30-11-2015

Schrijfveren November 2015 (16 t/m 30)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


16. Gesmoorde geluiden

Ze huilen overdreven met groot kabaal. Draaien zich naar elkaar toe en wentelen zich in druipend vet. De tranen spetteren even later de pan uit. De kok heeft het niet in de gaten. Het drama dat zich in zijn koekenpan afspeelt. Hij is er met zijn gedachten niet bij. Zijn ogen turen over een plakkerige bladzijde van zijn kookbijbel. 'Houd de pan in de gaten en het vuur laag'. Te laat. De worstjes schreeuwen moord en brand en staan doodsangsten uit. Het vet spettert uit de pan op de hand van de onhandige kok. Maar dit keer is hij goed voorbereid. Snel stopt hij zijn hand in de wijnkoeler gevuld met Kellergeister, ijs en ijskoud. De hand sist heel even. Het vet stolt onmiddellijk en komt in bolletjes bovendrijven. Snel draait de kok met zijn andere hand het vuur laag. De worstjes komen tot rust en sputteren niet langer tegen. Van kwaadheid zijn ze zojuist uit hun vel gesprongen. Nu berusten ze in gebarsten huid. Zwijgzaam. Woede gesmoord.


17. Een inheems woord

De 'Bond tegen Vloeken' staat voor mijn deur. Er zijn zo van die momenten dat je liever niet de bel had gehoord. Batterij leeg. Zoiets. Maar nee. Voor me staat een klein vrouwtje in plissérok met grote ijzeren speld. Haar bruine regenjas hangt open en aan haar linkerarm, om precies te zijn, in de holte tussen onderarm en bovenarm bungelt een grote tas. Ze houdt haar hand in een knuist ter hoogte van haar platte borst stevig tegen haar lichaam geklemd. Ik was nochtans niet van plan haar tas af te nemen. Mocht ze dat denken. Ik vraag me af of ze in de gaten heeft hoe non-sexy ze aan mijn deur staat. Ze wil me iets verkopen dat is duidelijk. Maar dit is niet de juiste aanpak en aankleding. Bovendien ook niet het geschikte moment. Het is negen uur in de ochtend. En ik, ik ben geen ochtendmens. Ze steekt een folder naar me uit. Bond tegen Vloeken.
Ik vertel haar dat ik daar niets mee op heb. Vloeken lucht juist op. Zeker bij de inzet van krachttermen en vruchtvlees. Het vrouwtje trekt een zuur gezicht. Ik kom dus blijkbaar binnen en zet door. Kijk mevrouw, 'kut' is een inheems woord en daarnaast kort en krachtig. Het wordt door iedereen gebruikt. Al jaren. Nee, ik maak geen onderscheid in sekse. Mannen en vrouwen bezigen het voortdurend. Het is van alle tijden. Je kunt het in je mond prettig uitstoten. Het geeft aangename perslucht, voor in de mond en geeft ontspanning en een aangenaam gevoel op de lippen. Doet u het maar eens. Ja, een paar keer achter elkaar. En ... en ... lucht het op? Ja, hè. Ziet u wel. Nou, dag mevrouw. O ja. De buren slapen nog. Slaat u die gerust over. Prettige dag nog verder.


18. Zoveel manieren om een sjaaltje te strikken

De man stond op de stoel en wist voor een moment geen blijf met zichzelf. Hij hield een sjaaltje in zijn hand en vroeg zich af waarom? De man was blijkbaar in de war. Hij keek wat verdwaasd om zich heen. Leek om hulp te vragen. Maar er was niemand in de ruimte aanwezig. De zolder was niet bepaald een plek waar veel mensen kwamen. Stoffig en vol herinneringen pijnigde de man zijn hersenen en keek staand op de stoel nog eens naar het sjaaltje. Vervolgens tuurde hij de ruimte af, een beetje wezenloos. Totdat zijn oog viel op het plafond. Hij keek beurtelings naar het plafond en naar de hand die het sjaaltje droeg. Het was een open plafond. Je kon duidelijk de balkconstructie zien van de Franse kap. Het was een oud huis met een oude zolder waar de man zich bevond. Zelf was ie ook behoorlijk oud. Samen waren ze oud geworden. Het huis, de zolder en de man. Vroeger deelde de man het huis en de zolder met veel mensen. Nu voelden ze alle drie verlaten en eenzaam. Het sjaaltje had hij uit de oude klerenkast gehaald. Een mooi zijden sjaaltje. Nog eens keek de man naar het plafond, naar de grote eiken balk. Vroeger had daar nog een schommel gehangen. De tranen liepen uit zijn ogen. Hij frutselde wat aan de sjaal en vroeg zich nog eens af, hoe die sjaal nu het beste te strikken? In een keer.


19. Graanvelden

De onmetelijkheid van graanvelden fascineert mij telkens weer. Dat geldt ook voor de begrenzing. Vreemd eigenlijk die dubbelheid. Want hoe kan iets dat onmetelijk oogt toch een gevoel van begrenzing geven? Mijn hersenen raken in tweestrijd. Enerzijds maken ze een voorzichtige berekening. Tot aan de horizon reikt het graanveld. Maar hoeveel meters is dat eigenlijk? Iets in mij zoekt controle en meet afstand. Alsof de afstand bepalend is voor mijn controle. Ik schat zo'n tweehonderd meter. Het is een groot graanveld. Anderzijds dwingen mijn hersenen me het graanveld in te lopen. De begrenzing te doorbreken. Een weg te zoeken naar de horizon. Het is dan wel noodzaak de grensbewaking te doorbreken. Los te laten. Daar is moed voor nodig. En brood. Brood is broodnodig voor ieder onderzoekspad. Al is het maar om de weg aan te duiden. In een graanveld kun je immers makkelijk verdwalen. Daar sta ik dan met mijn dilemma's. Ach, was ik maar Klein Duimpje. Dan had ik door de hoge graanbomen het graanbos nooit hoeven zien.


20. Vitrage

Droevig tuurt de sanseveria vanachter de vitrage naar de straat. De vitrage ruikt muf geel. De mensen, de fietsers en de auto's die achter het raam passeren lijken allemaal vol geplakt te zitten onder vitragerag. In een fijnmazig net met hele kleine miniruitjes. De sanseveria kijkt kort op de klok die achter de bar hangt. Nog heel even en dan komt de vitragespin zijn buit bekijken. Althans dat hoopt de vitrage. Kijk hij zit al in de hoek van de vensterbank. Klaar voor zijn inspectieronde. Misschien neemt de spin vandaag weer wat tijd om een praatje te maken met de sanseveria. Het zijn dikke vriendjes met elkaar. Tot voor kort. Wat er eergisteren gebeurde heeft de vriendschap behoorlijk op spanning gezet. De spin had een vette bromvlieg in zijn net gespot. Omdat hij een enorme berenhonger had was hij in zijn haast wat onhandig over de vitrage gelopen. Zo hard dat de vitrage opwaaide en in de sanseveria was gevlogen. Daar was de vitrage blijven hangen. Precies op het puntig blad waar de ogen van de sanseveria zaten. Die kon daardoor niets meer zien. Hij was enorm uitgevallen tegen de spin. De spin was daar zo van geschrokken dat hij zonder zijn buit te plukken weer terug in zijn vensterbankhoek is gaan zitten. Twee dagen al had ie niet meer gesproken met de sanseveria. Dat was too much voor de sanseveria. Hij had zich dan ook voorgenomen om het vandaag goed te maken met de spin. De sanseveria telde de tijd langzaam af. In de spin zat geen enkele beweging. Leefde die nog wel?


21. Kamperfoelie

Mijn tuin houdt van kruiden en onkruiden. Het is een bijzondere tuin. De tuinman is er niet blij mee. Het onkruid overwoekerd alles. Wat te doen? Wel duizend boeken heeft de tuinman gelezen. Een complete letteren- en kruidenstudie heeft de tuinman erg belezen gemaakt. Nu wordt het tijd om het gelezene eens toe te passen. Maar het wil niet echt vlotten. De meeste boeken gaan over kruiden. De onkruiden worden op een of andere manier uit de boeken gelaten. Een onkruidcomplot lijkt hieraan ten grondslag te liggen. Maar een beetje tuinman geeft nooit op. Dat is nogal wiedes. Tijd om raad te vragen. Nou wil het toeval dat achter de tuin van de tuinman, die overigens behoorlijk diep doorloopt, mensen wonen. Omdat de tuinman wat schuw is heeft hij deze mensen nog nooit aangesproken. Dat is ook ingegeven door de melkman, die dagelijks als een van de weinigen in de kennissenkring van de tuinman een praatje maakt met de tuinman. De melkman heeft de tuinman gewaarschuwd voor zijn achterburen. Het zijn kampers. Maar nood breekt wet. De kampers hebben namelijk helemaal geen onkruid in hun tuin. En nu wil de tuinman wel eens weten waarom? Had die dat maar eerder gedaan. Het antwoord en daarmee de oplossing is zo simpel. De kampers, die uit Engeland kwamen, hadden een hele simpele tip. You know man. Kampers fool je niet. Put some kamperfoelie in your garden and everything will be all right. This herb herbs the worst onherbs. Look at our garden. Do you see any onherb? Daar hadden ze een punt. Er groeide werkelijk waar geen sprietje onkruid in hun tuin. Daarbij moet wel gezegd dat dat ook haast onmogelijk was tussen alle stoeptegels.


22. Wat staat er op je bureau?

Een aquarium met twee goudvissen. Ik kijk er iedere dag na en denk dan. Wat hebben wij het toch eigenlijk als mens goed. Ik zie de vissen almaar rondjes zwemmen. Soms wisselen dat af met afwisselend naar de bodem duiken en naar de waterspiegel. Dit doen ze kussend. Met hun oranje lippen zoenen ze beide oppervlakten. Het ondervlak en het bovenvlak. In het dalen en opstijgen geven ze het water de hele tijd kusjes. In het op en neer zwemmen eigenlijk ook. Het zijn echte zoenvissen, die goudvissen op mijn bureau. Hoe langer ik er naar kijk hoe meer jaloers ik word. Ik wil dat ook wel. De hele dag zoenen. Iets mooiers is er toch niet? Een beetje badderen in het water en de hele dag kusjes geven. Of zou dat op den duur toch saai worden? Aan de vissen is het niet af te lezen. Zij zoenen de hele dag alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. En dat is in een mensenleven natuurlijk niet. Daar moet geld verdiend worden, het huishouden gedaan worden, de kinderen opgevoed, de hond uitgelaten, dag in dag uit. Gen tijd voor kusjes. Nou, vooruit dan, bij het afscheid nemen in de ochtend en bij het thuiskomen in de avond, voor het slapen gaan als toetje. De vrouw en de kinderen dan. Niet de hond. Dat is vies. Hij wil wel. Maar mag niet. Een knuffel daar blijft het bij. Thuis hebben we ook een vissenkom. Nu begrijp ik ook waarom onze hond regelmatig voor het glas naar de vissen tuurt en zo nu en dan blaft. Pure jaloezie. Kussende vissen. Het blijft een genot om naar te kijken. Zelfs op kantoor.


23. Borstvoeding

Ik geef mijn borst regelmatig te eten. Zalfjes heeft ie het liefste. Daar houdt mijn borst van. Hij slurpt ze op. Nivea, dag- en nachtcrème, massageolie, jij kan het allemaal hebben. In de zomer aftersun in de winter soms een pakking. Gewoon omdat het lekker is. Mijn borst is het meest vertroetelde lichaamsdeel dat ik bezit. Fier ben ik erop. Hij is ook fier op mij. Dat laat ie mij regelmatig zien in de spiegel. Dan blaast hij zich extra stevig op, waarbij heel soms de tietjes ondeugend omhoog steken. Ze denken dat ik dat niet zie. Maar ik weet beter. Ze proberen zich te verstoppen in het borsthaar als ik te lang kijk. Maar ze ontkomen niet aan mijn blik. In het weekend ga ik er stevig met de borstel doorheen. Niet door mijn tietjes natuurlijk, maar door mijn borsthaar. Na het douchen maak ik er dan kleine krulletjes van. Die voelen lekker zacht. Een vers T-shirt aan en ik ben klaar voor de dag. Winterdag of zomerdag, het maakt niet uit. Altijd gekleed in een wit T-shirt met smal boordje. Ik heb een hekel aan T-shirts met een grote boord. Het is geen gezicht. Zeker niet met een blouse erover heen. Het borsthaar mag ook niet boven het T-shirt uitkomen. Ik scheer het dan ook altijd een beetje tot vijf centimeter onder de rand. Ik zorg goed voor mijn borstje. Dagelijks zijn portie voeding en zo af en toe een borstelbeurt.


24. Die keer dat je geen hulp bood

Ja, ik weet het. Ik ben hulpverlener. Bedrijfshulpverlener om precies te zijn. En ja, ik draag een hesje. Een oranje hesje met hele grote letters in fluo. BHV. Ik mag een keer per maand in de baas zijn tijd brandjes blussen. Dat is mooi meegenomen. Buiten de baas zijn tijd doe ik het ook hoor. Brandjes blussen. Met water, schuim en ook met deksels en zand. Gewoon een kwestie van een van de essentiële bronnen wegnemen. Zuurstof, brandstof of ontsteking. Ik houd dan ook altijd mijn adem in als ik mijn elektrische auto stekker. Gewoon voor de zekerheid. Als hulpverlener mag je nooit de hulp weglaten. Ik heb dan ook altijd een hulpje bij me. Die zet ik in bij de meest gevaarlijke situaties. In hoge uitzondering bied ik in de zware gevallen ook hulp. Maar dat doe ik alleen bij mensen die boven de 150 kilo wegen. Gelukkig zijn dat er niet zoveel. Al zeker niet op mijn werk. Twee om precies te zijn. Mijn hulpje en ik. Jammer maar helaas. Ik weet het. Ik ben geen goede hulpverlener. Niet echt geschikt voor de job. Maar ja. Niemand wilde op mijn afdeling. Helemaal niemand. Dan bied ik hulp. Dan spring ik in. Dan red ik de zaak. Mijn afdeling. Had ik het maar niet gedaan. Die ene keer. Maar ik deed het wel. Aan iedereen uiteindelijk. Behalve mezelf.


