. Ook al draag ik pommade in mijn haar, ik waak voor intimiteit.

Het zal niet de eerste keer zijn dat ik commentaar krijg op mijn gladde pommade-look. Maar ik draag het slechts om geen haren te verliezen. Het is al zo spaarzaam, het matje op mijn hoofd. Geen haar op mijn hoofd die denkt aan vies. Wat niet gezegd is van de jonge omstanders op het station.

Nee, ik kan me niet vleien en warmen naast anderen. Het is verlokkelijk, zeker in de winter. Kijk nu eens dat oude vrouwtje daar staan in haar berenmantel met vossensjaal. Wat zou ik daar nu even graag tegenaan kruipen. Maar ik doe het niet. Ik houd me in.

Daar komt de trein. Wat zeg ik de trein. Zeg maar nee, dan krijg je er twee. Eentje uit het Westen en eentje uit het Oosten. Die uit het Westen is een warme trein. Die uit het Oosten een koude. Het maakt niet uit hoe de wind staat. Het is nu eenmaal zo. Maar, zie ik het nu goed? De treinen lopen in hetzelfde spoor. En ... en ... en ... er komt geen wissel meer.

In een fractie van een seconde moet ik handelen. Eerste geloven en dan zien is er even niet bij. De omstanders hebben niets in de gaten en doen waar ze op dat moment mee bezig zijn. Smartphone kijken of navelstaren. Het is ook zo verrekte koud. De treinen naderen met sneltreinvaart. Het lijkt alsof ze ons station geen van beide aan willen doen.

Niemand reageert. En dat boezemt mij nog de grootste angst in. Wat nu te doen? Verschillende gedachten schieten door mij heen. Wie moet ik het eerst in veiligheid brengen? Me, myself and I of ook het oude vrouwtje in berenmantel en andere omstanders. Omstandig is het hoe dan ook. Maar geen tijd te verliezen. Het enige wat ik kan doen is datgene wat men moet doen als men aandacht wil. Heel, maar dan ook heel hard 'brand' roepen en dan snel wegrennen.

En het werkt. Maar niet voor iedereen. Een half station rent nu achter mij aan. De andere helft denkt: 1) Wat een idioot en aandachttrekker of 2) Daar heb je weer zo'n noodgevallenmannetje. Ze zoeken het maar uit. Inmiddels heb ik het enorm warm gekregen, wat heel prettig voelt.

Nooit gedacht dat ik het zo warm zou krijgen, hartje winter, met twee treinen die op volle snelheid op elkaar afrazen. Dat ik het nog na kan vertellen. Nog mooier. Dat geldt overigens niet voor een helft van het station en de inzittenden van pakweg de vier voorste treinstellen. Wat een botsing. Wat een kabaal. Wat een hitte.

Geschreven met kleine censor


20. Onbeheerst dansen

Als een mug zo vervelend. Hij schiet alle kanten op. Onnavolgbaar. Een leven lang. Vaak kort beschoren. Want wie houdt er nu van onbeheerste dansers? Een mug wordt ook zo maar de wereld opgeschopt. Hij heeft er niet om gevraagd. Waarom zou ie? Vragen stellen is alleen maar lastig. Het roept weer andere vragen op en tot verantwoording.

Zinloos. Waar het om draait dat is de liefde. Dat beseffen muggen maar al te goed. Een reden om onbeheerst te dansen. Gedraai om de liefde. Hij laat zich niet makkelijk zijn hersens inslaan. Op de koude raam houdt hij zich stevig aan zijn pootjes vast. Verstopt zich desnoods achter de kast. Als dan ook het zoemen ophoudt weet niemand hem meer te vinden. Zijn gezoem staat voor gezoen. Kleine kusjes die hard steken. Bloed dat kan ie drinken.

Onbeheerst dansen. Is dat ook niet wat schrijvers soms doen? Uit kwaadheid en uit kift. Woedend letters op blanco pagina's strooien. De polka en de tango dansen, de klompendans en tarantella. Volks en erudiet. Schrijvers slaan dan met de armen wild om zich heen en gooien hun gedachten leeg. De armen en de handen gaan omhoog, de buik en rug draaien wilde rondjes. Heupen twisten, voetjes in Chaplinstand. Let's rock and roll. Let's rock hard and roll ink.


21. Iemand gaf je bloemen


Geeft zij bloemen?
Een vreemde vrouw staat aan mijn deur.
Nog nooit gezien.
Ik geef de bloemen terug.
Nog nooit gedaan.
Maar wat moet ik ermee?
Een bosje bloemen?
Ze zijn nog niet eens mooi.
Ben ik ondankbaar?
De gever geeft niet echt met harte.
Is dat nodig?
Als je aan mij bloemen wil geven, zeker.
Waarom dan wel?
Omdat bloemen bij voorbaat onschuldig, teer en liefdevol zijn.
Wat dan nog?
Ik blief geen bloemen gegeven zonder liefde, uit een leeg hart.
Overdrijf ik nu?
Dorre gedachten blijven nu bij me steken, dit is niet echt vriendelijk.
Draaf ik door?
Ik besluit de bloemen dan toch maar aan te nemen, niet van harte.
Overwin ik mijzelf?
De vrouw tegenover mij begint te huilen en ze houdt ook niet meer op.
Gebeurt dit echt?
Ze stottert een verhaal waar geen touw aan vast te knopen is, niet voor mij.
Wat te doen?
De vrouw kijkt me nog eens goed aan en schrikt hevig, alsof ze een vreemde ziet.
Een verkeerd adres?
Ze weet niet hoe snel ze weg moet komen en rukt de bloemen hardhandig uit mijn handen.

Geschreven met een kleine censor

22. De hemel waaronder je geboren bent

Het dondert en het regent. De hemel waaronder ik geboren ben voelt nat en onvoorspelbaar. Iedereen in de kamer schrikt. Het mooie weer lijkt voorgoed voorbij. Het is wachten op de volgende knal. Maar die blijft uit. De sigaren komen al snel uit de doos. De volgende dag staat moeder alweer de was te strijken. Ik ben de vierde aan de boom. Ik bungel nog ergens onderaan. De hemel lijkt voor mij ver weg. Onder aan de boom kruipt het onkruid rond. Bang en voorzichtig. Het wil niet betrapt en vertrapt worden. Ik ook niet. Daarom houd ik mij de eerste jaren koest. Ik geef geen kik en doe wat van mij gevraagd wordt. Eten, drinken, huilen, poepen, plassen. Het wordt allemaal met veel gezucht ontvangen. De jaren gaan voorbij en met veel moeite leer ik kruipen, lopen, veters strikken, fietsen en zwemmen. Of de volgorde klopt in chronologie weet ik even niet. Maar een ding weet ik zeker. De hemel komt steeds dichterbij. Met de vrijheid komt ook het gevang. Nooit geweten dat vrijheid zo beklemmend kan werken. Heb er dan ook nauwelijks aan mogen ruiken. Als de vrijheid je dan overvalt komt het bij … juist ja … als donderslag bij heldere hemel. Ik kijk langs de boom, die ik intussen beklommen heb, en tot in zijn takkenoksels onderzocht, omlaag. Vanuit de top zie ik mijn ouders lopen. Gebukt onder een zwaar leven. Moeder heeft me al snel verlaten en haar biezen gepakt. Ik zie vanonder de boom het ongedierte vluchten. Niemand wil ervan weten. En zeker niet van een veel te snelle dood. Mijn vader stroopt de mouwen op en zoekt naar nieuwe moeders. Hij vangt telkens bot. Het is dun gezaaid met leuke, lieve warme moeders. Mijn papa is bepaald geen Casanova. In ons oude huis past eigenlijk geen vrouw. De ruimte wordt volledig ingenomen door oma. Met verliefde ogen zwaait ze haar zoon uit naar het werk. Als ie terugkeert wacht ze hem op en houdt het tuinhek open. Vandaag eten we bloemkool met worst en een pollepeltje jus. Onder een bezorgde en bewolkte hemel.

23. Een verhelderend gesprek

Ik kijk met verbaasde ogen in betroebeld water. Een spiegel is mij beloofd. Maar hoe zwart ik hem ook maak. Hij schittert amper terug. Als een heks naast mij komt staan wordt de ban verbroken. Het zwarte oppervlakte splijt heel langzaam. Een vriendelijk man komt te voorschijn en kijkt mij lieflijk aan. ‘Ik ga jou een verhaal vertellen’, spreekt de man. Ik vind het prima en ga er eens goed voor zitten. De man begint een heel saai verhaal te vertellen. Nog saaier dan het saaiste verhaal dat ik tot dan toe ken. Maar ik wil de man niet droevig stemmen en doe alsof ik het verhaal heel mooi vind. Naast mij vallen de kinderen die naast me stonden een voor een in slaap. Ook zij vinden het verhaal blijkbaar saai. De man trekt zich er niets van aan en vertelt vrolijk verder. Zijn monotone stem vindt niet langer gehoor in mijn oren en ook mijn ogen wegen ineens heel zwaar. Ik vecht en ik knipper om wakker te blijven. Helaas tevergeefs. De man ziet het gebeuren. Ook zijn laatste toehoorder legt het loodje. De verhalenverteller van Hamelen is geslaagd in zijn missie en knikt naar de heks. ‘Je kunt je gang gang!’, roept hij tegen de heks.
‘Je zou een verhelderend gesprek voeren Tinus!’, roept de heks op boze toon. ‘Wat ik krijg is een saai epos waar de kinderen geen brood van lusten! Scheer je weg, ik doe het zelf wel!’.
Met knibbel, knabbel, knuistje kan de heks nu niet meer aankomen. Dat is wellicht verhelderend maar ook doodsaai. En aan dode kindjes heeft zij helemaal niks. Ze besluit dan maar haar kopstem in te zetten. Het enige wat ze moet doen om tot resultaat te komen is de kinderen een half uurtje wakker houden. Nou dat gaat vast lukken. Eucalypta krijst met haar kopstem de kindjes in no time wakker. Bangelijk houden ze de handen voor hun oren. ‘Ik vertel het maar een keer!’, krijst de helse vrouw. Nou vaker hoeft echt niet voor de kindjes. Het komt allemaal in een keer heel helder over. Laat dat nu net de bedoeling zijn. Een half uur houden de kinderen het vol. Net genoeg. De laatste proef voor haar heksendiploma doorstaat Eucalypta met vlag en wimpel. Tem een moeilijke doelgroep met een verhelderend gesprek. Een belachelijke opdracht eigenlijk. Maar wel heel moeilijk.


24. Versleten schoenen

Daar staan ze dan naar mij te lachen. De linker- en de rechterschoen. Vlakbij de kachel. De zolen laten al wat los. De tongriem hangt er een beetje slordig bij. Een slordige lach, dat is het. Een beetje ironisch zelfs. Ze weten dat hun einde nadert. Nog maar heel af en toe worden ze gepoetst. Ik laat ze alleen nog los in mijn tuin. De beste tijd hebben ze gehad. Mee naar het werk en mee naar de markt. Overal nam ik ze mee naar toe. Zelfs ooit nog naar een trouwerij en enkele begrafenissen. Maar toen fonkelden ze nog van nieuwigheid. Ik kan er maar moeilijk afstand van doen. Samen best veel meegemaakt. Regen, ijzel, hagel, sneeuw getrotseerd. Gezweet in de felle zon. Ze voldeden bij ieder weer en nu staan ze samen mij een potje uit te lachen. Met de tong op de schoen. 'Je durft ons toch niet weg te gooien. Dat kun je niet!' Ik maak me boos. Het is de enige manier. Afscheid nemen doet pijn. Het geeft verdriet. Maar eerst komt de boosheid. Ik doe het afgetrapt stel in een schoenendoos. Ze zijn een andere drager niet meer waard. De schoenendoos is nog nieuw. Hij ruikt naar lak. Lak moet ik hebben aan oude schoenen. Maar het gaat me moeilijk af. Ze hebben me gedragen, door dik en dun. Goodbye farewell.


25. De sleutel inleveren

Ik lever de sleutel in bij de portier. Voor een tijdje gooi ik mijn hart op slot. Het kan eventjes geen bezoek meer verdragen. Het bloed stroomt niet langer waar het gaan kan. Tot aan de deur mag het komen en niet verder. Ik heb en maak geen tijd meer voor zoete theekransjes. Daar houden mijn aderen niet van. Ze kloppen van kwaadheid. Stampen boos in het rond. Mijn hele lichaam komt in verzet. Geraakt op stoom. Blaast lucht door mond en oren. Hoe lang hou ik het vol. Mijn hoofd stroomt vol.

De portier mag de sleutel niet weggooien. Dat heb ik met hem afgesproken. Hij bewaart de sleutel zorgvuldig en met liefde. Drie maal daags poetst hij hem op. Hij moet straks wel nog in het slot passen. Mijn hart zal ooit weer open springen. Het hart heeft gewoon wat tijd en training nodig. Moet zich versterken, vergroten om weer nieuw bloed binnen te laten. Vroeg of laat. Ooit.

Geschreven met een kleine censor


26. Je kunt niets vasthouden

Langzaam zweef ik door de lucht. Ik laat me meedragen op de wind. Die blaast warm en zacht en fluistert me witte wolken toe van dons. Ik wentel en ik draai. Ik spartel op mijn rug de benen omhoog. Weg is mijn houvast. Hij is ook nergens voor nodig. Waar zou ik mij aan vast moeten houden. De tijd, de mensen, ze vlieden. Ze glijden door mijn vingers. Niks geen hand wordt vastgehouden. Zo'n houvast dat geeft maar trammelant. Een hoop emotie. Los zand. De emoties beklijven niet. Ze zijn met de jaren gestompt, gekneed, geborsteld en daarna haarfijn uitgedund. De emo houd ik niet meer vast. Mijn lijf voelt transparant, de wolken lekker luchtig. Sommige wolken lachen mij toe. Het lijken grote boeddha's. Kijk ze eens lachen. Hier wil ik voor altijd blijven. In het luchtledige, umsonst. Ik laat los. Ik kan niets vasthouden. Hooguit het niets misschien. Maar zelfs daar prik ik doorheen. Door het luchtige niets. Oneindig licht.


27. De schat terugbrengen

Ik geef me over. Aan mijn lieve schat en misschien, heel misschien brengt hij me terug. Naar daar waar schatten graag vertoeven. Op een eiland. Eiland van weldaad en welbevinden. Mijn lieve schat vindt mij ook een schat. Zeker weten. Ik kijk hem in de ogen. Recht. Ik knipoog. Hij knipoogt terug. Wat is er toch met ons gebeurd. Dat wij elkaar blindelings vertrouwen. Door dik en dun. We zijn beiden onnavolgbaar. Verdragen amper iemand achter ons. En als dan iemand achter ons gaat staan, dan kan die iemand maar een ding. Meespelen. Knipogen naar elkaar.

Honderdduizend keer heb ik geprobeerd het anders te doen. Het mocht niet baten. Het spel moest altijd gespeeld. De schat overgeleverd aan de schat, hoe schattig. Antwoorden werden nooit gegeven. We deden elkaar maar na. Kiezen op elkaar en doorbijten. Bij twijfel zwijgen. Het valt niet mee te spreken in een taal die imiteert. Kijk zegt hij nu ja? Ja, hij zegt ja. Komt het binnen? Het komt binnen. Zo blijven we elkaars schat. In bevestiging en ontkenning. Ik geef me over. Aan mijn lieve schat.


28. Wat je meebracht uit de oorlog

Ziekte, zout en zuur
Rammelende botten
Kop vol zand
Kapotgeslagen emotie
Hartfalen

Gif en gruwel
Heel veel pijn
Kunst van overleven
Zweterig beven
Ademnood

Trommels vol vuur
Passie op pauken
Je moet er doorheen
Oorlog vergaan
Vrede in mij

Groeipijnen
Chaosmuziek
Taal die niemand verstaat
Onvoltooid verleden
Tijd aan mezelf


29. Schrijf over een cirkel

Ik cirkel en kom boven. Gelanceerd vanuit de put. Langs een opwaartse spiraal. Centrifugerend in een glijdende schaal. Exponentieel. Groeivol. Als ik terug kijk zie ik wanhoop vluchten. Hij neemt medelijden onder de arm. Opdat ie nooit meer terugkomt. Alsjeblieft. Ik mag niet blijven rennen. Vluchten kan niet meer. En toch. In grote cirkels ren ik mezelf achterna. En het gekke is, ik haal mezelf nooit in. Zo blijven gedachten cirkelen en jagen achter mij aan. ik ben toch geen clown. Komop zeg. Ik roep mezelf een halt toe. Middenin de cirkel. Rechtop op het laagste punt laat ik me zakken. Schrijlings als een amazone zit ik op het randje. Langzaam vind ik mijn balans. Zit rechtop met de benen omlaag. Ze zweven en ze zwengelen. Heel zachtjes wieg ik op de cirkel. van achter naar voren. Een heel ander beeld verschijnt voor me. Die kant heb ik nog nooit bekeken. En dat in zoveel rust. Langzaam zwevend, wiegend, balancerend. Zonder te vallen. Ik geniet. Hoe is het mogelijk. Mijn cirkel hij staat even stil.

30. Mijn lievelingsboek

Ik moet het nog lezen. Ergens ligt het op mij te wachten. Zomaar in het verschiet. Misschien moet het zelfs nog geschreven worden. Mijn lievelingsboek. Een boek zo lief. Voor een lieveling zoals ik. Over Ling. Een Chinese boeddhist. Mag ook gelezen worden door Tjeu.