25. Daar zou ik nooit naartoe gaan

Naar het voetbal. Daar wil ik nooit naartoe. Ik houd er gewoon niet van. Al die idioten die zich als een malloot verkleden. Begrijp me niet verkeerd. Ik houd best van ballen. Maar niet die met de voet. Ik wil meer. Bij mij houdt het verkleden niet op bij de voet. Ja, ik weet het, er zijn genoeg manieren om een leuke of sexy sok of kous aan te trekken. Ik heb het een keer geprobeerd. Het was ook nog eens gemaskerd. Een gemaskerd voetbal. Nou, ik kan het je vertellen. Nooit meer. Allemaal van die flauwe liedjes ook. Seksuele hieling. Ik doe het niet meer. Het soks. Nee, geef mij maar ballen waarbij goed wordt ingepakt. Dan valt er ook veel meer uit te pakken, achteraf. Mijn favoriet zijn de gemaskerde ballen. Op zijn Middeleeuws. Dan kun je nog eens lekker onder de hoepels duiken. Korsetten ontrijgen. Pruiken snuiven. Veel meer uitdaging. Nee, een voetbal vind ik helemaal niks. Al helemaal niet als het ook nog eens een kinky voetbal is. Met roze maillots of gatenkousen. Bah. Niets voor mij.


26. Helm

Dat vind ik nou zo mooi. Helm. Zeker in de duinen. Ook erg handig. Je kunt er niet genoeg van meenemen. Van helm. Groen, blauw, rood. Het maakt niet uit. Het helpt tegen gierende wind. Het beschermt de oren en ogen. Tegen zand. Tenminste als je de helm een beetje gebukt houd. Helm heeft ook een erotische werking. Zeker las je het heel zacht en fluisterend uitspreekt. 'Helm, helm, helm ....!' Onweerstaanbaar zwoel klinkt dit woord. Ik kan er uitermate opgewonden van raken. In helm kun je ook makkelijk kledij verbergen. Nadat je vol overgave natuurlijk eerst het woord een aantal keren zwoel hebt uitgesproken. Zorg dan wel dat je in de buurt van een pan bent. In helm en pan kun je je uitstekend verbergen. Zelfs uitstekende voorwerpen worden hierin goed verborgen. Desnoods steek je ze in het zand. Als de nood echt hoog wordt. Zorg ook altijd dat je voldoende zonnecrème bij je hebt. De zon kan je zomaar overvallen in helm en pan. Je wil echt geen panne krijgen aan je lijf en leden op het moment suprême, echt niet. Helm. Iets mooiers bestaat er niet.


27. Opgesloten in de lift

Heeft u dat nu ook. U zit in de lift en ineens heeft u er genoeg van. Genoeg van in de lift zitten. Veel liever begeeft u zich op de begane grond. U weet wel, met beide voeten. Op de grond ja. Oké, de opwinding ban het in de lift zitten heeft natuurlijk ook zijn charme. Maar het put ook uit. U weet namelijk niet waar uw lift eindigt. Waar is de horizon? Waar is het plafond? U kunt boven uw lift uitstijgen en wat dan. Dan wordt mogelijk uw kop afgehakt. Boven het maaiveld. Weet u wel. Niet doen zeg ik dan. Retourtje begane grond bij voorkeur. Desnoods laag bij de grond. Ik bekijk ook altijd het aantal verdiepingen, zeg maar hindernissen die ik moet nemen, als ik in de lift zit. Voor je het weet wordt je op handen gedragen naar de bovenste etage en zit je zo aan je plafond. Niet leuk. Saai. De verveling neemt toe. En de angst. Angst? Ja, angst. Om weer te dalen. Waar dacht je dat die lift je naartoe bracht dan. Naar het einde misschien? Niet doen. Gewoon retourtje begane grond. Houdt het zweven vanzelf op. Wordt je veel gelukkiger van.


28. Een lijstje van metaforen voor 'zonsondergang'

Ik wil het niet meemaken. De ondergang van de zon. Veel te dramatisch. Waar moeten we dan van leven? Ik wil niet dat de zon ondergaat. Ik wil de zon ondergaan. Eeuwig. Maar hij mag dat zelf niet doen. Dat ie dat maar uit zijn hoofd laat. Als de zon ondergaat zijn we overgeleverd aan de maan. Wie wil dat nu? Altijd maar verblijven in het donker. Het is een schemerlamp vergeleken bij de zon. Laat de maan maar ondergaan. Ik koop zelf wel een paar lampen. Voor dat stukje nacht en duisternis. Nee de zon mag nooit niet ondergaan. De maan wil ik desnoods wel ondergaan. Dat schijnt romantisch te zijn. De liefde bedrijven in de maneschijn. Maar het is niet echt. Toch? Het is maar schijn. Veel liever verblijf ik onder zonnegloed. Een zonsondergang wil ik never nooit niet meemaken. Ook niet op de foor. De zon zien ondergaan op een foor is het meest dramatische wat er bestaat. Met de zon gaat ook de foor ten onder. Metadramatisch. Metaforisch. Niet doen zon. Ik wil je graag nog even bij me houden.


29. Zwarte sokken

Ik heb ze geteld. Vijfhonderdduizend paren heb ik al gesleten. Voor mijn gevoel dan. Ik ben een echte gevoelsteller. Sorry hoor. Ik draag ze zwart omdat ze overal bij passen. Net als mijn ondergoed. Behalve bij een witte doorschijnende broek. Kort of lang maakt dan niet uit. De broek bedoel ik. Het schijnt dan door de sokken en de onderbroek. Geen gezicht. Het ziet uit als een vale zebra. Ik heb het een keertje gedaan. Gekleurde sokken gekocht. Lichtgrijs waren ze. Maar nee hoor. Het voelde niet goed. De hele dag liep ik aan de lichtgrijze sokken te denken. Zou iemand het zien? Ik voelde me heel bloot. Bij de Zeeman heb ik toen onmiddellijk nieuwe zwarte sokken gekocht. Tien halen, vijf betalen. Ik moest wel zelf in de bak de linker- en rechtersokken bij elkaar zoeken. De juiste maten ook nog. Ben bijna drie uur bezig geweest met zoeken en passen. Tijd is geld. Ik heb dan ook bij de kassa geld terug gevraagd. Hoeveel ik in gedachten had? Nou mijn uurloon is tachtig euro. Ik heb ze gematst. Heb maar twee uur doorgerekend. Ging ik toch mooi naar huis met tien sokken en honderdzestig euro. Zwart geld. Wat moet ik ermee?


30. Ontsnappen

Niets zo vervelend dan winderig zijn in gezelschap dat opgevoed is met etiquette. Ontsnappen lukt eenvoudig niet. Het is namelijk not done om van tafel te gaan tijdens de maaltijd. Ik besluit het toch maar even bespreekbaar te maken. Dat lucht in ieder geval op.

Beste mensen, mag ik even uw aandacht. Freule Stoeterwaal van Derrière valt bijna van haar stoel. Wie durft hier onaangekondigd aandacht te vragen? Hoe brutaal? Dat is toch alleen aan haar? Ze wipt vlug op het puntje van haar stoel richting rugleuning. Affront, hopelijk ziet niemand het.

Ik zit met een klein probleem. Het kan twee kanten op en het heeft alles te maken met ontsnappen. Ha, ontsnappen, een raadsel, zie ik een hoop mensen denken. En nee, het is geen spelletje Cluedo. Er is niemand vermoord. Nou ja, niemand. Hooguit de mosselen die ik zojuist gegeten heb. En daar zit juist mijn kleine probleem.

Ik wordt een aantal blikken gewaar van freules en baronnen die in ieder geval nooit de oorlog hebben meegemaakt. Gepoederd wereldvreemd kijken ze afwisselend naar elkaar, naar het plafond en naar mij. Zegt u het maar. Roept de freule aan de andere kant van de tafel. Ze houdt een koehoorn tegen haar rechteroor. Luid graag.

Nou kijk. Er zijn twee zaken die op dit moment willen ontsnappen. Ik in zijn geheel en daarnaast een tijdelijke gedeelte in mij. Een hoopje zogezegd. Het vervelende is dat het hoopje klaar ligt om mijn lijf te verlaten. Met andere woorden als ik niet in zijn totaliteit heel even mag ontsnappen, dan ontsnapt een gedeelte van mij. Met een vleugje wind zogezegd. En ik vind. Dat er in deze lastige situatie een uitzondering gemaakt moet worden op de etiquette. Ik zie zelf geen andere uitweg. Aan u de keuze.

Gaan, gaan, gaan. Roept het gezelschap in koor. Te laat. Gone is the wind.

Columns van Harrie (November 2015)


IS en ZIJN / Verkeer / 03-11-2015

Ik ben op zoek naar het land van IS. Voorzichtig parkeer ik mijn TARDIS in een grote bak met zand. Het schijnt dat zand nogal kan opwaaien. Dat kan dan in de ogen vliegen. Mensen met zand in de ogen ogen verstrooid. Dat is wat zand kan doen. Verstrooien. Zeker in de grote zandbak waarin ik ben geland is dit aan de orde. Dagelijks. Aan mij de taak om de verstrooiing op te heffen. Een ijdele zaak, aldus mijn chef aan de Andere Kant. Hij heeft me dan ook veel succes gewenst.

Eerst maar eens de weg vragen. Ik zie een man met achter zich een raar groot harig beest en twee afgezakte bulten op zijn rug. Het beest dan. Zelf draagt de man een geruite doek op zijn hoofd. Vanwege de zon waarschijnlijk. Die is onnoemelijk heet in de woestijn. De zon dan. Hij heeft nog nooit gehoord van een land IS. Het komt niet voor in zijn geologisch vocabulaire. De man blijkt een wetenschapper te zijn, een wiskundige, een filosoof. Ik heb heel even moeite hem te verstaan. Moet vreselijk wennen aan zijn gebrabbel, dat van diep achteruit de keel naar voren rolt. Ik schakel voor de zekerheid mijn translator in.

De man is een musliman. Ik snap nu ook zijn gebrabbel. Hij vertelt nogmaals dat hij geen land kent dat IS heet. Hij kent het woord wel als een uitgang van het werkwoord ZIJN. Aha, naast wiskundige en filosoof ook een taalman. Alfa meets beta. Dat mag ik wel. We belanden in een interessante discussie over taal en wiskunde. De musliman draaft wel door merk ik. Dat is niet te zeggen van het harig beest achter hem. Die kauwt zich helemaal sappel met de ogen dicht. Het beest stinkt ook. Het ruikt bepaald niet aangenaam. Gelukkig staat er een windje en ik vraag de musliman of hij met het harig beest een kwart slag wil draaien. Maar daaraan blijkt de musliman een broertje dood te hebben. Aan draaien. Daar houdt hij helemaal niet van. Volgens hem is er maar een weg. En die is rechtdoor. Vreemde man. Hij heeft het ook voortdurend over een zekere Alla. De enige weg. Ik snap er niets van. Ik denk, alla, laat maar even gaan. Ik weet bij god niet waarover hij het heeft. Vast iets filosofisch.

In mijn oor krijg ik nu wat instructies ingefluisterd. Het interdigitaal contact met de Andere Kant bevalt mij geenszins. Mijn chef zegt dat ik alles met betrekking tot Alla even moet mijden omdat het tot zinloze discussie lijdt. Ik moet mijn eigen pad volgen en verder op zoek gaan naar IS. Ik neem afscheid van de musliman. Zeer tegen zijn zin in. Het harig beest achter hem spuwt gemeen op de grond. Raar stel, die twee.

Aan de horizon klinkt gedonder. Daar moet ik zijn. Het is een teken. Vast. Het land van IS schijnt in oorlog te verkeren. En waar donder en rook is daar is vuur. Omdat de horizon verder is dan ik dacht en niet in een fata morgana valkuil wil vallen besluit ik nog een stukje te reizen met mijn TARDIS. Al snel beland ik in strijdgewoel. Ik zie een hele hoop mannetjes in jurken en hoofddoekjes als bezetenen met hamers en bijlen indrukwekkend grote gebouwen bestormen. Grote torens slaan en hakken ze in puin. Gelijk zandkastelen storten ze in. De gebouwen dan. Ik vraag aan een van de mannen waar hij mee bezig is? Waar hij oorlog tegen voert? De man kijkt me verwilderd aan en antwoord fel.

Tegen Zijn. Ze voeren oorlog tegen ZIJN. Ze kunnen het niet verdragen. Al dat ZIJN. Ik begrijp er even niets van. Is dit dan het land van IS? Ja, dit is het land van IS. Het voert oorlog tegen ZIJN.

Het gaat mij nu even boven mijn pet. De muslimannen hameren en hakken oorlogszuchtig verder. De gebouwen van ZIJN houden niet lang stand. Op iedere ingestorte hoop zand plaatsen de muslimannen een grote vlag. IS. De enorme zandbak die zich voor mij uitstrekt staat er vol mee. Ik ben aangekomen in het land van IS. Een land vol grote witte wapperende windmolens. Zo lijkt het. Mensen kom ik niet meer tegen. Alleen maar lichamen en hoofden. Ik moet enorm huilen. Het zand is besmeurd met bloed. Ik begrijp nu ook ineens de verstrooiing. Hoe haal ik in vredesnaam het zand nu uit de ogen? Het zand uit de ogen van muslimannen die verkeren in blinde woede. Er is geen beginnen aan. Goede gesprekken helpen hier niet meer. De rede is in de woestijn allang vermoord. Hamers, bijlen, geweren en kanonnen regeren. Stukken mensheid zijn verdwaald. In tijd en zand. Zand- en landlopers, ze zijn op hol geslagen. Kon ik de gaten maar dichten in de zandlopers. Maar, helaas, ik heb alleen maar stenen van Sisyphos tot mijn beschikking. Geslepen zand glijdt tussen vingers. Ik kan alleen nog maar hopen, op vrede tussen IS en ZIJN.