Een boek zo lief, met alleen maar lieve woorden. Woorden van troost, van warmte en geborgenheid, van liefde. Niks geen sprookje. Maar echt, uit het leven gegrepen. Uit het leven gegroeid. Een boek zonder zware onderwerpen, gewoon lief. Zonder zware inhoud. Een boek om te koesteren. Zonder plot en al helemaal niet geheimzinnig. Gewoon eenduidig en to the point. Recht toe recht aan niet ambigue. Geschreven op grondvesten van serendipity. Een zoektocht, nee een vindtocht van liefde. Uitgesproken liefde en warmte. Met woorden die je niet hoeft te tellen. Met woorden die vertellen. Een verhaal uit het hart gegrepen. Zonder inhoud. Inhoud staat de liefde in de weg. Veel liever laat ik los. Inhouden werken verstikkend. Inhouden geven geen lucht. Veel liever adem ik vrij. Inhouden en terugtrekken, funest voor liefde en lievelingen. Geen enkel boek mag het ontberen. Een ontbeerd boek is niet lief. Knuffelen wil ik. Met en in mijn lievelingsboek. Het mag overal over gaan, zonder inhoud, lief, leuk en lekker. Warm en prettig. Een echt koesterboek. Zonder gedichten. Gedicht dat leest zo moeilijk. Gewoon geschreven volstaat.

31. Schrijf over een won

De won heeft mij te pakken. Of is hier sprake van het won. Waar een won is is een weg. Heerlijk om je uit te leven op een onbekend en nieuw vers woord. Now is the time voor won. Won is het een ding? Of is het een mens? Zit er leven in de won? De won is gewoon de won. Net als het won het won kan zijn. Moeilijk om een keuze te maken. Wat bekt nu lekkerder? Het won of de won? Ik ga voor de won. De won fascineert mij het meest. De won is stoffelijk, dat weet ik zeker. Het plakt en hecht op papier. Voor de eeuwigheid gedrukt in inkt. Mijn printer weet er raad mee. Dat kan niet gezegd van andere woorden. Probeer maar eens een wan uit te printen. Dat lukt niet. Het bekt ook veel minder dan won. Nee, won is onbetaalbaar. Zeker in Zuid-Korea. Misschien vraag ik er wel een octrooi voor aan. Op mijn zo juist verzonnen woord. Is dat mogelijk? En zou de Dikke dan in Nederland de penvoerder zijn. Het magisch instituut dat octrooien accordeert. Ik moet er niet aan denken. De Dikke verslindt veel te veel woorden. Kauwt ze voor, hoest ze op en spuwt ze uit. Gewoon niet te behappen. En dan spreek ik nog niet eens van al die ruzie. Ruzie die ontstaat rondom de oorsprong van een woord. Niemand wint daarbij. Zelfs geen won.

Geschreven met een kleine censor

29-10-2015

De zomer is weer heen

Ik kijk uit mijn raam
Bruin, blauw, zalm en oranje
Een herfstige chaos zonder franje
Bladeren bijna dood, sterven langzaam

Geworteld in de koude grond
Houdt een boom zich rechtop
Zacht wiegt wind zijn takkenkop
Noot spuwt zuurstof, heel gezond

Groen gras blinkt plastic strak
Tafel, stoelen, bankjes vol mos
Vogels zijn gevlogen, allen los
Uitgezonderd mussen op het dak

Regendruppels glijden van het glas
Halen elkaar wat hakkelend in
Heimelijk gespot door hangende spin
Aan een draad van vlas

Finish op een natte stoep
In mijn vijver geen gedonder
Kikkers, padden, ze duiken onder
Niet te vinden zonder loep

Rook dwarrelt uit de schoorsteen
Sliertig in grauw grijs blauw
Planten bezwijken onder zware dauw
De zomer is weer heen

Ook gepubliceerd op 120w

19-10-2015

Het meisje met de blauwe pet (9)

Ik wilde niet wachten op de brandweer of de politie, want die zouden er nog wel een hele poos over doen. Die moesten helemaal uit Schoonhoven komen. De machinist en conducteur bleven in druk gesprek met elkaar. Er leek zo nu en dan zelfs wat ruzie te ontstaan. De conducteur scheen de machinist ter verantwoording te roepen. Maar deze reageerde zo halfslachtig en nonchalant, dat ik er zelfs een beetje boos van werd.

Een stukje verder stond Theo Charly uit te horen. Als een hele oude Sherlock Holmes. Hij had ook een detective-brilletje opgezet. Het gaf Theo iets onderzoekends en aandoenlijks. Charly hield hem een stuk papier voor zijn neus. Theo was zeer geïnteresseerd in Charly's geaardheid. Dat was wel duidelijk. Ze stonden te ver van me vandaan om hun gesprek te volgen, maar de gebaren die Theo maakte spraken boekdelen, borstdelen eigenlijk.

'Hallo, hallo!' Verbaast keek ik naar Betsy. 'Ik sta hier, ik ben er ook nog!'
Dat was duidelijke taal. Ik zou nu toch een en al oog en oor moeten zijn voor Betsy. En toch miste er iets. De spanning was duidelijk gebroken. De coup de foudre leek niet meer in mij geslagen te zijn maar in de weke bodem naast de spoorrails vlakbij station de Hem. Uit beleefdheid en grote nieuwsgierigheid boog ik mij naar Betsy toe en fluisterde in haar oor: 'Is dat echt jouw grote broer?' En met moed uit mijn schoenen: 'Waarom deed hij het gordijntje dicht in de trein?'

Twee vragen tegelijk waren te veel voor Betsy. Zij focuste zich maar op een ding. Op mij. Ze vond het blijkbaar fijn dat ik in haar oor fluisterde want ze begon spontaan te blozen en giechelen. Het kietelde in haar oor, dat kon ik zien. Ze krabde stevig met haar linkerpink in haar oor. Vliegensvlug maakte ze ronddraaiende bewegingen. Zo snel dat ik er zelf een beetje duizelig van werd. In haar rechterhand droeg Betsy haar blauwe pet. Die hield ze ineens voor haar gezicht. Had ik haar in verlegenheid gebracht? Ze trok de pet weer weg en keek me nogmaals ondeugend aan.

In de verte klonken nu de sirenes. Wilde ik nog antwoord krijgen op mijn vragen, dan moest ik haast maken, snel handelen, of een afspraak regelen met Betsy. Dat was ook een goed idee. Maar hoe, en waar, iets klopte er niet aan haar. Dat wist ik haast zeker. Maar wat?

Een zekere aantrekkingskracht die ze uitstraalde bleef mij prikkelen. Mijn hart en hoofd maakten overuren. Ze waren het nog niet eens met elkaar. Intussen was het gesprek tussen Theo en Charly hoog opgelopen. Betsy kreeg dit ook in de gaten. Ik voorvoelde op een of andere manier wat er ging gebeuren. En ja hoor, het gebeurde.

15-10-2015

Schrijfveren Oktober 2015 (1 t/m 15)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


1. De macht van de gesloten deur

De zakdoek die ik voor mijn neus houd is volgelopen met bloed. Het werd me allemaal even te veel. De tranen die uit mijn ogen lopen in de zakdoek verdunnen het bloed. Mijn witte T-shirt kleurt langzaam roze. Waarom moet ik dit nu weer meemaken? Ik wil het niet. Mijn gedachten glijden af.

Ik ben tien jaar en sta voor het zwembad en zie hoe groot de rij is. Het is echt dringen geblazen. De ruimte met ijzeren beugels, die het publiek in goede banen moet leiden, staat vrij vol. Op het moment dat ik aan wil sluiten dringt een klein jongetje voor en perst zich tussen mij en de ijzeren railing. Wat een brutale vlegel. Ik schat in hoe groot ie is. Iets kleiner dan ik. Ik raap mijn moed bij elkaar en duw hem met een flinke zet opzij. Verbaast over mijn eigen actie krijg ik meteen een grote bek terug. De jongen probeert weer voor te dringen. Wie A zegt moet B zeggen en ik duw hem nog een keer wat harder weg.

Wegwezen, roep ik hem toe. De jongen druipt af, pislink.
Nog geen vijf minuten later word ik op mijn schouder getikt. Ik draai me om en zie een grote jongen achter me staan. Achter hem staat het kleine jongetje van zonet. Ik zie nu pas met wie ik te maken heb. Het zijn kampers. Dit is goed mis. "Heb jij mijn broertje zojuist weggedrukt?" Voordat ik kan antwoorden krijg ik een flinke tik tegen mijn neus. Het wordt even zwart voor ogen en ik maak me snel uit de voeten. Mijn lust te zwemmen is voorbij. Het is bloedjeheet en ik druip af naar huis. De zwemtas op mijn rug gebonden.

Opnieuw sta ik voor een gesloten deur. Niemand thuis. Hoe hard ik ook bonk. Wat is dat toch met gesloten deuren. Ik wil hem open trappen. Maar dat lukt niet goed. Ik ga hier niet nog een keer mijn neus stoten. De klap die ik dit keer voor mijn kanus heb gehad doet nog zeer. Het bloeden houdt maar niet op. Ik haal mijn tong eens flink over mijn bovenlip en slurp het rode vocht naar binnen. Het smaakt vies zoet. Nog een keer trap ik tegen het staal. Tevergeefs. De macht van de gesloten deur blijft mij parten spelen. Maar ik wil naar binnen, hoe dan ook. Dan zwaait de deur ineens open. En wie staat daar in de deuropening? De cipier. Met een brede glimlach en een nieuwe zakdoek.

Geschreven met kleine censor.


2. Mijn handen staan ernaar

Hoofd, hart, kolenschoppen, ballpoints, plavuizen, melkfles, borsten, klei, toetsen, rekenmachine, haar, borstel, toiletpapier, bestek, afstandsbediening, schoenen, wanten, eelt, Nivea, zeep, urine, gebit, tandenborstel, tomaten, fruit, schaamlippen, verwarming, kachel, houtblokken, hakbijl, pik, clitoris, stofzuiger, zeem, poepgat, billen, walnoten, blaadjes, gieter, verrekijker, fotocamera, telefoon, autosleutels, magnetron, oven, grip, begrip, tafeltennisbatje, tennisracket, hockeystick, tuinmeubels, hangmat, schroeven, spijkers, cement, olie, citostick, kliko, frikadel, augurken, uitjes, slaatje, ijs, diepvriezer, onderbroek, slipje, knie, rug, zonnegroet, picobello, gebarentaal, waarschuwing, bril, boek, bladzijde, woord, letter, lijm, sperma, radioknopje, lange vingers, koekjes, drop, krant, plaatselijk leugenaartje, deurklink, kaasschaaf, kattenluik, brievenbusklep, aansteker, kurkentrekker, plantenbak, hond, kat, goudvis, mug, vlieg, paard, koe, vriend, vriendin, familie, bloed, kou, hitte, brand, rots, zand, gordijn, lichtknop, treinkaart, bankpas, vingers, huid, nagels, riem, hamer, schuurpapier, scheermes, schuim. Et cetera. Maar niet voordat mijn ogen ernaar hebben gekeken. Gezien, gepakt, gevat.

Geschreven met kleine censor

3. De stem van het lichaam

Mijn boer wordt gevolgd door een scheet. Beiden nat. Ik trek de lakens en deken over mijn hoofd. Naast mijn bed staat een emmer. Wie heeft die daar neer gezet? De kamer waarin ik me bevind is donker, de gordijnen dicht. Hoe laat zou het zijn? Ik heb geen idee. Ik probeer te bevatten wat er de laatste uren is gebeurd? Mijn hoofd lijkt zo nu en dan te ontploffen en mijn hartslag maakt overuren. Onder mij hoor ik geluiden. Ik kan ze niet plaatsen. Het lijkt of de hele kamer beneden mij vol zit met mensen. Ze praten druk met elkaar, maar kan ze niet verstaan.

Heel langzaam komen plaatjes terug. We zijn vandaag kampioen geworden. In de derde klasse. En ik was erbij. Ik mocht meedoen, toch? Volgens mij heb ik zelfs twee doelpunten gemaakt. Het feestje na afloop was geweldig. Het bier vloeide rijkelijk. Zonder te douchen meteen het clubhuis in. Meteen aan het bier. De meters werden in sneltreinvaart aangeleverd. Tussendoor een broodje kroket gegeten. Op aanraden van een teamgenoot. Vijftienjaar en voor het eerst kampioen. Dat ik mee mocht doen in het eerste, vond ik geweldig. Helaas kon mijn vader niet komen kijken. Hij had een ander feestje op de camping. Daar werd uitbundig een verjaardag gevierd van een neefje.

Whatever. Ik had het geweldig naar mijn zin. Even de boel de boel laten en genieten van het resultaat. De drank steeg langzaam naar mijn hoofd. Van de laatste minuten dat ik nog bij zinnen was kan ik me niet veel meer herinneren. Behalve dat ik buiten het clubhuis op de stoep enorm moest overgeven. Maar pas nadat ik al mijn ellende eruit had gegooid. Mijn droeve stemming die ik achter het hockeygeweld zorgvuldig gecamoufleerd hield. De bodem was bereikt. Douchen ging niet meer lukken. Tussen twee teamgenoten werd ik de auto in geduwd. We gingen ergens anders verder door vieren. Bij een trouwe supporter thuis. Daar stopten ze mij in bed. Om pakweg 19:00 uur hadden ze me verteld.

Nu was het 21:30 uur. Volgens mij tijd om naar huis te gaan. Durfde ik dat nog? Ik holde vlug naar het toilet. Op mijn knieen voor de toiletpot gooide ik mijn gif en gal over de rand. Terug in de woonkamer werd ik vol medelijden aangekeken. We brengen je wel even naar huis. Gelukkig. Diep van binnen voelde ik me waardeloos. Een stem in mijn hoofd probeerde dat nog eens stevig in te wrijven. Het kampioenschap kon me even gestolen worden. Nuchter worden is niet fijn.


4. Waar twijfel je aan?

Of ik meer verwantschap toon met een hond of met een kat? Die vraag wordt me gesteld in de voorstelronde. Wat een rare vraag. Meestal vragen ze naar je naam en of je getrouwd bent en kinderen hebt, wat voor werk je doet en wat je hobbies zijn. Nee, of ik meer verwantschap toon, met een hond of met een kat. Moeilijk kiezen. Ik ga voor kat. Of ik dat kan toelichten? Nou eigenlijk niet. Het komt meer voort uit een impulsieve reactie. Onverwacht? Ja, dat verklaart dan toch min of meer mijn keuze. Katachtigen reageren vaak ook onverwacht. Leg er maar eens eentje op je schoot. Een vreemde hè. Kroel zijn of haar buik en wachtdan af. Je voelt dan aan de kat of hij het ja dan nee weet te waarderen. Althans dat denk je, dat schat je zo in. Totdat! Juist ja. Jij eerst schrikt en daarna de kat.

Bovendien bij hond komt meteen de eerst ervaring met een hond bij mij op. De enkelbijter van de buren. Hij reikt tot net onder kniehoogte maar bijt als een bulldog. Mij jeans is gelukkig scheur- en biteproof. De hond probeer ik weg te schieten door heel hard met mijn onderbeen te draaien. Het wil niet lukken. Het is en blijft een bijtertje. De kat is in iddels op zijn nek gesprongen. Hij of zij, ik weet het nog steeds niet, kiest partij voor mij. De enkelbijter is not amused. Hij schudt nu aan mijn broekspijp en geeft kopstoten tegen de kattenbuik. Die hupt af en toe twintig centimeter de lucht in maar blijft aan haken. De voorpoten om het hoofd van de enkelbijter heengeklemd.

Of ik meer verwantschap toon met een hond of een kat? De vraag blijft in mijn hoofd zinderen. Ik heb al spijt van mijn keuze. Mag ik nog voor hond kiezen? Ik merk dat ik toch meer verwantschap voel met een kleine terrier die maar niet wil loslaten. Hoewel een kat toch ook wel iets schattigs en onvoorspelbaars heeft. Ook daar kan ik mij in vinden.

Mag ik ook even overslaan? Ik twijfel nog. En dat op dierendag. De aninmaliclub kan het niet waarderen. Is dat nu zo moeilijk kiezen tussen hond of kat? Ammahoela, ik laat me niet kennen. Marie is aan de beurt. Ben benieuwd hoe zij zich hieruit worstelt.


5. Gesprek met een oude dorre vrouw

Verschrikkelijk zijn de zinloze gesprekken die ik voer met de oude dorre vrouw in mij. Hoe dat zo kan? Nou heel eenvoudig, ze duikt meestal op in mijn leven op de meest dagelijkse momenten. Een voorbeeld. Onlangs maakte ze mij attent op een aankoop in de supermarkt. Niet doen, sprak de oude vrouw in mij. Zo simpel gaat het. Gewoon in de supermarkt ja. Bij een pakje boter. Niet doen, sprak de oude vrouw. Smeert niet lekker. Neem liever het huismerk. Minder waterig.

Sta ik op het station te wachten op de trein. Komt ie weer eens te laat. Vierkante wielen zogezegd. En hup, daar is ze weer. De dorre oude vrouw in mij. Kan niet. De trein kan niet door vierkante wielen te laat komen. Het zijn herfstbladeren, zeker weten. Van die natte, muffe, vieze. Aldus de dorre vrouw in mij. Van de week op mijn werk. Weer hetzelfde verhaal tijdens onze maandelijkse evaluatiemeeting. Ja, dat woord bestaat. Saai, saai, saai. En hup daar duikt ze weer op, de dorre oude vrouw in mij. Nee, ik wil geen melk in de koffie. Vijfentachtig jaar werk ik bij dit bedrijf, driehonderd meetings heb ik al meegemaakt, en nee, ik drink nog steeds geen melk in mijn koffie. Waarom kan niemand dat onthouden? De oude dorre vrouw in mij hijgt in mijn nek. Neem nou een koekje, dadelijk zijn ze op. Ja, een Mariakoekje. Om te soppen in de koffie.

Ik heb er nu echt genoeg van. Die oude dorre vrouw heeft haar beste tijd gehad zo langzamerhand. Het wordt allemaal te voorspelbaar. In een goed gesprek wijs ik haar uiteindelijk de deur. Als troost neem ik een Bounty. Geeft veel meer energie dan een Snicker. Met de Bounty duikt ook een jonge vrouw in mij op. In een druipend natte bikini. Wat een verademing. Die gaat nog wel even mee.