Mijn TARDIS en ik worden terug geroepen naar de Andere Kant. Het is trop tard, non de dieu!


Brabants licht / Verkeer / 08-11-2015

Het is laat in de avond en al behoorlijk donker. Voor november ongekend warm. Het komt niet door de vreemde lichtobjecten die hier rond mij gloeien. Maar het blijft een vreemde gewaarwording. Al dat licht in november.

Ik ben op pad gestuurd door mijn chef. Hij werd geïntrigeerd door lichtflitsen die van de aardbal stuiterden. Een echte klus voor mij. Mijn TARDIS flink gas gegeven en in no time ergens midden in Brabant geland. De Brabantse kempen. Je moet er maar op komen. Ik moet altijd aan hanen en vechten denken, bij kempen. En een beetje aan boeren natuurlijk. Dat volgt als vanzelf. Gelukkig heb ik altijd goed opgelet bij aardgeschiedenis en wist ik van de hoed en de rand.

Daar liep ik dan vol verwondering. De stad waarin ik mij bevond liep leeg. Met aan boodschappentassen vastgeklonken mensen. Waar was ik ook alweer naar op zoek? Naar lichtflitsen gekatapulteerd richting ruimte, om precies te zijn, richting intergalactica. En ik vond ze. Maar pas na lang zoeken. Iedereen was het paadje kwijt.

Waar loopt nu toch die route? Die gigantisch mooie lichtroute? Dat was wat de mensen zich afvroegen. Ze zagen gewoonweg het licht niet meer. Waren het kwijt. Jarenlang liep het licht als lopend vuur over dezelfde weg. Maar nu niet meer. De kerk als centrum van licht dat zou een goed startpunt zijn geweest. De kerk die dit jaar, naar ik vernam, niet in 2 maar in 3D genomen was. Vanuit het treinstation had ik mij graag verrast willen zien. Maar dat was ook dit jaar geen optie. Er stond geen enkel lichtobject voor het station. Vreemd. Heel vreemd.

Architectuur en natuur waren de drijfveren die dit jaar lagen onder de route. De route? Over welke route hebben we het nu in hemelsnaam? Maar het werd me al snel duidelijk. Een plattegrond leidde me dwars door aaneengeklit, ongeduldig dringend mensenvlees, door stad, tuin en park. Op vele plaatsen was koek en zopie voorzien. Chic, dom en best lastig als je pakweg honderd mensen tegelijkertijd bij een pleisterplek, espresso wil serveren. Is daar over nagedacht? Nee. Dat doen we in het intergalacticum wel beter. Daar serveren we gewoon DE koffie. Een betere bestaat er niet. Gelukkig had ik een goedgevulde thermoskan bij me.

Nou, ik heb de lichtflitsen uiteindelijk gevonden. Het waren er veel. Heel veel. De indrukwekkendste gaf vuur. Echt vuur. Meters omhoog gezwiept door ventilatoren en benzine in een grote circuswand van plastic. Spectaculair. Daarvoor moest je wel eerst een bos betreden in de vorm van een kathedraal. De zijbeuken van het schip bleken warempel echte beuken. Knap hoe hier het huis van een lieve heer met licht tot leven werd gewekt. Helemaal filosofisch werd het bij de paardenbloemen van plastic. Naar ik mij liet vertellen waren er pakweg 70.000 plastic flesjes aan gespendeerd. Eerst gefileerd en daarna zorgvuldig uit elkaar geknipt, daarna in het licht gezet. In bolvorm op een stokje. Mooi. Ik kan niet anders zeggen. Maar dat onze chef daar nu wakker van ligt is mij een raadsel.

Langs het water in het park schoot ik even vol van lichtgolven. Ze spiegelden in het water en maakten iedereen stil. Het vormde een brug in stilte tussen alle aanwezigen. Dan maak je indruk. Op publiek en op het gemoed. Ook deze lichtflits was niet besteed aan mijn chef. Heb er toch maar een foto van gemaakt. Ter inspiratie. Streepjes licht voor en achter in vierkante vlakken hangend tussen bomen riepen herinneringen op aan oude televisies en testbeelden. Nachtelijke regenbogen maar dan horizontaal. Het geklapper van de linten gaf het licht een nieuwe dimensie. Het prikkelde aangenaam in ogen en oren. Die aardlingen wisten toch wel van wanten. Dit wist mijn chef zeker te waarderen.

Tot slot het klapstuk voor het stadhuis. Mocht je niet op vakantie kunnen naar zonnige oorden dan is een bezoek absoluut aan te bevelen. Op het plein is een raamwerk van exotisch wandtapijten van licht opgetrokken dat de vormen aanneemt van een Oosterse stad. Een feestelijke sfeer wordt gecreëerd door een Brabantse crooner die zijn tophit vertaald hoort in alle talen van de wereld. Wet twintig minuten lang. Ja, ik weet het, het is een lange zit. Maar daarna weet je voor eeuwig, in Brabant daar brandt nog licht.

Met een gerust hart nam ik afscheid van de lichtshow en meldde mijn chef het goede nieuws. De lichtflitsen waren allen zeer milieuvriendelijk en roerend en duurden nog slechts zeven nachten. Wie ligt daar nu wakker van? Aldus sprak Dr. Glow.


Tumbleweeds / Verkeer / 16-11-2015

Het zand waait door mijn ogen en ik probeer de trein te volgen. Een bijzonder vervoersmiddel in een woestijn. Zorgvuldig wordt de trein geïnspecteerd door een vrouw op een kameel. Zij is op zoek naar wat. Wat is niet onbestemd. Iedereen is wel op zoek naar wat.

Ik ben op een bijzondere missie en mijn chef wil dat ik direct rapporteer. Hij is zeer geïnteresseerd in het wat. Niet in het waarom. Dat vindt ie veel minder interessant. Het wat daar draait het om. Dat heeft te maken met zijn onbedwingbare behoefte aan duidelijkheid en directheid. Een diep intens consumptief verlangen. Zo noem ik het. Ook het wie vindt hij nauwelijks interessant. Hij wil weten wat er speelt, niet wie en waarom? Ja, ik weet het, ik heb een vreemde chef. Een tumbleweedje, noem ik hem wel eens schattig.

Het zandcentrum bevindt zich op moeder aarde. Dit keer in geslepen vorm. Vervelend spul dat zand. Met verstrooide ogen speur ik de einder af. Ik draag een folder bij me van de Efteling. Mijn chef vertelde mij dat de aarde een groot pretpark is en duwde mij vlak voor vertrek een folder in de handen. Het mooiste en beste pretpark van moeder aarde. Daar moet ik het mee doen. Als richtingwijzer. Ik sla de folder open op bladzijde dertig en zie een sprookjesbos voor mij. Een fakir die door de lucht zweeft op een vliegend tapijt. Vreemd heel vreemd. Moet ik daar naar op zoek?

Aan de einder van de zandbak waarin ik mij bevind zie ik nu ook een fakir rondzweven. Zijn tulband trilt los op zijn hoofd en ontspint zich als een grote vlag. Die wappert blauw, wit en rood door de lucht. De kleuren wapperen in de verkeerde volgorde. Althans, volgens mijn folder van de Efteling. Toch?

Een huilende kameel staat plots achter mij. Hij weent zoute zandtranen. Op de kameel zit een vrouw met een grote filmcamera. Zij maant mij even stil te staan. Ze kijkt gefascineerd naar mijn kleurrijke sjaal. Ik vraag haar waarom de kleuren die als een vlag boven de horizon waaien in de verkeerde volgorde staan. Hoezo verkeerde volgorde? Ik geef haar mijn folder. Ze begint te lachen.

De kleuren van de vlag in de folder wapperen boven elkaar en niet achter elkaar, zo legt ze uit. En ook nog eens omgedraaid. Dat is de reden van mijn verwarring. De kleuren in de lucht staan voor vrijheid, gelijkheid, broederschap. Van links naar rechts, in die volgorde. Blauw, wit en rood. In de folder ligt de broederschap bovenop de gelijkheid. Bijna verstikkend. De gelijkheid duwt de vrijheid dan weer compleet tegen de vlakte. Ik probeer het te verbeelden en moet nu ook lachen. Van links naar rechts duwt de vrijheid de gelijkheid richting broederschap, dat is veel fijner.

Aan de einder zie ik de fakir nu van zijn kameel vallen. Spiernaakt loopt hij op ons af. Hij geeft zich volledig bloot, wat best raar is voor een fakir. Meestal houden deze zich gehuld in groot mysteries. Maar deze niet. Hij lijkt lichtelijk in paniek te verkeren. Ook al vreemd. Meestal is een fakir de rust zelve. Ga heen, ga heen, roept ie ons toe. Ga heen. Waarheen vraag ik me af. Naar wat? Waarom en naar wie laat ik even aan me voorbij gaan. Op advies van mijn chef.

De vrouw met de filmcamera is weer op haar kameel gestapt en filmt de fakir in vol ornaat. Dat gaat tegen zijn religie in en snel houdt hij zijn handen voor zijn heiligdom. Helaas kan hij nu niet meer gebaren. Ik versta dan ook niets meer van wat hij zegt. De vrouw op de kameel lijkt niet meer bij te komen van het lachen. Ik ga er vanuit dat het op een of andere manier lachwekkend is wat de fakir verkondigt. Hij lacht nu ook. Zijn tanden bloot. Mooi.

Tumbleweeds rollen intussen keihard door de woestijn. Zij zijn op dit moment mijn enige richtingwijzers. Zij laten achter wat niet nodig is en nemen alleen datgene mee dat noodzakelijk is, voor een goede reis. Symbolisch dan, heel Zen. Moeder aarde verkeert in Zen, aldus de laatste berichtgeving die ik binnen krijg via radio Galactica. Alle windrichtingen schijnen er baat bij te hebben. Bij Zen. Eveneens de regio’s die eraan verbonden zijn. Maar van welk standpunt uit gezien dan? Vanuit het centrum? Vanuit de buik? Vanuit de buik. Dan is het goed.

Ik neem afscheid van de fakir en de filmvrouw. Zij hebben elkaar gevonden. En ik, ik ga verder met mijn missie. Op zoek naar wat. Wat waar is. Want wat is altijd waar. Dat rapporteer ik naar mijn chef. Wat is daar, waar wat waar is. Tastbaar. Dat vindt hij fijn. Voor luttele nanoseconden ben ik heel even zijn wie en waarom, ook al boeit hem dat niet, blijvend op zoek naar wat. Voortdurend op reis, onrustig en speels, als een tumbleweed. Stuiterend in het zand en zuigend als een spons. Nieuwe ervaringen stromen binnen. Ze vullen mijn verse reiskoffers met luchtspiegelingen en zandkastelen. Ik weet niks. Gelukkig maar. De fakir lacht. De vrouw filmt.


Stof tot nadenken / Verkeer / 22-11-2015

Ik land met mijn TARDIS op een nieuwe planeet. Mijn chef van de Andere Kant had hem gespot en ik mag op verkenning uit. De planeet is niet rond. Althans niet volgens het plaatje onder de microscoop. Onder de microscoop? Ja, onder de microscoop. In de minimicros tussen glasplaatjes heeft mijn chef nieuw leven ontdekt.

Leven? Wat is leven? Iets met pootjes, iets wat beweegt? Zwemt, vliegt, loopt of kruipt? Iets met organen, een hart, longen? Of iets met een ziel misschien? Plant, dier, ding? Happend naar zuurstof of andere ijle gassen? Iets met honger? Naar eten of avontuur?

Ik wil het hem allemaal vragen. Maar geen tijd. Er is haast geboden. Wat mijn chef tussen de glaasjes spot maakt hem erg ongerust. Ik twijfel heel even aan zijn gezondheid. Zijn ongerustheid is apert en latent. Het vreet aan hem en vraagt om nader onderzoek. Het gaat tot op zijn bot. Dat is niet goed. Het snijdt dwars door zijn vlees. Roze. Wordt dun, haast vloeibaar. Spam!

De micros tussen de glasplaten is nogal zweverig. Met niets te vergelijken. Al mijn kennis en ervaring verdwijnen in een groot gat en worden betekenisloos. Hoe maak ik hier verslag van? Hoe duid ik wat ik zie? Beschrijven lijkt nu verschrikkelijk ouderwets. Ik kan het opnemen met mijn Galacticus 7.0, maar wat zie ik dan?

Tussen de glasplaatjes verlies ik al het begrip en besef van ruimte. De TARDIS en ik worden opgenomen in een vreemd soort vacuüm waarin het moeizaam bewegen is. De lucht, voor zover daar sprake van is voelt plakkerig en stroef. Het kleeft aan mijn ruimtepak dat ik voor de zekerheid toch maar even heb aangetrokken. De helm knelt op mijn hoofd. Is mijn pak gekrompen of ben ik gegroeid?

Eerst maar even verkennen waar de begrenzing van deze bijzondere minimicros ophoudt. Niet dus. Eindeloos lijkt hij. Tenzij ik rondjes loop. Is ie dan toch rond? Begrensd? Als een punt? Aangezien ik niet kan duiden wat ik zie met fysieke middelen, ogen, oren, huid, mond en neus, besluit ik mijn omgeving te verkennen met verstand en gevoel. Vaag. Ik weet het. Maar nood breekt wet. Ik bedenk en voel dat de micros waarin ik mij bevind niet echt vriendelijk is. Vierkant vijandig eerder.