6. Een slechte leraar

Hij neukte alles wat los en vast zat. Slecht was ie, tot op het bot. En toch viel ie goed bij de vrouwtjes. Der Franz wist van wanten. En Franz wist het maar al te goed. Iederen week werd er weer een nieuwe lading losgelaten op de piste. Ze ondergingen allemaal zijn sneeuwdoop. De sneeuwdoop van Franz was ongekend. Zelfs de meest intieme delen bleven niet gespaard in het sneeuwbad. Wie wil leren skiën moet eerst leren vallen. Dat was zijn stokpaardje. Nou ja, een stokpaardje? Franz beschikte over een complete stal van stokpaardjes. Met Franz altijd sjanz. Die was ook gekend. Zeker onder zijn Mitarbeiter. Die zagen de sneeuwbui alweer hangen. Der Franz waren ze in het sneeuwseizoen altijd kwijt. Wo ist der Franz? Do ist der Franz! Dat was het motto waarmee de vriendengroep elkaar altijd begroette aan de Stammtisch. De Stammtisch was altijd de veilige thuishaven voor de vriendengroep. Allemaal skileraren met hun eigen gaven. Ze gaven veel, maar ontvingen nog veel meer. Vooral van de meisjes die ze skiën leerden. De gaven van de meisjes ontvingen ze na afloop van de skiles. Aan de Stammtisch. Onder het genot van Glühwein en Jägerthee kwamen eerst de meest wilde verhalen los. Die gingen meestal over Franz, want die was er toch niet. De slechte Franz. Hij had een naam, die de meeste meisjes danig bekoorden. Iedereen wilde dan ook de volgende dag les van Franz. Waarom? Omdat Franz niet op zijn mondje gevallen was en erg charmant. Wat de dames niet wisten, is dat Franz ook nog een andere kant had. Losse handjes zogezegd. Een driftkikker was Franz als hij niet zijn zin kreeg. Hij had dan ook een bijnaam gekregen die klonk als een klok. Franz Beckenverbauer. Krom Duits gelardeerd met een vleugje plat Hollands.


7. Wie houdt je tegen?

Niemand. Helemaal niemand. Niemand niet meer. Ik ben het zat. Altijd maar weer die oorlog. Weggeschoten worden uit mijn eigen land. Ik pak spullen en familie bij elkaar. Mijn tante uit Marokko, mijn neefjes uit Zimbabwe. Ik bind het spul op een hele oude bolderkar. Samen zingen we onderweg dappere liederen uit onze vroege jeugd. Drie maal drie is negen en ieder zingt een eigen lied. Ondertussen maken we de meest bizarre dingen mee en fantaseren erop los. We passeren duistere grenzen, agressieve volkeren, gewapend met woedende blikken bezeten van haat. Geen prettige omgeving om familie en kinderen doorheen te loodsen, je kroost te beschermen. En dan zitten de Russen ook nog eens op onze hielen, ze verwensen alle westenaren. Maar dat is slechts een beperkte eenzijdige view, op het grote wereldgebeuren, vanuit ieders centrum bezien. We dragen ieder ons eigen steentje bij aan oorlog en vrede, ziekte en gezondheid, armoede rijkdom. Al degenen die vrij van zonden zijn, mits er consensus is over die zonden, werpe de eerste stenen.

Geschreven met kleine censor


8. Een bord met een pijl

Vijf woorden telde de kleine zin. Daar moesten we het mee doen. Maak een verhaal met de kleine zin. Vijftien minuten tijd. En de tijd gaat nu in. De paniek sloeg meteen toe. We waren met z'n zessen en niet de minsten. De juffrouw had ons niet voor niets bij elkaar gezet. Zes van die eigenwijze sodemieters, die vechten elkaar de kiet uit. Mooi niet. We snapten alle zes de 'hidden agenda' en lieten ons niet kennen.

In onderlinge verbondenheid en met meer weet dan de meeste mensen vermoeden, namen we ieder een eigen woord. Een woord deelden we met twee. Ik zat bij het tweetal. Bord. Wat een woord. Daar kun je alle kanten mee op. Gelukkig hoefde ik niet na te denken over 'een', dat kwam ook nog eens twee keer voor. Stel je eens voor. Een verhaal schrijven over 'een' en dat twee keer. Ben ook blij dat ik niet 'met' had. Dat is meteen samen met 'een', twee keer, nee drie keer zo moeilijk. Met 'met' kon je ook alle kanten op. Boerenmetworst, daar had ik dan iets mee gedaan. Zeker weten. Blijft tot slot 'pijl' over. Veel te makkelijk. Ik zou er vast en zeker een mooi peil op kunnen trekken.

Vooralsnog bleef het papier leeg. Mijn maat en ik kwamen er niet goed uit. Er lag toch ineens erg veel op ons bord. Voordat we alles hadden weggeschoven was de tijd bijna om. We hadden nog geen letter op papier. Daar lag ie voor ons, het bord, naakt, spierwit, wachtend op invulling. Stiekem was ik nu toch wel erg jaloers op mijn tafelgenoten. 'Een', 'pijl', en 'met' waren toch een stuk makkelijker geweest. Mijn maat besefte dat ook. Hij was vol. Maar om het nu al erbij te laten zitten was not done. Zeker voor eigenwijze sodemieters.

We gaven onze eigen invulling aan het bord en aan het papier. Iets met bordpapier. Bestond dat? Zeker weten. Bordpapier is te vergelijken met snoeppapier. Met een gele en roze stift schreven we het A4 dat voor ons lag vol met alle termen en kenmerken die ons te binnen schoten bij bordpapier. Veel te moeilijk sprak de juf. Less is more. Beperk je tot bord. Potverdorie. Konden we weer opnieuw beginnen. Lag er weer iets op ons bordje. Maar geen tijd.

Geschreven met kleine censor


9. Zij zijn te vertrouwen

Facebook is eruit. Naast likes horen ook dislikes. Facebook voorziet in een grote behoefte. Het delen. Van plaatjes en emoties. Van dare en truth. Facebook overweegt ook de introductie van emoticons en van een button fuck you. Over dare en truth gesproken. Zijn zij te vertrouwen? Zij zijn te vertrouwen. De likes de dislikes, de plaatjes de emoties, het dare en truth en fuck you.

Ik twijfel nog. Ik zie er nog geen gezichten bij. Een verplichte webborstel die ontbreekt nog. Zodat je in de vroege ochtend en diep in de nacht goed kunt zien wie live online is. Of online live. Ik heb namelijk sterk het vermoeden dat een aantal facebookers hartstikke dood zijn. Letterlijk en/of figuurlijk. In het eerste geval wordt het facebook bestierd door look-a-likes. Living death, levend dood. In het tweede geval uitgestorvenen, bestorvenen. Niet aan of van humor.

Ik wil ook pleiten voor een andere naamgeving. Facebook. Wie houdt wie nu voor de gek? Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is het mooiste van het land? Beter nog, spiegeltje, spiegeltje in de hand, wie is het mooiste van het land? Hoe heette die heks uit dat sprookje ook alweer? Geen idee. Maar die naam zou volstaan. Universeel herkenbaar. Ik noem haar hier voor het gemak maar even Eufebia.

Heb je al naar Eufebia gekeken? En hup pats boem, meteen wordt je een giftige appel voorgehouden. Je weet wel, met zo'n hapje eruit. Die eet je dan op samen met Bert en Samsung op de bank. Ja, ja, Eva heeft het toentertijd goed begrepen. De liefde van de man en de vrouw gaat door de maag en door het beeldscreen. Het heeft ook een keerzijde. In de bloterik knuffelen is er niet meer bij. Arme liefde.

Geschreven met kleine censor


10. Slecht gezelschap

De tijd, hij gaat altijd veel te snel voorbij. Vandaag weer. Twaalf uur net niet gehaald. Paniek. Hoe kan ik de tijd inhalen, ongedaan maken? Terugblikken heeft geen enkele zin. Stilstaan al helemaal niet. In vooruit kijken heb ik geen trek. Ben veel te bang wat er eventueel komen gaat, of niet. Ik bevind me in slecht gezelschap. In mijn kamer hangen wel tweehonderd klokken. Ze lopen geen van allen gelijk. Sommigen lopen achter en anderen weer voor. Hoe moet dat nu? Straks gaan er weer een paar af. Ze klinken verschrikkelijk metaalachtig. Houden mij in een ijzeren greep. En ik heb nog zoveel te doen. Hoe moet dat nu? Kijk nu herhaal ik mezelf al. Zo gaat dat ook met tijd. En straks ga ik het vast nog een keer zeggen. Hoe moet dat nu? Zie je wel, daar doe ik het alweer. Ja, zojuist. Heel even geleden, een paar zinnen terug. In herhaling vallen. Net als de tijd. Ik ben het beu. Ik hou het geen kwartier meer vol. Rottijd. Ik ga naar bed. Morgen weer een nieuwe dag.