Iets heeft mijn chef aangetrokken in deze minimicros maar wat? Het is zaak dat ik het snel vindt. De glaasjes lijken steeds harder te drukken op de vloeistoffen en gassen die ook nog eens in rap tempo lijken te stollen en vervliegen. Veel tijd heb ik niet meer. De verbinding met mijn chef, die ik via de oortjes van mijn Galacticus 7.0 heb, is dun. Heel dun. Ik heb nog vijf minuten. ‘Ga naar rechts’, hoor ik in mijn oortjes.

En daar vind ik dan eindelijk de sleutel, de code van het mysterie van deze maffe micros. Een getallenreeks. Hoe kan het anders? Nu begrijp ik ook de fascinatie van mijn chef. Hij denkt dat alles is op te lossen met nulletjes en eentjes. Ik denk daar anders over. Een en nul, in de juiste volgorde achter elkaar gezet, is altijd nog tien. Van een tot tien tellen geeft mij de tijd om de code te decoderen. Er bestaat duidelijk meer tussen hemel en aarde, tussen een en tien.

Ik pak mijn tienzijdige dobbelsteen, gooi en gok. Zeven. Wedden? Ik hoor in mijn oortjes mijn chef keihard lachen. Tien! Een dubbeltje op zijn kant. Wie niet weg is is gezien.

Ik zit weer in mijn TARDIS en ben een behoorlijk stuk van mijn reis en onderzoek kwijt. Gelukkig heb ik nog de beelden op mijn Galacticus 7.0. Beelden hebben altijd gelijk. Nu maar hopen dat de beelden te duiden zijn. Tussen de glasplaatjes zag het er allemaal maar vaag en onduidelijk uit. Beklemmend ook. En dat kwam niet alleen door mijn helm. Eigenlijk zag, hoorde, voelde, proefde en rook ik helemaal niets. Was er dan wel iets tussen de glasplaatjes? Ja. Stof tot nadenken. Dat rapporteer ik naar mijn chef. Maar of ie daar blij mee is? Ik betwijfel het. Het is vast niet wat ie zocht. Mijn chef vangt dit keer bot, spambot, roze. Voortaan moet ie maar een goed geoutilleerde whizzkid mee op pad sturen. Als stagiaire. Mijn oude wiskundekit volstaat niet meer, laat staan mijn TARDIS.


In de ban van hoge torens / Verkeer / 26-11-2015

Zweven is het liefste dat ik doe. Sterker nog, ik heb er mijn beroep van gemaakt. Heel aards. Want daar komt de term beroep vandaan. Er wordt vaak een beroep gedaan op mijn vakkennis. Als meesterzwever heb ik al heel wat erkenning verdiend. Het liefste zweef ik in situaties en ruimtes die een twijfelachtige geschiedenis kennen. Dat is mijn specialiteit. Dubbelheid een plek geven. Ambiguïteit klaren. Ik doe dat lang niet altijd beroepsmatig. Nee, het is tevens een hobby. Ook al zo´n aards woord. In de spaarzame vrije tijd die ik heb doe ik vaak de meest interessante ontdekkingen.

Dan vlieg ik met mijn TARDIS door de ruimte en laat me inspireren door mysterieuze zaken. Afgelopen week raakte ik volledig in de ban van torens. Eerst vloog ik langs het midden van de aarde. Een prachtige toren lokte mijn aandacht. Hij gloeide fier in de juist ondergaande zon. Dat zag ik goed, waakzaam zoals ik altijd ben. Vlak voor de toren zag ik een naambord staan. Minas Anor stond erop. Doorgestreept. En vlak daarachter stond geschreven, Minas Tirith. Alsof de eerste naam niet goed was. Dat zie je ook wel eens op aardse toiletten. Doorgestreepte namen. De namen stonden geschreven in graffiti-schrift. Toen de zon was ondergegaan hulde ik mij heel even in duister. Maar niet voor lang. Plots verscheen aan het linkerraam van mijn TARDIS nog een toren. Het was blijkbaar mijn lucky day.

Deze toren was van een geheel andere orde. Hij verrees voor een prachtige wassende maan. Als een duvel uit een doosje. Het leek wel black magic. Ook hier zag ik een naambord staan voor de toren. En ook hier weer twee namen waarvan eentje doorgestreept. Minas Morgul en Minas Ithil. De eerste naam was doorgestreept. Ik beschik niet over een talenknobbel maar voor mij was wel duidelijk dat Minas moest staan voor toren. Maar waarom waren nu de namen doorgestreept?

Ik vloog verder met mijn TARDIS, nog nagenietend van wat ik zojuist had gezien. Ik begaf me nu boven een rotsachtig woestijngebied. Mijn boordcomputer gaf Jordanië aan. Mijn oog viel wederom op een vreemde toren. Hij stond fier omhoog, midden op Petra. Conway stond er bijgeschreven, op een naambord. Dit keer een bord zonder doorgestreepte naam. Was ik verdwaald? Bij mijn weten lag Conway in Wales. Ja, ik had goed opgelet bij aardgeologie. Weet je wat? Ik check het even. Onderweg bleef ik bijna haken achter een brug. Een brug tussen twee torens. Een van de torens maakte ontzettend veel lawaai. Staccato sloeg een klok met een ontzettend grote klepel de tijd. Acht uur. Tijd om weer eens naar huis te vliegen.

Ik besloot om over de grote oceaan, richting het westen naar huis te gaan. Ik wist dat daar ergens aan de overkant ooit twee torens hadden gestaan die een merkwaardige geschiedenis kenden. Niemand wist wat er precies gebeurd was met die torens. Ik noemde ze altijd voor de gein, de tweelingtorens. Omdat ze zo dicht bij elkaar stonden en als twee druppels water op elkaar leken. Hoewel de ene wel wat hoger was dan de andere. De torens waren zo sterk met elkaar vervlochten dat ze elkaar ook altijd imiteerden. Droeg de ene een vlag, dan moest de andere ook een vlag hebben. Vloog er tegen de ene toren een vliegtuig, dan vloog er tegen de andere ook een vliegtuig. Op een of andere manier had de architect van de torens de vliegtuigongelukken voorzien. Dit pikte ik op tijdens een interessant college aardbouwkunde. Daar werd verteld dat hoge torens die in extreem dichtbevolkte gebieden worden gebouwd altijd voorzien zijn van explosieven. Mocht een hoge toren dreigen in te storten (om welke reden dan ook), dan gaan bij een zeker break-even-point, automatisch de explosieven af. Dit ingenieuze systeem is gepatenteerd door Alcada, een hightechbedrijf gespecialiseerd in toepassingen van explosieven. Nadat de vliegtuigen in de tweeling waren gevlogen zijn de torens keurig ingestort. Hetzelfde gold voor de omringende gebouwen. Het blijven toch slimme mannetjes, die architecten. Ik wilde op de terugreis even kijken hoe ver de aardlingen nu waren met de herbouw. Busjes van Alcada stonden op het plein. Die verdienden natuurlijk weer goud geld.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

120 Woorden November 2015

120 Woorden (120W) is een website gerund door vrijwilligers waarop ik kleine stukjes van exact 120 woorden plaats. Meestal aan de hand van opgelegde themawoorden.
Motto 120 Woorden: Er wordt veel te veel geschreven en daardoor veel te weinig gelezen. Weg met de breedsprakigheid. 120 woorden is precies genoeg.


Kabinetjes (01-11-2015) (Themawoord: Kabinet)

Het is steenkoud. We nemen het buitenschip. Zelfs de kaarsen aan de wand bibberen van de kou; als ik de vlammen moet geloven. Ze dansen in oranje blauw, waarbij het oranje het blauw omvat.

De zondagse kleren zitten niet lekker. Een korte broek dat kan nog net, zo laat mijn vader mij geloven. Ik stop mijn hemd wat dieper in de broek en knoop het jasje stevig dicht. De kleine stropdas geeft ook geen warmte. De sokken hoog optrekken, dat kan nog helpen.

Maar ik krijg de tijd niet. Zodra ik buk, trekt mijn vader me omhoog. De man aan het kruis kijkt me vol medelijden aan. Links uit een van de vreemde kabinetjes klinkt gekreun. “Doorlopen!”, roept vader verschrikt.


Mijn hond heet Hans (04-11-2015) (Themawoord: Tocht)

Hans krabt zijn rug. Er springen wat kleine beestjes weg. Haast onzichtbaar. Het stemt Hans in ieder geval diep tevreden, want hij draait zich nog eens gemoedelijk om. Met een luide piepende geeuw.

De kachel brandt in huis. Het warme vuur maakt slaperig. Al snel valt Hans in een diepe coma. Hij ligt nu op zijn zij met de kin op de grond. Zijn dikke lippen hangen languit op de vloer en blubberen bij iedere ademstoot zachtjes op en neer. Het is een vertrouwd gezicht.

Buiten begint het zachtjes te waaien. Als dat maar goed gaat. Het zacht gewaai gaat al snel over in sterke wind. De wind wordt storm. Hans springt op. Blind van woede, over de plotse tocht.


Sliske (10-11-2015) (Themawoord: Zeep)

De man sliste hevig. Zo hevig dat de omstanders altijd onnoemelijk moesten lachen. Zijn spraak ging nogal gepaard met flinke consumptie. De omstanders stonden altijd op ruime afstand om hem heen geparkeerd. Dan konden ze tenminste dubbel lachen. Het as erkelijk aar een komisch gezicht.

De man had ook nog eens een prachtig beroep. Koerier van een koets in Amsterdam. Bij de opstaphalte as het altijd druk. Met name Amsterdammers vonden er vertier. Zij moesten bij voorbaat al lachen nog voordat de Japanners en andere maffe toeristen in de koets van Sliske stapten. Sliske, zo hadden ze hem genoemd.

Soms volgden ze Sliske bij de eerste meters. Het meest amusant was natuurlijk wanneer Sliske de zeep er flink over gooide.


Zeepsmoel (14-11-2015) (Themawoord: Zeep)

Ik glij uit
Over bloed
Gemorst
Uit een lichaam

Een zeperd
Languit op mijn kont
Land ik
Op grond

Tussen lijken
Over lijken
Gevloerd
Ongepast

Ik geloof
Zegt de gek
Niet met opzet
Maar in waanzin

Kortsluiting
In een hoofd
Vijftien jaar oud
Gerekruteerd

Voor een goede zaak
Op leven en dood
Voor een betere wereld
In de hemel

Wie maakt wie wat wijs?
Hoe democratisch is geloven?
Wie spreekt recht?
En wie krom?

Vloeken en tieren
Met bommen en granaten?
Kortgelont
Met kalashnikov

Gordels van verknipte jeugd
Gebrainwashed in nood en deugd
Woestijngloed
Struikelen in eigen bloed

Geloof dat neem je niet af
Diep van binnen
Niet van buiten
Hartdruk

Ook jij niet zeepsmoel
In mijn stad van liefde.


Zwerven (15-11-2015) (Themawoord: Zeep)

Zweet, zweet van zeep. Zoekt zwoel zalige zult. Zwoegend door zware zeurderige regen van zwavel. Zittend in een zijspan van zeem, zwalkt de zwerver zout en zwijgzaam door zijn zwevend bestaan. Als een zouaaf die zweert bij oorlog zingt hij over zoete zever. Zotheid is hem naar het hoofd gestegen.

Zwak zwijkt hij uit. Voor zevenenzestig zwanen die zwetsen uit hun nek. Zie hoe zorgzaam zij zuchten bij zijdezachte zuidenwind. Zaniken en zeuren is zo jaren zeventig. Zwerven, zweven, het is een kunst. Zwart en zuur zeulen door een zee van ego onder een zinderende zon. Zuigen, zogen, zagen. Zebrapaden.

Zoeloes huilen over de lange weg die zij moeten gaan. Zwabberen wanhopig in vloeibare zerken. Langzaam, een zware dood tegemoet.


Peperspree (16-11-2015) (Themawoord: Peper)

Nee, dat mag niet.
Nee, niet aankomen.

Ik kruip op mijn knietjes door de kamer.
Mij krijgt ze niet klein.

Wat heb ik nu gezegd?
Niet aankomen.

Ik trek me langzaam omhoog aan de tafelpoot.
Mijn knuistjes omklemmen het tafelblad.

Wel verdorie, wat heb ik nu gezegd.
Afblijven.

Ik waag een nieuwe poging.
Het gaat me steeds makkelijker af.

En nu is het afgelopen.
De kamer uit.

Nog een keer proberen.
Het witte tafelkleed schuift langzaam van de tafel.

Mama is even spoorloos.

Ik tril op mijn kleine beentjes.
Het potje komt steeds dichterbij.

Tafelkleed en potje glijjden over mij heen.

Ik hoor een krijsend geluid.
Een mamasirene slaat op tilt.

‘Hyperintelligente terrorpeuter komt om door peperspree!’
Kopt de Telegraaf.


Voorstelling (16-11-2015) (Themawoord: Peper)

Stel dat ik mocht kiezen, welk stel ik mocht zijn? Welk stel zou ik dan verkiezen? En wie van het stel zou ik dan het liefste willen zijn? Mocht het stel uit twee bestaan uiteraard. Ik ken legio voorbeelden. En ja, ik ga ze allemaal noemen. Ernie of Bert? De dikke of de dunne? Tarzan of Jane? Ken of Barbie? Spik of span? Goed of kwaad? Vuur of water? Wind of regen? Vraag of antwoord? Stel of sprong? Bank of stoel? Ja of nee? Stellig of vol twijfel? Ik weet het even niet meer. Citroen of sinaasappel? Zuur of zoet? Woorden zijn bijna op. Zo ook mijn overwegingen. De kapper is klaar. Kort geknipt hou ik het zout en peper.


Piet Chili (16-11-2015) (Themawoord: Peper)
Piet Chili had maar een droom. Piet worden in het grote Pietencircus van Valencia. Maar daarvoor moest ie eerst auditie doen bij de circusdirectrice, een vrouw met een grote witte baard.

Piet had echter een groot probleem. Hij stonk verschrikkelijk. Daar kon hij niets aan doen. Als klein kereltje was hij vroeger in een grote ketel hete pepersoep gevallen. De geur was sindsdien aan hem blijven kleven.

Aan stinkende Pieten had de circusdirectrice een broertje dood. Maar Piet zou haar overtuigen met een geweldig idee. Mits ze zouden trouwen. Hij wist dat de directrice van kindjes en feesten hield. Zijn idee was het organiseren van een jaarlijks terugkerend kinderfeest.

Snel schreef hij een sollicitatiebrief.

‘Geachte Dolores con Carne, bij deze’


Peperpersoon (17-11-2015) (Themawoord: Peper)

Peperpersoon wie kent het niet? Wacht ik koppel hem meteen aan gepeperd. De rekening dan. Los uit de pols wordt het voor je voeten geworpen. Nu ja, los uit de pols? Schijn bedriegt. Er is natuurlijk goed over nagedacht. Over de prijs per persoon. Dat levert namelijk veel meer op dan prijs per twee of per groep. Prijs per woning. Prijs per chalet. Het is weer bijna wintersport. Hoewel dat laatste niet echt er toe doet. De gemiddelde bemiddelde wintersporter kijkt niet zo nauw. Bij chalet begint hij of zij sowieso vrijwel onmiddellijk te jodelen. Je gaat toch niet vanuit een flatje snowboarden? Niet te verwarren met waterboarden. Je zou haast stikken van de prijzen die ze vragen, per persoon.


Reetpeper (17-11-2015) (Themawoord: Peper)

Heel even raakte de schrijver in de war. Een themawoord als peper vroeg om een zorgvuldige benadering. Vrije associatie was uit den boze. Het moest ergens over gaan. En voordat het ergens over ging, moest er eerst nagedacht worden.

Reetkever en reetveter waren de eerste woorden die de schrijver te binnen schoten. Hij parkeerde ze op een blocnote. Reetkevers had hij onlangs nog op bezoek gehad. Daar zou zijn verhaaltje over kunnen gaan. Maar reetveter bood natuurlijk veel meer mogelijkheden.

Voodat hij er over schreef wilde hij het eerst ervaren. Zo’n reetveter. Zonder ervaring bleven gedachten maar loos.

Daar zat hij dus achter zijn laptop. Met zijn billen bloot. Nou ja, bloot. Gescheiden door wat reetpeper. Inventief ineengevouwen A4tjes. Pijnlijk.


Poederbrief (17-11-2015) (Themawoord: Peper)

De gepeperde rekening moest nog verstuurd worden. Blauw zou hij zich betalen. Dat was zo goed als zeker. Veel te veel uren had hij gemaakt. Niet geschreven wel gemaakt. Zou hij ze alsnog opvoeren? De uren? Met Max Verstappen speed? Of gewoon met witte peper? Ja, dat was een goed plan. Hij zou de rekening versturen met wat witte peper. Wat zou de aannemer schrikken? De verbouwing was toch wel erg duur geweest. De kosten moest hij toch wel opvoeren. Als aangever kon hij niet anders. De aannemer van de brief zou zich een hoedje schrikken. Slecht voor de bloedvaten. Maar dat is het lot van de aannemer van de brief. Als aangever had hij er niets mee te maken.


Bram (17-11-2015)

Bram zit in de bus. Hij is oud. Heel oud. Hij mijmert wat voor zich uit. De rode jurk zit niet naar zijn wens. Hij kreukt en kriebelt. Dat komt door de goedkope stof. Hij heeft de jurk nog niet zo lang aan. Een boldotcomjongetje had hem vanochtend aan zijn deur afgegeven.

Bij de jurk zat ook een mijter. Wat moest ie daar nu mee? Bram geloofde al lang niet meer in Sinterklaas. Dat was de enige persoon waaraan Bram kon denken, in relatie tot de mijter. Hij moest er toch iets mee. Nietwaar?

Bram arriveert bijna op zijn bestemming. Rotterdam CS. Daar zou hij Nel ontmoeten. Tot voorheen Nelus. Ook wel koperen Nelus genoemd. Ook uit de kast gekomen.


Maaltijd (17-11-2015) (Themawoord wedstrijd: Maaltijd)

Waar was je?
Gewoon even weg.
Waar naar toe?
Naar het bos.
Wat te doen?
Gewoon het gebruikelijke.
Houdt het op?
Ik hoop ooit.
Maar vandaag niet.
Nee, vandaag niet.
Vervelend dat malen.
Vind ik ook.
Tijd is wreed.
Ik weet het.
Vreet je weg.
Slurpt je op.
Verdwijnt in zwart.
En herhaalt zich.
Ja, telkens weer.
Tijd slaat dood.
Wat te doen?
Ophouden met malen.
Is geen optie.
Dacht het wel.
Het lukt niet.
Je moet volhouden.
Ik geef op.
Is geen optie.
Vader tijd komt.
Maar altijd ongelegen.
Morgen maar weer?
Denk het niet.
Oh, waarom niet?
Maaltijd is voorbij.
Voor jou misschien.
Voor jou ook.
Snap ik niet.
Is jouw punt.
Maal ik van.
Dat bedoel ik.


Geen zin in sommen (18-11-2015)

Inderdaad. Ik heb er even geen trek in om een som op te lossen. Dan kom ik maar niet binnen. Krijg ik geen toegang. Als we voor de gein nu eens alle robotten zouden verzamelen, optellen, vermenigvuldigen en daarna aftrekken of delen. Ja, vierendelen. Zoals ze dat in de Middeleeuwen deden. Of gif laten drinken uit een heilige beker. Gif van een naakte python. Dat zou ze leren, die stomme robotten. Dan hoefde ik ook geen domme getallen meer op te tellen. Gelukkig kan ik wel gratis bijdragen. Stukjes, geen reacties. Dat is dan weer vreemd. Reacties wegen blijkbaar zwaarder. Graag draag ik bij, vrij toegankelijk, zonder reageren. Het internet is toch eigenlijk een grote kleuterschool. Goed gedrag wordt beloond.


Dialoog vertaald in maaltijd (18-11-2015) (Themawoord wedstrijd: Maaltijd)

“U kunt beginnen met uw verdediging, uw maaltijd gaat nu in.”
“Mijne heren, ik ga u bewijzen dat deze dialoog werkt en tevens een gat in de markt is.”
“Oh, hoe wilt u dat dan bewijzen?”
“Proefondervindelijk. Mag ik u allen vragen uw baretten hier voor mij op tafel te leggen.”
“U houdt ons voor de gek?”
“Echt niet, kijk, ik giet nu de dialoog over uw baretten, en zie wat er gebeurt.”
“Maar dat is onmogelijk, dat bestaat niet!”
“Wat bestaat niet? Dat er plots gedachtegangen uit uw baretten omhoog stijgen in klare taal?”
“Warempel u heeft gelijk. En ze zijn nog goed te volgen ook, woordelijk!”
“Het beste komt nog. Mijn dialoog kost slechts drie euro per fles.”


Sergeant Peper (19-11-2015) (Themawoord: Peper)

Hij diende in het leger van de prins. Sergeant Peper. Hij was zeer getalenteerd op meerdere vlakken en overal inzetbaar. Het meeste hield hij van gele vlakken. De blauwe vlakken ontweek ie altijd. Hij vond ze veel te nat.

Het liefste bewoog Sergeant Peper door het midden. Links en rechts vond hij veel te moeilijk. Op de flanken aanvallen vond hij te omslachtig. Vanuit het midden had hij meer overzicht. Ook al stond de vijand met zijn rug naar hem toegekeerd, hij schatte meestal goed in wie hij voor zich had.

Aan bommen had Sergant Peper een bloedje hekel. Die stemden hem mineur. Ze sloegen altijd keihard in, in zijn eenzaam hart. Vierenzestig jaar is ie geworden. Sergeant Peper. RIP.


Piekeren (21-11-2015) (Themawoord wedstrijd: Maaltijd)

“Waarom piekert u zoveel?”
“Hoezo, het is alweer bijna Kerstmis.”
“Kerstmis? Het moet nog eerst Sinterklaas worden.”
“Je kunt niet vroeg genoeg beginnen met piekeren.”
“Piekeren met Kerstmis en Sinterklaas?”
“Ja, kijk, ik speel altijd een dubbelrol in december. Ik tranformeer afwisselend in Sinterklaas en Kerstman.”
“Ik begrijp het, dat past prima bij uw gespletenheid, met Pasen bent u zeker ook Paashaas?”
“Ha, ha, nu probeert u mij in de maling te nemen zeker.”
“Nee hoor. In deze kostbare maaltijd die ik kosteloos aan u besteedt, omdat u van betekenis bent voor veel kinderen wereldwijd, neem ik uw gepieker als psychiater bloedserieus.”
“Fijn, zal ik Sinterklaas dan een piek cadeau doen of een nieuw paaseimandje?”
“Helaas, u tijd is voorbij.”


Mentha piperita (22-11-2015) (Themawoord: Peper)

Het heeft niets te maken met Pipo de Clown en ook niet met Rita Corita. Als je er te veel van binnen krijgt tast het niet de gezondheid aan. Hoewel daar ook grenzen aan zijn. Het is ook geen enge ziekte, maar dan nog, je wenst het niemand toe. Krijg de mentha piperita is eigenlijk best wel aangenaam. Het kan een verfrissende werking hebben. De mentha piperita werkt uiterst rustgevend. Bij veel stress is het raadzaam om even in een park een bankje te zoeken en dan de omgeving in je op te nemen. Adem in en adem uit. Neem dan een mentha piperita en alles komt goed. Je kunt ook een rang of mars nemen. Een pepermuntje werkt beter.


Dambordvlieg (23-11-2015) (Themawoord: Aaseter)

Hij veegt zijn handjes zachtjes over elkaar en wrijft af en toe ook even door zijn haar. Daarbij glijden de handjes ook heel even over de oogjes. Voldaan van de maaltijd laat hij een miniboertje. Haast onhoorbaar.

De zon schijnt lekker. Een mager laat herfstzonnetje. De afbraak in de natuur is begonnen. Bladeren nestelen zich rondom plantenstronken en houden de bodem lekker warm. Niemand klaagt nog over vorst en kou. Het zal niet lang meer duren. Gelukkig maar.

Zijn eeuwige honger is niet te stillen. Hij heeft zojuist nog gegeten, zijn buikje rond. Alles netjes afgekluifd. Een waar feestmaal. Hij heeft niet veel meer overgelaten. De rest is voor de pieren, de echte aaseters der natuur. Hijzelf zuigt liever poep.


Beeseters (24-11-2015) (Themawoord: Aaseter)

Aaseters hebben altijd honger. Ze zijn zo vraatzuchtig dat ik besloten heb om ze vanaf de volgende zin weg te laten uit mijn stukje. Hun bemoeizucht ben ik zo beu. Zeer ergerlijk zijn ze. Met de neus voorop verschijnen zij veelvuldig voor in de rij.

Beeseters zijn veel leuker. Niet zo hebberig. Ze kennen hun plek in het schrift. Bescheiden stellen zij zich op. Niet voor niets zijn het medeklinkers. Klinkers willen klinken gelijk een klok, vervelend en luidruchtig.

Nee, op medeklinkers kun je bouwen. Op de Bees, de Cees, de Dees, enzovoort. Complete letterbedjes kun je er mee spreiden. Klinkers zijn niet per se nodig voor een goede column. Beeseters hebben zelden honger. Ze zijn zelf om op te vreten.


Geloven (24-11-2015)

Geloof een ongemeen goed.
Voor wie er in gelooft smaakt het zoet.

De een gelooft heilig in kinderen.
Anderen vinden dat die apen het geluk alleen maar hinderen.

Geloof in eigen kunnen, ook zoiets.
Hoopvol, maar vaak eindigt het in helemaal niets.

In niets, ook daarin kun je geloven.
Diep vanuit de grond, in Zen, of helemaal van boven.

Of geloven in het tegenovergestelde.
Mogelijk de opvoeding die ergens knelde.

Geloof dat is voor dommen, die met een laag IQ?
Die liever zweven, dan aarden in het nu?

Geloven in mystiek en fantasie.
In decembermaanden gaan er flink wat door de knie.

Geloof in mensen, dieren, planten, dingen, dat volstaat.
Eenvoudig en in liefde blijven voeden, met woord en daad.


Achtenveertigen (25-11-2015) (Themawoord: Aaseter)

De wekelijkse kaartavond van kaartclub Slinger en Rik werd op zondagavond vreselijk verstoord. De vaste koppeltjes die al drie maanden streden om de Gompiebokaal waren compleet verbolgen. Dit kon niet waar zijn. Iemand verziekte het spel. En dat nota bene op de slotavond.

Wie o wie had het in zijn hoofd gehaald om alle azen te stelen? De harten, de schoppen, de klaveren en de schoppen. Welke ongelofelijke stoethaspel maakte het klaar om deze mooiste avond van het seizoen voor iedereen te bederven?

Een asociale aaseter of een ergerlijk jokertje? De ogen stonden strak en iedereen leek voor even verdacht. Totdat de wedstrijdleider kwam met een lumineus idee. De azen doen vanavond gewoon niet mee. We rikken met z’n achtenveertigen.


Categorische perceptie (25-11-2015) (Themawoord: Aaseter)

‘Allofoon, allofoon’. Er is niemand op zoek naar zijn telefoon. Nee, hier is sprake van een vreemd fenomeen. Een Nederlands-Franse taalverwarring van bijzondere categorische perceptie, waarbij spraakklanken niet als uniek akoestisch signaal worden waargenomen, maar door de hersenen opgeslagen in aparte categorieën. Welkom in de wondere wereld van de fonologie, een duur woord voor klanktaalwetenschap.