11. Schrijf over een tatoeage

De inkt wil niet pakken. Alle kleuren heb ik beprobeerd. Ook al doe ik nog zo mijn best. Ook al drijf ik de naald er keihard in. Ik kan hem maar niet overschrijven, mijn enige en echte tatoe. Truus ik hou van jou. Waarom heb ik dat er toch ooit op laten schrijven? Op mijn lichaam. Nu zit ze voorgoed onder mijn huid. In zwarte inkt. Voor de eeuwigheid. Ik kan er natuurlijk iets anders van maken. Hoewel? Ik kom niet verder dan Truusje. En dat is niet echt een verbetering. Een werkwoord werkt ook niet. Ik heb je gisteren vertruusd. Van mijn schouder naar mijn knie. De pijnlijkste plek voor een tatoe. De knieschijf. Nee, ook dat kan niet. Er dan toch maar een stukje uitsnijden en door het leven gaan met een wond. A wounded shoulder in plaats van een wounded knee? Och, had zij toch Ans geheten? Ik had er sjAns van gemaakt. Ik hou van sjAns. Dan lieg ik niet. Sj had er nog prima tussen gepast. Tussen van en Ans. Een staalborstel kan ik ook nog proberen. Is wel pijnlijk. Niet doen dus. Truus blijft zitten. Onder de huid. Het zij zo. Ook al houd ik er niet meer van.


12. Schrijf over een taakverdeling

Als jij de piepers schilt, zal ik ze wassen. Als jij de auto wast, zal ik hem rijden. Als jij de auto rijdt, zal ik kaart lezen. Als jij de kaart leest, zal ik de weg zoeken. Als jij de weg zoekt, zal ik het hotel kiezen. Als jij het hotel kiest, zal ik betalen. Als jij betaalt, zal ik me uitkleden. Als jij me uitkleedt, zal ik de deur dicht doen. Als de deur is dicht gedaan, is het gesprek afgelopen. Als jij niet niet meer spreekt, is de kous af. Als de kous af is, kunnen we naar de rechter. Als de rechter niet thuis is, gaan we links. Als linksniet bevalt kunnen we altijd nog rechtdoor gaan. Rechtdoor waar we aanvankelijk begonnen zijn. Zonder af te wijken. Af te wijken waarvan? Van de taakverdeling. Als jij de piepers schilt, zal ik ze wassen. Als jij de auto wast, zal ik hem rijden. Als jij de auto rijdt, zal ik kaart lezen. Opdat we niet verdwalen. Verdwalen, waar naar toe? Naar houvast. En dan? Dan verdelen we de taken? Om opnieuw te beginnen? Hou toch op.


13. Schrijf over een openbaring

De tweede woensdag van oktober is door de VN uitgeroepen tot Internationale dag ter voorkoming van natuurrampen. Wat een openbaring. Een commissie van belachelijk veel edelachtbaren all over the world is tot de conclusie gekomen dat er steeds meer natuurrampen (gaan) plaatsvinden. De wereld of iets dat verder gaat dan de wereld is flink boos op ons.

Er zijn her en der wat streekproeven gedaan. Ook in Nederland. Aardbevingen in Friesland en Groningen. Overstromingen door wolkbreuken, plaatselijk. Het kostte de onderzoekers heel wat moeite om in te schatten waar plaatselijk was. Om de situatie goed te kunnen beoordelen is het wel zo handig als een onderzoeksteam ter plaatse aanwezig is. De onderzoeksresultaten hebben anders geen geldigheid en de data zijn dan niet valide, mogen in de weging niet meegenomen worden.

Ook is onderzoek gedaan naar de geboorte en bloedlijnen van vervelende buren. Sinds 2014 zijn vervelende buren erkend als natuurramp. De natuur is grillig, zo ook vaak de buren. Deze parallel was bepalend in de erkenning van natuurramp. Het is een noodlot dat velen overkomt en veel schade aan kan richten. Je kunt, net als familie, je buurman niet kiezen. Daar houdt dan ook de vriendschap vaak op. Gelukkig heeft Radar-onderzoek uitgewezen dat Nederland een klimaat kent waarin goede buren meer voorkomen dan vervelende.

Om goed de balans te houden en te waken voor het doorslaan naar een negatieve weging heeft men uit voorzorg in Nederland sinds een aantal jaren de Nationale Burendag ingesteld. Deze geste wordt erg gewaardeerd door UNESCO. Sterker nog. Dit succesvol event is door UNESCO genomineerd om te worden opgenomen op de Lijst van meesterwerken van het orale en immateriële erfgoed van de mensheid. Ik heb het onmiddellijk geopenbaard aan onze buren. Maar die gaven helaas niet thuis.

Geschreven met een kleine censor


14. Dit zou ik nooit kunnen

Hoe vaak had die dat al tegen zichzelf gezegd? Dit kan ik niet. Kunnen of willen? Een steevast antwoord dat altijd terug gegeven werd. Totdat ie iemand tegen kwam die hem van ander repliek diende. Kunnen of durven? Het repliek van iemand bracht hem volledig van zijn stuk. Wie dacht die iemand wel niet te zijn. Niemand.

De ik-persoon was uit het veld geslagen en duidelijk boos. Liefst zou hij op dat moment iemand anders zijn geweest. Maar ja, die iemand anders had dan mogelijk het ook niet gekund. Maar wat dan? Ach, zoveel. Durven was van een heel andere orde dan willen. Willen lag naast kunnen op het kerkhof. Dat wist ie ondertussen wel. Maar durven? Durven leefde nog. En alles wat leefde dat boezemde de ik-persoon angst in.

Een teer puntje en best lastig om mee om te gaan. In het begin wist hij het nog te camoufleren, maar dat werkte averechts. Averlinks besloot hij bij die constatering om voortaan moedig te zijn. In het begin zakte de moed voortdurend in zijn schoenen. De dokter had hem al gewaarschuwd. Hij moest er even doorheen bijten. Moed is absoluut nodig voor durf. Hij kreeg een middeltje voorgeschreven om de moed op te trekken.

Omdat de ik-persoon nogal vergeetachtig was, tipte de dokter hem om de medicatie iedere ochtend in te nemen zodra hij zijn sokken optrok. En dat lukte wonderbaarlijk. Met een behoorlijke dosis opgebouwde moed trok hij na drie weken eindelijk de stoute schoenen aan en belde haar op. Iets wat ie tot dan toe niet had gekund, noch gewild, noch gedurfd.

Al snel kreeg ie de liefde te pakken. Het werkte verslavend. Iedere ochtend belde hij haar op. En zij, ze vond het prachtig. Medicatie had ie niet meer nodig. Hij leefde voortaan op liefdesdrugs.

Geschreven met een kleine censor


15. Zo werd mijn hart gebroken

Ik sliep in een hele grote witte kamer en mijn hart bonkte als een gek. Dat kon haast alleen maar een droom zijn die dat veroorzaakte. Normaal draag ik een klein hart en moet ik veel moeite doen om het te horen kloppen. Maar niet tijdens deze slaap blijkbaar.

Het was hartje Amsterdam waar ik een hotel had geboekt. Nou ja, hotel, het was eigenlijk een jeugdherberg. Maar voor mij voelde het als een hotel. De hele dag had ik de toerist uitgehangen met alles erop en eraan. Madamme Tussaud met Afro Wax, nog koud in de was. De Dam met enge verklede mannen op olifantenpootjes en grote zeisen. Het huis van Anne Frank, dat ik maar moeilijk kon vinden, de Begijnensteeg, idem dito. McDonalds op het Rembrandtplein en daarna naar Tuschinsky, naar J. Kessels, met lamme Frank L. In de hoofdrol.

En wat ontbreekt in het verplichte rijtje? Juist ja. De Rosse buurt. Het Red light district. Ik ging er van gloeien. Daarom bewaard tot het laatst. Je moet geen pleinvrees hebben om door al die kleine steegjes te kruipen. Het grappige is dat na tien omzwervingen, je alle dames en bezoekers lijkt te kennen. Fascinerend. Gelukkig kwam ik geen bekenden tegen. Hoewel. In een raam dacht ik heel even Patty B. te herkennen. Bekende Nederlandse. Bekenden wilde ik liever niet tegenkomen. Niet fijn voor de bekenden en niet fijn voor mij.

Wat deed ik alleen in Amsterdam? Dat vroeg ik me ook af toen de droom mij wekte. In de grote witte kamer had zich inmiddels een supergroot donkerrood hart opgepompt en dat hart dreigde mij de kamer uit te drukken. Nog even en het zou een bloedend hart worden. Made in Holland stond er op het hart. In grote witte uitgekerfde letters. En mijn geboortedatum en naam. Dit was mijn hart. Potverdomme.

Ik sprong snel uit mijn bed en belde naar de Roomservice. Ja, die hebben ze ook in een jeugdherberg, wat mij overigens verraste. Er was duidelijk sprake van een noodsituatie. Ze zouden zo snel mogelijk iemand naar mijn kamer sturen. Gelukkig werd snel de daad bij het woord gevoegd. Net op tijd. Mijn grote held, Huub van der Lubbe sprong spontaan de kamer binnen met een grote zeis. Zo werd mijn hart gebroken. Mijn grote hart.