Het vraagt eventjes oplettendheid bij de lezer. Dat is ook het geval bij het woord ‘Aaseter’. Spreekt u het maar eens hardop uit: AASETER. En doe het nu ook eens met ACHETER. Er is onmiddellijk sprake van een allofoon (variant van foneem). Wat moet u er nu mee? U voelt zich misschien verkocht, omgekocht, afgekocht. Mogelijk zelfs gecorrumpeerd. En dat nog wel door een aaseter.


Maaltijd in de sauna (25-11-2015) (Themawoord wedstrijd: Maaltijd)

“Hallo.”
“Best heet hier!”
“Lekker warm noem ik het.”
“Dan kunt u er beter tegen.”
“Dat is een kwestie van gewenning.”
“Voor mij went het nooit.”
“Waarom doet u het dan?”
“Ik heb een bon gekregen.”
“Van Social Deal zeker.”
“Nou nee, van mijn vriendin.”
“Bent u voor de eerste keer hier?”
“Ja, dit is mijn vuurdoop.”
“Eerst een voetenbad genomen?”
“Een voetenbad?”
“Ja, om op temperatuur te komen.”
“Is daar dan een apart voetenbad voor?”
“Ja, niet gezien bij binnenkomst?”
“Nee.”
“Handleiding ook niet gelezen?”
“Handleiding voor mijn voeten?”
“Ja, en de rest.”
“Weet u misschien de tijd?”
“Daar hangt een klok.”
“Waar?”
“Daar!”
“Maar dat is een zandloper.”
“Klopt, die maalt de tijd.”
“Maar geen etmaaltijd!”
“Nee, helaas.”


Isla Mosquera (26-11-2015) (Themawoord: Aaseter)

Verontrustende geluiden vanuit Isla Mosquera. UNESCO heeft ontdekt dat er een virus heerst onder de aaseters op dit kleine Galapagoseiland. Alle aaseters zijn zwaar neusverkouden. Ze ruiken de lijkengeur van kadavers niet meer. Na een aantal dagen worden ze ook nog eens blind door hevig ontstoken bijholten. Een vervelende complicatie die uiteindelijk leidt tot honger en dood. De natuur is wreed. Darwin maakte het al eerder mee, in september 1835 om precies te zijn. Ik lees even voor uit zijn schrift. ‘Ik ruimde samen met mijn crew de hele dag vele aaseters. Van klein naar groot: mieren, kevers, vliegen, wespen, wormen, garnalen, krabben, ratten, raven, gieren, schildpadden, vossen, jakhalzen, hyena’s en varanen. Hopelijk vinden ze de dood in het hiernamaals.’

Kaas eten (27-11-2015) (Themawoord: Kaas eten)

Er was eens een muis. Hij heette Piet. Zijn favoriete kostje was kaas. Het liefst at Piet eerst de kaas van de kaas. Bij voorkeur knaagde hij dan de lange linkerzijde van de kaas van boven naar beneden af. Daarna viel altijd het resterende stukje van de kaas, een kleine v, naar beneden op zijn kant.

Vervolgens knabbelde Piet eerst het schuine opstaande stukje op en daarna het liggende. Wat dan overbleef was aas. Vanaf dat moment transformeerde Piet van kaaseter in aaseter.

Omdat Piet best gulzig was vrat hij meteen verder aan de aas. De eerste a lukte altijd. De tweede nooit. Hij zat dan vol. Piet was een onvervalste kaas- en aaseter. As eten ging hem te ver.


Open haard (29-11-2015)

Mijn haard is niet open. Het is een gesloten huis. Een huis van metaal. Gietijzer om precies te zijn. Van staal was misschien mooier geweest. Cortenstaal. Het vuur doet het in ieder geval goed. Een open vuur in een gesloten systeem. Het nodigt uit. Hoe dan ook. De vlammen worden gevoed door zuurstof. Zij komen haast nooit in ademnood.

Vlammen die hyperventileren, ik moet er niet aan denken. Soms slaat het vuur op hol. Dan houd ik het niet bij. Het danst dan in de schoorsteen. Een zorgwekkend schouwspel dat kort duurt. Het is wachten op sirenes. Geen mythologisch mooie vrouwen. Nee, op Bob de Bouwers met rode mantels en een lange ladder. Mijn gesloten haard verwordt tot open huis.


Beelddenken in denkbeelden (30-11-2015) (Themawoord: Beeld)

Met ferme handen boetseert René D, de grote denkbeelder, zijn woorden in klei. Hij denkt, dus hij beeldt. Dat doet ie letter voor letter. Hij boetseert eerst een mooie b, draait deze vervolgens achterstevoren naar d. Kantelt hem in spiegelbeeld naar p. De stok omlaag. Tot slot nog een draai naar rechts en voilà, daar is de q.

Denkbeeldig verzint hij een mooie titel voor het beeld. Bedepeku. Nu nog even afgieten in brons. Nee in goud. Opdracht geslaagd. De beelddenker kan weer verder met zijn volgende opdracht. Een boombeeld. Maar hij is niet zo in de mood voor boom. Hij houdt het liever bij Bedepeku. Driedimensionaal geniet René van het eindbeeld. Totaal van de kaart. Een gestolde beeldgedachte, museumwaardig.

24-11-2015

Geloven


Geloof is een ongemeen goed.
Voor wie er in geloven wil smaakt het vaak zoet.

Geloof verschijnt in diverse vormen.
In zoele winden maar ook in stormen.

Ons gemoed maakt soms overuren.
Lijf en leden zijn dan nauwelijks te besturen.

Haast ongelofelijk maar zeker waar.
Zelfs geloof maakt de mens soms helemaal gaar.

De mond kookt, de ogen spuwen vuur.
Wild geloof wordt dan onbehoorlijk en guur.

De een zweert trouw, gelooft heilig in de kinderen.
Anderen vinden dat die apen het geluk alleen maar hinderen.

Geloof in eigen kunnen, ook al zoiets.
Hoopvol, maar vaak eindigt het in helemaal niets.

Ook daarin kun je dan weer geloven.
Diep vanuit de grond, aards in Zen, of helemaal van boven.

Je kunt ook geloven in het tegenovergestelde.
Het is mogelijk de opvoeding die ergens knelde.

Geloof dat is iets voor de dommen, die met een laag IQ.
Ze zweven liever, dan dat ze aarden in het nu.

Er is ook zoiets als geloof in mystiek en fantasie.
Vooral in donkere decembermaanden gaan er flink wat door de knie.

Ze hemelen oude heren, met lange baarden gekleed in rode tabberds.
Vooringenomen, tijdelijk duurkoop, geloof op zijn allerbelabberdst.

Geloven, puur en zuiver, is niet voor iedereen vanzelfsprekend weggelegd.
Zoveel woorden, boeken vol geschreven, wie heeft er gelijk, zo onder ons gezegd.

Geloof in mensen, dieren, planten, dingen dat volstaat.
Gewoon eenvoudig blijven voeden, met liefde, in woord en daad.





23-11-2015

Mien korte verhalen (38 en 39) met kleine grote waarheid

Beiden geschreven op 23-11-2015


38) Paniek in de tent

Paniek in de tent. Hoe is het mogelijk. Mijn broer heeft zijn vriendin zwanger gemaakt. Maar wanneer dan? En waarom? Allemaal vragen die op harde toon geuit worden, maar niet meteen een antwoord krijgen. Eigenlijk helemaal niet. Wat voorop staat is de ongelofelijke schande. Hij krijgt van iedereen om zijn oren en de emoties lopen hoog op. 'Je deugt niet. Je denkt alleen aan jezelf. Wat doe je de familie aan? Schande. Wat zullen de buren en de familie niet denken?' Zinsneden die bij mij als klein jongetje dwars door mijn hoofd blijven zinderen. Ik zie mijn lieve broer nog verder van mij verwijderd raken. Hoe pijnlijk. Zeventien jaar, de school nog niet eens af en dan al papa worden. Dat kan toch niet. De schok is groot in huize Mien.

Na de eerste schrik moeten zaken goed geregeld worden. Het valt niet mee om de schande weg te poetsen. Het hoogstnoodzakelijke wordt geregeld. Maar hoe zit het met de toekomst? Van mijn broer, zijn nog ongeboren kind, zijn vriendin, maar twee jaar ouder? Hoe vinden zij werk? Gaan ze beiden werken? Wie vangt dan het kindje op? Allemaal zorgen. De zorgen worden niet gedeeld aan de koude kant. Daar is voldoende support. Koude kant? Ja, want getrouwd moet er worden. Op zijn minst. Over en weer worden deals gesloten. Soms van harte maar vaak pijnlijk en met veel weerstand. Groeien is pijnlijk. Zeker als die groei buiten het bevattingsvermogen en geijkte kaders plaatsvindt. Uiteindelijk wil ook mijn vader het beste voor zijn eigen kind.

Om de eerste kosten te financieren van mijn broer's eigen haard en huis verkoopt mijn vader zijn eigen haard en huis. Moeder's erfdeel zit er namelijk in. Dat erfdeel is nodig om de aankoop van een huis en inrichting te bekostigen voor broerlief. Dat wordt dus straks verhuizen voor pa en mij. Naar een flatje op twaalf hoog. Ik vind het vreselijk als puber. Ik wil er niet aan denken.

De sfeer in huis is na de openbaring van mijn broer beklemmend. De lucht zwaar en zwanger van pijnlijke stiltes, gevloek en getier. Ik voel alleen maar droefheid en eenzaamheid. In drie jaar tijd verlaat mijn familie het ouderlijk huis en vinden drie huwelijken en een scheiding plaats. Ik vind het vreselijk. Een rollercoaster van emoties.

Eerst trouwt mijn vader met zijn nieuwe vriendin. Op de eerste dag van de lente. Mijn moeder is dan nog geen anderhalf jaar geleden overleden. Maar pas nadat het veel te kleine huis eerst grondig is verbouwd. Een jaar later trouwt mijn oudste broer, 23 jaar jong. Weer een jaar later mijn andere broer, 17 jaar jong. Dat moet, ook al wil ie liever niet. Niet voor de kerk althans. Beiden met lang blond haar, zij met dikke buik. Mijn vader en zijn vrouw ondergaan dit huwelijk met ingehouden trots en woede. De woede wint. Twee maanden later scheidt mijn vader van zijn tweede vrouw. Mijn zus trouwt nog geen maand later na deze pijnlijke scheiding en verlaat ook huize Mien, 22 jaar jong. Samen met mijn pa verhuis ik naar een trieste flat aan de Maas.

Tot aan het huwelijk verstopt broerlief, papa in spé, zich op zijn kamer op de zolder. Zolang het nog kan. Ik zie hem nog niet klussen in huis, luiers wisselen en papa spelen. Een spel kan het ook zeker niet genoemd worden. Vanaf de zolder wordt Boudewijn de Groot met de volumeknop flink open grijs gedraaid. 'Arm kind, zestien lentes zo pril. Ach wat lig je hier stil, langs de kant van de weg'. Via via vindt mijn broer een baan bij de krant. Schrijven is zijn passie. Hard labour, maar los van huize Mien. Uit het trapgat komt wierook vermengd met weedlucht de trap af gedwarreld. Het bedwelmt voor even de emoties.


39) Ansje

Eindelijk heb ik een kamer voor mij alleen. Grote broer is getrouwd en heeft huize Mien verlaten, mijn zus heeft haar eigen kamer en mijn andere broer huist op de zolder. Maar niet voor lang meer. Ook hij gaat binnenkort trouwen en verhuizen. Ik kan me nog niet goed voorstellen dat hij straks papa wordt. Weliswaar volwassen voor zijn leeftijd hoop ik stiekem dat hij het nooit wordt en dat hij weer terugkeert als mijn oude vertrouwde speel- en vertrouwensbroertje. Hem durf ik alles te vertellen. Maar de afstand is nu zo groot.

Ik lig op bed en geniet van mijn nieuw ingerichte territorium. Alles ademt eindelijk ruimte. Ik draai een plaatje op mijn zuur verdiende muziekinstallatie. Daar zitten heel wat uurtjes aardbeienplukken in. Ik wissel de dubbelaar Jesus Christ Superstar af met de blauwe van de Beatles, met Bob Dylan, Santana en Boudewijn de Groot. Johnny Cash, Elly en Rikkert en de Everly Brothers bewaar ik voor later. Een eigen muzieksmaak heb ik nog niet ontwikkeld. Die van mijn broers volstaat.

'I don't know how to love him ...', komt bij me binnen. Ik smelt bij de lieve stem van Yvonne Elliman. Heel even droom ik weg en laat me meeslepen in de muziek. Buiten op straat hoor ik gegiechel en geschaterlach. Mijn hart slaat op hol. Hoor ik daar een bekende stem? Ja. De stem van Ansje. Ik spring van mijn bed en kruip naar het raam. Heel voorzichtig til ik mijn hoofd boven de vensterbank en gluur langs het gordijn. Ze mogen mij niet zien. Ik ben veel te verlegen en bang om gespot te worden. Het gordijn moet bewogen hebben want ik zie de vriendinnen van Ansje omhoog wijzen. Ik duik weg. Ik heb Ansje niet kunnen zien. Ze is ook zo klein. Ik ben al een flinke tijd verliefd op haar. Durf dat haar echter niet te tonen. Laat staan haar vriendinnen. Ze weten dat ik thuis ben en vanachter het gordijn de boel bespied. Wat moet ik nu doen?

Hopelijk lopen ze snel door. Ik schaam me dood. Ineens voelt mijn eigen kamer niet langer vertrouwd. Ik voel me vreemd en gevangen. Gevangen in emoties. Wanneer zal ik toch ooit mijn gevoelens voor Ansje durven tonen? Nu nog even niet. Zal ik toch nog een keer naar buiten kijken? Ik denk te weten wat ze aan heeft, mijn lieve Ansje. Een spijkerbroek en bijbehorend spijkerjasje. Hoe stoer! En sluipers, die heeft ze ook aan, zeker weten. Bruine stoere schoenen. In gedachte verdrink ik in haar donkere ogen en kroel met mijn vingers door haar lange haar. In gedachten. Giechelend loopt de meidengroep verder. Waren ze nu speciaal langs ons huis gelopen? Op verzoek van Ansje? Had ik toch ...?

15-11-2015

Schrijfveren November 2015 (1 t/m 15)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


1. Als ik in de spiegel kijk …

Langzaam scan ik mijn gezicht en zie hoe van boven naar beneden het vel in ouderdom toeneemt. Bovenin proberen zware wenkbrauwen nog iets op te houden. Borstelig trekken ze de leeftijd op. Daaronder een paar blauwe ogen. Welke kleur blauw laat ik even in het midden. Zowel links als rechts ogen ze hetzelfde. De lichtval in de spiegel in ogenschouw genomen. Het licht komt van links. Mijn linkeroog kleurt daarom lichter. Grappig eigenlijk. Zijn ze in het donker dan donkerblauw? Nee, niet echt. Meestal staan ze dan op zwart. Beiden.

De neus vertoont wat zwarte vlekken. Ingevreten stukjes vreten die mijn skischans langzaam uitvreten. De twee bobbels boven mijn neusgaten lijken nog het meest op een opgezwollen pukkelpiste. Ooit, heel lang geleden, heb ik er nog eens wat in proberen te verstoppen. In de gaten. Erwtjes volgens mij, want die lustte ik vroeger niet. Achteraf gezien maar goed dat ik wel van worteltjes hield.

De roze-blauwe wangen die naast de gaten opbollen hebben al lang niet meer gebloost. Dat kun je zien. Ik weet niet wat het meeste grauw is geworden. Het roze of het blauw. Snel zet ik de verwarming aan in de badkamer. Dat helpt. Uit mijn neus loopt nu ook een druppel vocht. Ik houd het lang niet altijd meer op. Treurig die ouderdom. Meteen twijfel ik of de druppel vocht niet van een etage hoger komt. Van links. Mijn huiloog. Nee, het komt toch uit mijn neus. Mijn oogwal is nog droog.

De lippen worden steeds dunner. Zeker als ik ze samenpers. Wanneer ik ze laat zoenen stromen ze nog wel eens vol. Werkt veel beter dan botox. Een kusje. Je moet ze goed onderhouden, de lippen. Ze vormen de ziel van ieder gesprek. Duidelijke lippentaal is de basis voor goede communicatie. Conversaties met strakgetrokken lippen zijn zelden geloofwaardig. Spreken met al te grote loslippigheid is ook niet raadzaam. Zeker als dit uitmondt in het spreken met consumptie. Beter is het om te spreken voor consumptie. Met kleine teugjes wel te verstaan. Koffiegesprekken ga ik altijd uit de weg. Net als theeleuten.

Tot slot nog even het kinnetje. Met kuil. Uiteraard. Een valkuil? Voor degene die erin valt wellicht. Maar niet voor mij. Zolang het maar geen diepe put wordt en op de randen geen wildgroei ontstaat kan ik best wel door de deur, kijkend in mijn spiegel.


2. Een vrij duistere sfeer

Hij hangt in de lucht en wil van geen wijken weten. Niet iedereen kan het waarnemen. Dat is maar goed ook. Stel dat iedereen het gewaar zou worden, dan zou de hel losbreken. En dat willen we niet. Niemand wil dat. Laten we het prettig houden met z'n allen. Vooral niet duister.

De tafelgesprekken gaan nergens over. Over stukjes koe en kalf die op tafel liggen. Erg voor de hand liggend. En dan regent het ook nog. Over slecht weer gesproken. Met de kinderen gaat het goed. Behalve met de vijf die rondom de tafel rennen. In sneltreinvaart. Geen ouder die er wakker van ligt. Ik wel. Het komt op mij erg duister over. Het geluid dat de kinderen maken neemt dramatische proporties aan. De ouders grijpen niet in. Ik wel.

Duistere sferen tekenen zich af in mijn hoofd. Aan de muur in de grote ruimte zie ik geen schilderijen maar kleine kinderen hangen. Aan hun blousehaakjes. De benen bungelen spastisch onder hun kleine lijfjes. Ze maken gelukkig geen geluid. Niet meer. Ze zijn gemonddoekt. De woede staat in hun ogen geschreven. Duister kijken ze de ruimte in. Is er dan geen enkele ouder die ingrijpt? Dit gaat niet goed. Hier moet ingegrepen worden.

De sirene gaat. Het toneelstuk komt ten einde. De kinderen glijden van de muur omlaag en schoppen een voor hun ouders tegen de schenen. De gesprekken over koe, kalf en weer worden voor even verstoord. Alle kindjes krijgen een aai over de bol. Daarna gaan ze vrolijk verder waar ze zojuist mee gestopt waren. Met tikkertje spelen. Rondom de tafel.


3. Heehallo lege bladzij

Niets mooier dan een lege bladzijde. Ik kan er uren naar kijken en verdwalen in het diepe wit. Ik prefereer bladzijden zonder lijntjes. Die zijn veel te dwingend. Woorden vangen tussen horizontale tralies, wie dat ooit verzonnen heeft? Nee, geef mij maar een maagdelijk witte bladspiegel. Laat die mijn hersens maar leegzuigen. De aantrekkingskracht van een lege bladspiegel is magisch. Het verbaast me telkens weer hoe in de krochten van mijn brein de letters en woorden te voorschijn springen. De letters komen elkaar spontaan tegen in de gangen van mijn doolhof en verbinden zich. Het samenspel gaat als vanzelf. Waarom dat zo spontaan gaat is mij een raadsel. Buiten mijn hoofd verbinding zoeken met anderen vind ik moeilijk. Waarom lukt het met taal dan wel. De gesprekken die ik (met) mezelf voer zijn appetijtelijk en vaak vermakelijk. Maar goed dat ik ze opteken zo nu en dan. Als ze in mijn hoofd blijven zinderen wordt niemand blij. Ik spuw ze uit op lege bladzijden en geef ze body. Ik kneed en harnas de letters en woorden die in mij rondzweven. Alle bladzijden vormen straks mijn boek. Een boek om op te vreten. Voor hongerige zielen op zoek naar verhaal.


4. Laat jij je verzorgen?

Ik stink. Helemaal niet erg. Laat maar lekker geuren. Zonder geur geen enkele herkenning. En ik wordt toch graag herkend. Ze moeten mij wel terug kunnen vinden. Iedere dag doe ik mijn best te stinken.

Jij stinkt. Ja, nou en. Dat is niet netjes. Wat kan mij dat schelen. Ik ruik je op een kilometer. Daar ben ik dan heel gelukkig mee. Jouw vinden ze in ieder geval altijd terug.

Hij stinkt. Dat weet ik. Wat doen we eraan? Ach, laat toch lekker stinken. Opdat ze hem tijdig kunnen vinden. Ja, opdat ze hem tijdig kunnen vinden. Dat noem ik nog eens iemand goed verzorgen.


5. Lucifers

Eerst moesten ze een boom vangen. Zonder boom was er geen beginnen aan. Maar waar haalden ze een geschikte boom vandaan. Gewoon van de straat, of uit een bos. De bomen in de straat waren gelouterd. Zij kenden de verhalen uit de buurt en ze roken iedere hond van grote afstand, inclusief het bijbehorende baasje. De bomen in het bos waren veel vrijer. In de meeste gevallen was zelfs sprake van wildgroei. Hun takken waren van veel grotere omvang. Die in de straat werden met grote regelmaat gesnoeid. Dat bood meteen voordelen. Een regelmatige groei en geknot in de juiste proporties maakte de verwerking veel makkelijker. Een boom uit de straat zou het dus worden.

De werkers smeden een plan hoe ze de boom het beste konden vangen. Maar eerst moesten ze nog bepalen welke boom. Eentje aan het begin van de straat, in het midden of aan het eind? Op zich maakte het niet zoveel uit. Ze waren vrijwel gelijktijdig geplant. Het enige verschil tussen begin, midden en eind van de straat was de windrichting, een niet te onderschatten omgevingsfactor voor een boom. Die aan het eind van de straat stond in het noorden. Die aan het begin in het zuiden. De middelste stond noord-zuid of zuid-noord, afhankelijk van de toenadering. De werkers kozen de eindboom. Noordhout was veel beter te verwerken. Had veel meer regen gehad en niet te veel zon. Dat kwam de taaiheid ten goede.

Een juiste en doordachte keuze van de werkers. De vangst van de boom was a piece of cake. De boom was er aan toe gerooid te worden. Hij bleef geduldig staan, totdat ze aan zijn wortels kwamen. Dat kietelde. Hij sloeg met de weinige takken die hij nog had flink om zich heen. De werkers konden ze maar net ontwijken. Snel legde ze de boom om. Ze konden alle takken namelijk goed gebruiken. En die moesten er zo lang mogelijk aan blijven zitten. Dat was beter voor het verwerkingsproces.

Op de werkplaats werd eindboom snel door de mangelmolen gehaald. Ontschorst lag ie kaal te bibberen op een grote snijplank. De messen deden snel hun werk en hakten de boom, inclusief zijtakken in hele kleine mootjes. Tot slot werden de mootjes gedoopt in rode zwavel. Rood, want dat verdiende de eindboom. Daarna werden de mootjes begraven in kleine kistjes. Op de kistjes werden nog wat mooie vogels geschilderd. De mootjes waren klaar voor een tweede leven. Een leven dat in korte tijd weer uitgeblazen werd. Door verhitting voor eeuwig gecremeerd. Ashes to ashes. Dust to dust.


6. In het ziekenhuisbed

Ramen, deuren, auto's, kinderen, dieren, mensen, alles vliegt in sneltreinvaart aan mij voorbij. Ik durf me niet op te richten en druk mijn hoofd hard in het kussen. Wat is er aan de hand? Ik probeer me te focussen op de wolken maar zelfs die lijken te vliegen. Alles wat een gezicht heeft kijkt verschrikt. Waar maakt iedereen zich zo'n zorgen over? De wereld is toch om van te houden. Schrik en angst zijn nergens voor nodig. Een man met een mondkapje buigt zich over mij heen. Bent u er klaar voor? Twaalf ogen kijken mij verbaast aan zodra ik antwoord. Ik ben er klaar voor.

Maar wij niet. Ik krijg een plastic kapje op en in no time keert er rust in en om mij. De monden onder de twaalf ogen waren aanvankelijk wit gesluierd. Nu dragen de gezichten ineens zwoele rood gestifte lippen. Ergens op de achtergrond klinkt exotische muziek. Het spul dat ik inhaleer doet mij goed en ik besluit nog eens diep te inhaleren. De vrouwen voor mij beginnen nu te dansen en ik dans mee. Langzaam dein ik uit de kamer en uit mijn hoofd.

Drie weken later word ik wakker. Het eerst wat ik murmel is: Waar zijn die vrouwen? Een paar ogen kijkt me waterig aan. De mond eronder fluistert zacht: Gelukkig, je bent er weer!


7. Leren handwerken

Het leer sluit nauw rondom de vingers. De handwerken voelen zacht en warm aan. Zes maanden heeft de chirurg erover gedaan. Zijn werk zit erop. Ik kan de vingers nog niet bewegen. Daarvoor is eerst therapie nodig. Vingertherapie. De zenuwen en spieren zijn wel aangesloten maar werken niet naar behoren. Met engelengeduld en veel, heel veel training ben ik straks mogelijk in staat om weer handen te schudden. De fijne kneepjes volgen later.

Langzaam schrijf ik de geschiedenis terug. Niet met mijn handen maar in gedachten. De overlevering en ervaring vertelt mij dat mijn vingervaardigheid voorheen van grote klasse was. Als meesterharpist kan dat ook niet anders. Zes maanden geleden vielen al mijn vingers op de grond. Op het moment suprême lieten zij plots los. Bach draait zich om in zijn graf. Daarvoor had hij dit muziekstuk niet geschreven. Niet voor de harp. Wel voor de zingende zaag. Dat wel. De snaren van de harp gaven dan ook niet echt soepel mee. De voorgeschreven horizontale repetitieve strekking van alle vingers op het snaarblad had ik verkeerd geïnterpreteerd. Dom, dom, dom. De harp plooide zich naar de voorgeschreven muziek en beet zich in mijn vingers. Ik reageerde te laat. De vingers vielen in stompjes op de grond. Er viel niets meer te redden. De snaren hadden dusdanig hun werk gedaan dat er niets maar dan ook niets meer te hechten viel.

Het enige dat mij als meesterharpist nog restte was opnieuw te leren handwerken. Opnieuw leren handwerken met op maar gemaakte leren handwerken. Hoe dubbel.

8. Aan boord gaan

Ik mag de boot niet missen. Niet weer. Snel stap ik in, aan, op boord. Whatever. Kantje boord, want ik vla bijna in het water. Niet doen zei ik nog. Veel te gevaarlijk. De orka's kijken me wat bozig aan. Daar gaat hun lekkere hapje. De kapitein haalt de loopbrug op. Alleen degenen die over water kunnen lopen zijn nog welkom. Niemand dus. Wie kan er nu over water lopen? Arie Boomsma? Nee, ook die kan het niet.

Missie geslaagd. We zijn in, aan of op boord. Niemand heeft de boot gemist. Die ligt onder ons. Mochten we de boot deze reis nog gaan missen dan heeft dat niet te maken met de boot maar met ons. Het soort bootreisjes waar ik mij mee inlaat ontaarden vaak in drinkgelag. Op een boot kun je meestal geen kant op, wat moet je dan anders. Van boord gaan? Ok dacht het niet. Daar liggen de orka's al op wacht. We maken van de bootreis dan ook geen snoepreis.