Der Franz

Hij neukte alles wat los en vast zat. Slecht was ie, tot op het bot. En toch viel ie goed bij de vrouwtjes. Der Franz wist van wanten. En Franz wist het maar al te goed. Elke week werd er weer een nieuwe lading losgelaten op de piste. Ze ondergingen allemaal zijn sneeuwdoop. De sneeuwdoop van Franz was ongekend. Zelfs de meest intieme delen bleven niet gespaard in het sneeuwbad. Wie wil leren skiën moet eerst leren vallen. Dat was zijn stokpaardje.

Nou ja, een stokpaardje? Franz beschikte over een complete stal van stokpaardjes. Met Franz altijd sjanz. En die was ongekend. Zeker onder zijn Mitarbeiter. Die zagen de sneeuwbui alweer hangen. Der Franz waren ze in het sneeuwseizoen altijd kwijt. ‘Wo ist der Franz? Do ist der Franz!’ Dat was het motto waarmee de skileraren elkaar altijd begroetten aan de Stammtisch. De Stammtisch was de veilige thuishaven voor de vriendengroep, allemaal skileraren met hun eigen gaven.

Ze gaven veel, de leraren, maar ontvingen nog veel meer. Vooral van de meisjes die ze skiën leerden. De gaven van de meisjes ontvingen de leraren na afloop van de skiles aan de Stammtisch. Onder genot van Glühwein en Jägerthee, kwamen eerst de meest wilde verhalen los. Die gingen meestal over Franz, hij was er toch niet bij, veel te druk met andere zaken. Franz had naam en faam. Faam die de meeste meisjes erg bekoorden. Bijna alle meisjes wilden de volgende dag het liefste les van Franz.

Franz was niet op zijn mondje gevallen en erg charmant. Wat de dames niet wisten, is dat hij ook nog een andere kant had. Een duistere kant. Losse handjes zogezegd. Een driftkikker als hij niet meteen zijn zin kreeg. Hij had van de skileraren een passende bijnaam gekregen. Beckenverbauer noemden ze hem. Franz Beckenverbauer. Dat klinkt als krom Duits gelardeerd met een vleugje plat Hollands. Er zaten dan ook veel Nederlanders in het skioord waar Franz en zijn consorten les gaven.

Toelichting:
Geschreven naar aanleiding van schrijfopdracht ‘Schrijfveren’.
Een idee van Hella Kuipers in samenwerking met redactie ColumnX.
Zie ook: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Schrijfveer: Een slechte leraar (6 oktober 2015)

12-10-2015

Het meisje met de blauwe pet (8)

Geen moment te verliezen. Alle belangrijke gedachten vlogen naar de achtergrond. Dit was realiteit en die vroeg meteen om actie. De oude kale man die zich had voorgesteld als Theo, werd geholpen door Betsy. Ik hield de schuifdeur die altijd vervelend dichtklapte voor hun open. De conducteur was inmiddels verder naar achteren de trein in gerend. Ik vermoedde dat ook daar weinig mensen zaten. Ik vond het nog steeds raar dat de trein zo leeg was.

Buiten langs de rails stonden twee mensen te wachten. Eentje droeg een zwarte pet met een gele rand. Waarschijnlijk de machinist. De andere persoon was een vrouw. Althans dat dacht ik. Toen we elkaar groetten bleek de vrouw een heel donkere zware stem te hebben. Ik was gefascineerd door haar of zijn adamsappel. Die ging als een tennisbal op en neer onder zijn kin. Toch een man naar ik vermoedde.

De oude man stelde zich voor aan de beide heren. ‘Ik ben Theo, de broer van haar.’ Hij wees naar Betsy. ‘En ik ben Betsy, de zus van … ‘ Ja, dat was nu wel duidelijk. Ik kon me er nog steeds niets bij voorstellen. Dat konden toch onmogelijk broer en zus zijn? Uit verschillende huwelijken misschien? Met een hele oude vader. De oorlog was al even voorbij en de babyboom had behoorlijk om zich heengeslagen. Was Betsy het resultaat van inhaaleffect. Nee toch? Theo raakte in druk gesprek met Charly, zo stelde de manvrouw of vrouwman zichzelf voor. Ik was er nog niet over uit. Theo ging op ontdekkingstocht, dat was wel duidelijk. Mijn nieuwsgierigheid betrof alleen maar Betsy. De machinist hield zich anoniem.

Intussen brandde de trein van voor naar achter als een fakkel. We gingen een stukje achteruit staan want het begon aardig heet te worden. De conducteur stond nu met de machinist te praten. Drie maal raden waar het gesprek over ging. Er was verder niemand meer uitgestapt.

‘Nou ontmoeten we elkaar dan eindelijk!’, brak ik het gesprek open.
‘Jahhhh …!’, antwoordde Betsy met een zwoele stem.
Ik schrok ervan. Ik kende Betsy amper, vond haar best leuk en de coup de foudre was nog niet uitgewerkt, maar dit ging wel erg snel, wat een overgave.
‘Ik heb jouw briefje met veel moeite ontvangen, of eerlijk gezegd bekeken. Een of andere idioot had er een papieren vlieger van gevouwen …!’ Terwijl ik dit vertelde aan Betsy dacht ik. Wat zal ze nu toch niet van me denken, die is gestoord. Het zelfde dacht ik van Betsy. Zij antwoordde weer met: ‘Jahhhh …!’ Daarnaast keek ze me vol verlangen aan. Ik wist me even geen raad.

‘Ik heb dat briefje geschreven, heel snel, ik wist jij bent de ware, mijn ware!’ Bronstig keek Betsy mij nu aan. De ware, ik de ware, nu al, na een kleine blik. Na een kleine petieterige coup de foudre. Dat is haast onmogelijk. Het vreemde was, dat ik precies hetzelfde gevoel had gehad. De afgelopen dagen althans. Maar nu in levende lijve leek mijn keutel heel even terug te schieten. Ik voelde nattigheid. En die moest zo snel mogelijk opgelost worden.

07-10-2015

Hemelsblauw

'De macht van de gesloten deur'. Ik lees de zin af van het grote bord bij de toegang van de Baron 1898, de nieuwste attractie van de Efteling. Ik moet er niet aan denken. Opgesloten zitten in een goudmijn en dan de deur niet open krijgen. Paniek alom. Mijn handen staan ernaar. Ze beven als een rietje. En dan de stem van het lichaam. De angstschreeuw die niet klinken wil. Opgesloten in een veeg lijf. Bevroren in ijskoud blauw. Doofstom gelijk de oren en mond van Munch.

'Waar twijfel je aan?', fluistert plots een hese stem in het donker naast mij. Ik lijk wel in gesprek met een dorre oude vrouw. Ze draagt een lantaarn die ineens oplicht. Ik ontwaar de contouren van een heks. Inclusief bezemsteel, grote grijze hoed en zwart kleed. Ze doet me denken aan een slechte leraar die ik ooit had. Een verwijfde oude geschiedenisgek die stonk naar oudheid. Bah. Nog steeds niet verdrongen.

'Nou, wat en wie houdt je tegen? Durf je de deur niet open te doen?'
Op de deur is een bord met een pijl getekend. Die wijst naar een klink. Hoe moeilijk kan het zijn. Maar nee, ik durf inderdaad niet. Stond er nu maar een tovenaar in plaats van een heks naast mij. Zij zijn te vertrouwen. Heksen niet. Ik verkeer in slecht gezelschap. Ook dat nog. Wat nu? Ik overwin mijn angst en zwaai de deur alsnog met grote huivering open. Wat bevindt zich achter de deur?

'Welkom achter de deur, u treedt nu het Grote-Vragen-labyrint binnen. Geef invulling aan de opdrachten op de muur en wellicht komt u verder?' Ik kijk afwisselend naar de ruimte achter de deur en de heks. Waar komt die stem vandaan? Op de muur zie ik drie opdrachten staan: 1) schrijf over een tatoeage 2) schrijf over een taakverdeling 3) schrijf over een openbaring. Dit zou ik nooit kunnen, ware het niet dat de heks me een paar woorden influistert, 'hou het simpel'.

De eerste is gemakkelijk. Ik draag zelf tatoeages op mijn beide armen, op mijn linkerarm een tatoeage in de vorm van een hart. Ik hou van de vrouw aan wie dat hart ooit toebehoorde. Helaas verliet ze mij al na drie weken. Zo werd mijn hart gebroken. Dat gebroken hart draag ik op mijn rechterarm. Ik hoor de heks achter mij een traantje wegpinken.

De tweede opdracht is veel moeilijker. Ik heb het niet zo op met taakverdelingen. Ze zijn vaak zo opgelegd en sterven daardoor bij mij meestal vroegtijdig een langzame dood. Dat heb ik ook met formulieren. Neem nu zo'n achterlijk Dela-rouwformulier. 'Hoe zou je het liefst willen sterven?' Ik zou na het lezen van zo'n rouwformulier alleen maar kunnen bedenken, niet invullen, en daarna het loodje laten, puur uit wraakzucht. Dat ze het lekker zelf uitzoeken. De lulhannesen. Daarmee heb ik opdracht drie ook gelijktijdig ingevuld. Openbaring genoeg dacht ik zo.