Al gauw verdwijnt de boot onder ons. We missen hem niet. Gezangen worden aangeheven, onder de vlag in top. Het is nu zaak om alles en iedereen binnen, in, op, of aan boord te houden. Dat lukt. Uitgezonderd een meisje. Dat raken we al snel loos. Stuurloos flikkerde ze over bakboord. Na een halve fles jenever. Zelfs de orka's raakten heel even het paadje kwijt. Het werd hen heel eventjes zwart voor de ogen.

De terugreis maken we ook weer mee zonder bont. En ook nu missen we hem niet. We zweven over het water op benzine en op jenever. Nee, nee, in benzine, in jenever. We houden uit verveling nog een wedstrijdje vuurspuwen. Met de mond, niet met de ogen. En dat, dat hadden we nu net niet moeten doen. Bij moord en brand een boot missen is niet echt handig.

9. Uitstelgedrag

Wacht. Nog heel even. Ik ga me eerst even aankleden. Wat zeg ik. Eerst even douchen. Ben best wel moe. Ik besluit op bed te gaan liggen. Een droom overvalt mij. En nog een. Een nat washandje maakt me wakker. Waar ik blijf? Ik douch. Ik kleed me aan. Heb moeite met het kiezen van de kleren. Ik wissel zes keer van outfit. Nog ben ik niet tevreden. Uiteindelijk houd ik me bij mijn eerste keuze. De spiegel fronst. Snel gooi ik een handdoek over hem heen. Anders kom ik echt te laat.

Voordat we gaan check ik alle ramen en deuren. Is het gas uit? Zal ik toch niet even eerst al het vuilnis verzamelen en alvast klaarzetten? Onderwijl zet ik ook nog even alle planten bij elkaar. Wel zo makkelijk voor het water geven. Shit, nu moet ik ook nog naar het toilet. Het laatste blaadje. Ik trek met een vies gezicht mijn broek op tot net over mijn knieën en strompel de gang op. In de gangkast vind ik gelukkig nog een rol. Maar goed dat ik nog even ga. Blij dat ik dat niet even heb uitgesteld. De volle toiletrol heeft een laxerende werking op mijn darmen en sluitspier. Net op tijd vinden mijn billen de bril. In de auto zitten kinderen en vrouw ongeduldig met verbeten gezichten op mij te wachten.

Tanken, ja, dat moet ook nog even gebeuren. En banden oppompen. Waar heb ik nu de gebruikershandleiding ook alweer gelaten? Thuis. Omdraaien dan maar. Op,de tafel zie ik ook nog mijn paspoort liggen. Hoe kan ik dat nu vergeten? Op de A1 raken we in de file. De trein nemen gaat niet meer. Waarom heb ik in hemelsnaam ook alles tot het laatste moment uitgesteld. Het vliegtuig gaat in rook op. Amsterdam wordt onze nieuwe bestemming. Voor het derde rij op jaar. De apen in de zoo worden oud.

10. Het mooiste standbeeld

Nog nooit heb ik zo'n mooi standbeeld aanschouwd. En het grappige is dat ik zo'n beetje de enige ben die dat ziet. De schoonheid van dit beeld. De meeste mensen lopen er onwetend omheen. Het lijkt wel of ze het niet willen zien. De andere standbeelden zijn natuurlijk veel imposanter, dat begrijp ik. Maar toch, dit standbeeld slaat in mijn ogen alles. De kunstenaar die dit gemaakt heeft verdient een grote pluim. Ha, ha. De pluim op het standbeeld mag er ook wezen. Hij prijkt fier op het hoofddeksel van de keizer. Prachtig hoe de kunstenaar dit heeft weten te verbeelden. Er is dan ook zichtbaar sprake van een trotse keizer. Jammer dat de keizer het standbeeld zelf nooit heeft kunnen zien. Het staat overigens op een mooie plek. Vlak voor het paleis. De rest van de beelden in de beeldentuin verbleken bij dit mooie exemplaar. Het staat prachtig opgenomen in zijn natuurlijke habitat. De keizer hield van zijn beeldentuin. Nu is hij er zelf in opgenomen. Het zou hem nog trotser maken dan dat de kunstenaar laat zien. Hoe aanschouwelijk de kunstenaar het dan ook voor elkaar heeft gekregen. De trots van de keizer is onmetelijk. En dat zal hij ook blijven. De kunstenaar heeft goed gebruik gemaakt van de nieuwste technieken. Hier is duidelijk sprake van 3.0 beeldhouwkunst. Het kleurgebruik, de lichtinval, de maatvoering, de plasticiteit, alles klopt. Het bordje onder het standbeeld vind ik alleen een beetje overbodig. Verboden aan te raken. Dat spreekt voor zich. Er valt niet zoveel aan te raken. De kunstenaar heeft nochtans zijn opdracht serieus genomen en ver doorgevoerd. Daarmee heeft hij de keizer, de kijker en zichzelf overstegen. De vrije vertaling van de onzichtbare kleren van de keizer naar de onzichtbare keizer werkt louterend en bevrijdend. Er is niets, maar dan ook niets overbodigs toegevoegd aan dit prachtige kunstwerk van gebakken lucht.

11. Een avontuur dat je dolgraag zou beleven

Graag zou ik een dag in mijn leven een grasspriet willen zijn. Heerlijk lijkt me dat. En dan als het even kan op een zomerse dag, met een klein zwoel zomerbriesje. Waar dat maakt me niet zoveel uit. Het mag zelfs in mijn eigen tuin. Waarschijnlijk het minst gevaarlijk ook. Stel je voor dat ik grasspriet zou zijn in een weiland vol met koeien. De angst om vermalen te worden zou hevig zijn en mijn plezier meteen bederven. In een wei met paarden vind ik ook wat minder. Soms krijgen die beesten het op de heupen en draven door. Ik zou zo maar vertrapt kunnen worden. Nee, laat mij maar lekker beschut en begrensd, in de warme zon wat uitwaaien in mijn eigen tuin. De enige schrik die ik dan kan vrezen is een losse flodder in mijn nek van een vogel. Laat het in dat geval een heggenmus zijn. Dat kan ik wel behappen. Een heel avontuur zou ik het vinden. Een dag lang mezelf een grasspriet voelen. Saai? Helemaal niet. Er gebeurt van alles in het gras. Maar je moet het wel willen zien. Zo dwalen er veel verloren gedachten rond. Spannend om die te ontcijferen. Tranen worden er ook vaak gevloeid. Tranen van gemiste kansen. Waar die vandaan komen? Hoe ik dat weet? Nou, ik heb wel eens een dagje in het gras gezeten en de natuur in zijn waarachtige verschijning nauwkeurig aanschouwd. Dan zie je het allemaal vlak voor je gebeuren. De vogel die de worm maar niet weet te vinden en honger heeft. En omgekeerd. De worm die maar niet op tijd diep de grond in weet te duiken, bij het aanstormen van een gulzige merel. Het zijn avonturen op leven en dood. Ze gaan vaak gepaard met groot verdriet. Niet dat ik nu als grasspriet zit te wachten op deze gruwelen. Nee hoor. Niets mis met het zonnebaden van mijn lange groene lijf in een zwoel windje. Voor mij genoeg avontuur. Niemand die me stoort. En dat ondanks een oerwoud aan gezelschap. Waar maak je dat nog mee?

12. Science fiction

Zodra je Engelse ingeburgerde woorden letterlijk naar het Nederlands vertaald krijgen ze iets absurds en gelijktijdig ook aandoenlijks. Neem als bijvoorbeeld maar eens science fiction. Fictieve wetenschap. Hoe absurd is dat? Wetenschap die fictief is? Wat een tegenstrijdigheid. Wetenschap wil hoe dan ook bewezen worden. Als het niet bewezen kan worden bestaat het niet. Dan is ie bij voorbaat fictief. Nee. Ook fout. Fictief laat nog ruimte. In gedachten kan het dan nog wel bestaan. En zo ver wil een echte wetenschapper echt niet gaan. Tot in detail, tot honderd cijfers achter de nul moet het kloppen. Gestaafd met voor-, midden- en liefst ook na-onderzoek. Fictieve wetenschap is absurd, bestaat niet. Fictief vind ik nog iets aandoenlijks hebben. Het werkt verzachtend. Ach, het is maar fictief. Het bestaat alleen in gedachten, niet echt. Het klinkt zelfs aandoenlijk. Spreek het maar eens zachtjes, haast fluisterend uit. Voel je de zachte f over de lippen glijden. Fijn toch? De Engelstalige versie is veel ruwer. Dat komt door de inburgering en de vanzelfsprekendheid van het begrip. Het krijgt meteen een bijwerking een bijklank. Science fiction. Saaiens fiksjen. Meteen denk je aan iets buitensporigs, iets buitenaards. En dat wat buiten de aarde gaat dat is vreemd. Science fiction fonetisch geschreven heeft iets Fries. Ook buitenaards. Maar dat terzijde. Maar wat als we het begrip nu eens loskoppelen van zijn ingeburgerde betekenis. Wat als we Science fiction een compleet andere betekenis geven. Lukt niet. Gaat niet. Je komt er als vanzelf weer bij terug. Dat is pas scary. In het Engels, heel erg eng. In plat Nederlands scharrig. Wat wil dat nu zeggen? Niets. Beangstigend gewoon.

13. Klapstoelen

Ooit aangevallen door klapstoelen? Nou, ik wel. Onlangs nog bij de IKEA. Nou ik heb ze er van langs gegeven hoor. Wat een rot stoelen. En ze hebben het allemaal. Ik lieg niet. Ik heb er verschillende uitgeprobeerd en ze reageren allemaal hetzelfde. Wat een brutaliteit. Het begint meteen al bij de eerste zit. Je klapt de stoel uiteen en hij klapt meteen terug. Je krijgt de tijd nog geeneens om te gaan zitten. Voordat je zit heb je de eerste klappen al ontvangen. Wil je vervolgens opstaan dan straft de stoel onmiddellijk. Hij wil niet dat je opstaat. Heb dat dan door. Hup, weer een vervelende klap tegen je kont. Als je niet uitkijkt twee. Nee, ik heb het niet op klapstoelen van IKEA. En zeker niet die stoelen die je in elkaar moet zetten met een inbussleutel. Hoedt u voor dit soort stoelen. Ze laten niet meer los. Nooit meer. Maar dan klappen ze toch ook niet meer? Dat zou u denken. Blijf voor de aardigheid maar eens vijf minuten lang op een IKEA klapstoel zitten. Binnen vijf seconden, let wel, binnen vijf seconden klapt deze al uit zijn school. De IKEA stoel onthoudt namelijk alles. Echt waar. Alles. Wie erop gezeten heeft, hoelang, of ie kouden of warme billen had en erger nog, hij onthoudt ook nog eens de gesprekken. Die houdt hij ook niet voor zich. De klapstoel doet zijn naam eer aan. Hij klapt uit de school zodra er iemand op gaat zitten. Eigenlijk zouden we die klapstoelen, klapscholen moeten noemen. Maar dan wordt het erg verwarrend. Want wie laat zijn kinderen nu les volgen op een klapschool. Nee dan toch liever een klapstoel. Maar liever niet ban IKEA.


14. Wat hangt er aan de muur?

De kat van mijn broer hangt aan mijn muur. Het is een prachtig gezicht. Een roze lijf en rode poten. Geen rosse maar een roze kater. Hij heeft geen naam. Nog niet. Rossi zou wel mooi zijn. Een Italiaanse kater. Hoor hem eens snorren. Gelijk een snorfiets. Ik kan hem ook,nog Solex noemen. Een kar die Solex heet. Geweldig toch? Nee, toch liever Rossi. Ik zit alleen in dubio. Rossi van de motors of Rossi van het voetbal. Kent u hem nog? Die met die lange benen en zijn goddelijke lijf. Hij viel in goede aarde bij zowel de mannen als de vrouwen. Jet schijnt zelfs dat het kijkcijfers behoorlijk stegen zodra Rossi met de Azzurri op TV verscheen. Het vreemde bij kijkcijfers vind ik dan weer hoe ze dan de aantallen doorrekenden. Hoe wisten ze nu dat man en vrouw op de bank TV zaten te kijken? Nattevingerwerk waarschijnlijk. En de kinderen, tellen die ook mee?
Ik hou het maar beter bij Rossi de motorcoureur. Zo'n strak leren pak is ook niet mis. En ja hoor. Zowel voor de mannen als vrouwen. Stoer en geil. De snelheid van het leer. De leren pijpen. Het leren pijpen. Een lidwoord van verschil. De kat van mijn broer heeft gevochten. Hij knijpt een oogje dicht. Het liefst wil ie tegen de muur omhoog springen. Gelukkig houdt een lijst hem in bedwang.,het zou zo maar vlekken kunnen geven. Op mijn witte muur. En dat willen we niet.

15. Voorjaarsmode

Hij draagt een jasje van vers geplukt jong groen blad. Zij een jurkje van asperges. De schoenen komen vers uit de kast. Ze hebben een winter lang geen licht gezien. Blij glanzen ze in de voorjaarszon. Het is best nog frisjes buiten. Hij draagt een pet van reclame folders en zij een hoedje van papier. Het kleurpalet dit jaar is veel. Veel kleuren in de vreemdste combinaties. Alles mag. Niets vloekt. Wat een verzuchting. Want wie onderscheidt zich nu. En hoe? Bloot. Dat is wellicht de beste optie dit jaar. Voorjaarsbloot. Zowel de binnen als de buitenkleding. Zowel voor man en vrouw. De Adam en Eva look. Hij is overal verkrijgbaar. Hangt overal in de winkel. Zowel bij de Zeeman als bij Dolce Vita. Bij de laatste is ie alleen wat duurder. Wat maakt het uit. Laat je toch gewoon onopvallend het prijskaartje ergens bungelen. Aan je billen of decolleté. Of beter nog, aan je kruis. Voor het onderscheidend vermogen.