Meteen roep ik mezelf weer tot de orde. Maar waarom eigenlijk? Wat heb je nu aan verbroken beloftes? Mocht ik het formulier wel hebben ingevuld, de geschreven beloftes had ik echt niet kunnen nakomen. Noch aan familie, noch aan vrienden en kennissen. Formulieren en ik, dat zijn twee treinen die op volle snelheid op elkaar afrazen. Onheilspellend voorspellend. Het enige dat ik zou kunnen doen is onbeschaamd en onbeheerst dansen. Wild en vol passie. Zij die gaan sterven groeten u.

'Iemand gaf je bloemen, uit de hemel waaronder je geboren bent'. Ik ken de songtekst niet. Maar dat is zo'n beetje het laatste wat ik me herinneren zou. Als het mij tenminste gegund is vanuit de kist. Pas na een verhelderend gesprek in diezelfde hemel zou ik eindelijk mijn afgetrapte versleten schoenen uit kunnen doen en de sleutel inleveren. Je kunt niets vasthouden uit het oude leven. Dat gaat gewoonweg niet. De schat terugbrengen heeft ook geen zin. Welke schat? Alsof jouw schatten op de aarde gratis worden uitgedeeld. Alsof je schatten op je hemelreis had mee kunnen nemen. Die zijn jou allang ontnomen. Het vege lijf, je ziel. Dat zijn de enige schatten die op jouw laatste reis mee hadden kunnen gaan. Wat je meebracht uit de oorlog is allang verdeeld. Verdeeld onder aardse aasgieren.

'Schrijf over een cirkel en dat ie nu gesloten is!', roept de heks me ineens toe. Is dat nu weer een nieuwe opdracht, vraag ik mezelf af. Maar natuurlijk. Ik snap het. Ze heeft gelijk. Wederom. Ze bedoelt het overdrachtelijk. Ik schrijf over mijn lievelingsboek. Over Zen en de kunst van het motoronderhoud, of over Boerenpsalm? Ik kan niet kiezen. Weet nog steeds niet wie er won? Toen niet, nu niet. Daar schrijf ik dan maar over. Over wie er won. Met al mijn twijfel. Ik schrijf over een won.

De ban breekt. De cirkel sluit dan toch. Heel, heel langzaam valt de zware deur open. Niet te geloven. De macht van de deur is doorbroken. Einde machteloosheid. Wie had dat ooit durven dromen? Dat het nog ooit zou gebeuren. Mijn hart bonkt, het brandt, het staat in vuur en vlam. Ik kijk omhoog. Met tranen in de ogen. Na weken, na maanden. Nog nooit, nee nog nooit, zag de hemel, mijn lucht, zo blauw.

Toelichting:
Geschreven n.a.v. 14e schrijfopdracht op ColumnX (oktober 2015), van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
- Oefen dagelijks met het schrijven van Schrijfveren.
- Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
- Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice
- Een schrijfveer houdt in dat je voor iedere dag een woord, zin of uitdrukking krijgt, waar je een kwartier lang associatief (zonder nadenken) op los mag gaan.
- Ik heb er voor gekozen om alle schrijfveren in een column te vatten. Het duurde wel iets langer dan een kwartier.
- De schrijfveren voor de maand oktober zijn:

1 de macht van de gesloten deur - 2 mijn handen staan ernaar - 3 de stem van het lichaam - 4 waar twijfel je aan? - 5 gesprek met een dorre oude vrouw - 6 een slechte leraar - 7 wie houdt je tegen? - 8 een bord met een pijl - 9 zij zijn te vertrouwen - 10 slecht gezelschap - 11 schrijf over een tatoeage - 12 schrijf over een taakverdeling - 13 schrijf over een openbaring - 14 dit zou ik nooit kunnen - 15 zo werd mijn hart gebroken - 16 hoe zou je het liefst willen sterven? - 17 wraakzucht - 18 verbroken beloftes - 19 twee treinen die op volle snelheid op elkaar afrazen - 20 onbeheerst dansen - 21 iemand gaf je bloemen - 22 de hemel waaronder je geboren bent - 23 een verhelderend gesprek - 24 versleten schoenen - 25 de sleutel inleveren - 26 je kunt niets vasthouden - 27 de schat terugbrengen - 28 wat je meebracht uit de oorlog - 29 schrijf over een cirkel - 30 mijn lievelingsboek - 31 schrijf over een won



05-10-2015

Het meisje met de blauwe pet (7)

Ik wist dat ze ergens in een van de laatste de coupés zaten. Snel rende ik door de smalle gang, het leek uitgestorven in de trein. Er zat bijna niemand in de andere treinstellen. Hier moest het toch ergens zijn. Ah, daar hingen bruine gordijntjes voor de coupé. Dit moest hem zijn.

Maar nu sloeg pas echt de twijfel toe. Alle heldhaftigheid waarmee ik de trein was binnengestormd verdween in luttele seconden. Wat ging ik Betsy en die vreemde man zeggen? Waarom had de man Betsy terug op haar stoel getrokken, de gordijnen dichtgedaan? Waarom zat er bijna niemand in de trein? Waarom was de trein gestopt? Waarom riep ik in hemelsnaam altijd zelf zoveel vragen op? Handelen, handelen, handelen. Een kleine stem tikte me tegen de oren. Handelen. Nu. Met een ruk trok ik de coupé open en wat ik zag ontroerde me.

Betsy zat op schoot van de vreemde man met haar hoofd tegen zijn schouder aangeleund. Het zag er heel close uit. De man streelde Betsy door het haar. En Betsy weende, weende zachte warme tranen. Althans zo voelde het voor mij. Koude tranen zijn veel te hard voor zo’n lieve meid. De man keek me een beetje guitig aan. Lachte hij me nu uit? Nee, toch? Ineens stak hij met een ondeugende blik een klein puntje van zijn tong naar me uit. Hier klopte toch iets niet. Hij hield nu ook op met het strelen van het haar van Betsy.

‘Hallo, ik ben Billy …’
Terwijl ik mijn hand uitstak, voelde ik hoe ongemakkelijk de situatie was waarin ik me bevond. Ik wist ook niet wie ik het eerste een hand moest geven. Ze keken me beiden aan. Eerst mezelf maar even netjes voorstellen, had ik in mijn onnozelheid bedacht. Mijn hand zwaaide wat verloren voor de neus van Betsy en de vreemde man. Ik kreeg geen hand terug. Snel liet ik hem zakken.
‘ … en wie zijn jullie?’
Ik nam me voor om maar een vraag tegelijk te stellen. De situatie vroeg erom.

‘Ik ben Theo en dit is Betsy, mijn zusje, wat is er toch gebeurd?’ De vreemde man keek me doordringend aan, maar pas nadat hij eerst het puntje van zijn tong weer naar binnen had gelepeld. ‘Weet jij waarom we stil staan? Ze is zo geschrokken mijn lieve kleine Betsy.’ Daar kwam het tongetje weer. Wat een idioot gedrag. Wat een rare man en wat een raar tafereel. Zo klein vond ik Betsy niet. Integendeel, ze bestreek bijna de hele schoot van deze Theo. Ze was niet klein van stuk en zeker niet klein van leeftijd. Ik schatte Betsy vierentwintig. Theo daarentegen was minstens zeventig. Hoe konden die twee nu broer en zus zijn?

‘Hallo Theo, hallo Betsy, … ik weet niet wat er precies gebeurd is, dat is de conducteur op dit moment aan het uitzoeken’.
Intussen vroeg ik mij af hoe ik nu zo tactisch mogelijk kon vragen waarom Theo de gordijntjes had dicht getrokken bij het aanzien van mijn blik. Los van de schrik die de twee ongetwijfeld even hadden toen de trein plots stil kwam te staan. Maar van schrik trek je toch niet zomaar de gordijnen dicht.

Betsy haalde haar hoofd los van de schouder van Theo en rekte zich wat uit. Daarna lachte ze mij een beetje schaapachtig verlegen toe. ‘Jij heet dus … Be … Be … Be … Billy!’ Haar ogen vingen de mijne … klaboem! … een lichtblauwe ontmoeting … een kleine verdrinking … snakken naar adem … een coup de foudre … daarna streek een compleet orkest neer in mijn oor … ik heb geen klassiek opleiding genoten … maar volgens mij streek een voltallig orkest neer en speelde alle klassieke deuntjes die ik kende gelijktijdig in mijn oor. Wat voelde dat bijzonder. Een fanfare van plezier en genot. Met Betsy deed het ook iets. Dat las ik in haar gezicht.

‘Ja, ik ben Billy … aangenaam!’ Ik nam de hand die Betsy mij ondeugend aanreikte meteen aan. Hij voelde zacht en warm. Het was de lekkerste hand die ik ooit had vastgepakt. Ik dacht heel even ook iets zoets te ruiken. Alsof Betsy’s hand geparfumeerd was. Dat zal toch niet? De tijd leek voorgoed stil te staan, totdat in de deuropening van de coupé een harde stem bromde. ‘Onmiddellijk de trein verlaten, we staan in brand!’ Het was de conducteur.